In de Somalie-regio - Hoofdinhoud
De zaterdag is geen vrije dag voor onze delegatie! En dus ook niet voor ambassadeur Hennekens en zijn mensen, die ons steeds op een voortreffelijke manier met raad en daad terzijde staan.
Al om half zeven gingen we vanmorgen met een klein vliegtuigje de lucht in, op weg naar Jijiga, een stad in de Somali-regio. Het was nog ruim anderhalf uur vliegen. Allereerst brachten we een beleefdheidsbezoek aan de president van deze regio. Het gesprek kreeg nog even een wat gespannen lading, toen hij forse beschuldigingen uitte aan het adres van het Rode Kruis. Als delegatie hebben we daar uitdrukkelijk afstand van genomen.
Aansluitend werden we met terreinwagens van de Verenigde Naties over de stoffige weg vervoerd naar het vluchtelingenkamp ‘Teferi Ber’. Onderweg was er genoeg te zien: zeer eenvoudige dorpjes, pakezels en kamelen, en niet te vergeten een reusachtig schildpad!
Op het vluchtelingenkamp zelf werden we op een hartelijke, overweldigende manier ontvangen door de bewoners van het kamp. Ruim zevenduizend mensen, die door de onlusten het nabijgelegen Somalië ontvlucht zijn, zijn hier de afgelopen tijd terechtgekomen. Met spandoeken, en toespraken en liederen, maakten zij duidelijk welke zorgen zij zich over de toekomst maakten, en riepen zij de hulp van Nederland in. Al met al liet het bij mij vooral een verdrietig gevoel na. Je wordt met de neus op allerlei schrijnende feiten gedrukt, terwijl je aan de andere kant ook een zekere machteloosheid voelt. Natuurlijk, wij kunnen financieel bijdragen aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, die verantwoordelijk is voor deze kampen. Nederland draagt hier ook stevig aan bij. Maar dan nog blijft er een zee aan menselijk leed over. Na afloop hadden we nog even een korte ontmoeting met een aantal Verenigde-Naties-mensen, en met een medewerker van ZOA-vluchtelingenzorg, die hier buitengewoon nuttig werk verricht om het leven in de kampen zo draaglijk mogelijk te maken.