Terug uit Uruzgan

Met dank overgenomen van C.G. (Kees) van der Staaij i, gepubliceerd op vrijdag 31 augustus 2007.
Terug uit Uruzgan
Bron: Blog Kees van der Staaij

maandag 27 augustus

Vandaag naar Afghanistan! Met een delegatie uit de kamercommissie voor Defensie gaan we de komende dagen de Nederlandse militairen bezoeken. Horen en zien hoe het hen vergaat. Doel is ook om indrukken op te doen die ons kunnen helpen bij de besluitvorming over een eventuele verlenging van de missie naar de provincie Uruzgan na augustus 2008. Terwijl ik mijn koffer aan het pakken ben, gaat de telefoon. De griffier van de kamercommissie brengt droevig nieuws. De 30-jarige Nederlandse sergeant Rosier is de afgelopen nacht om het leven gekomen bij de inspectie van een bermbom. Vreselijk! Het bericht raakt me erg, zeker nu het zo persoonlijk wordt ingekleurd. Rosier was ook een zoon, echtgenoot, vader. Ons meeleven gaat naar hen uit.

Rond half negen ’s avonds vertrekken we met een militair vliegtuig vanaf Eindhoven richting de hoofdstad Kabul. Aan boord lees ik nog wat over de geschiedenis van Afghanistan. Huiveringwekkend hoe de afgelopen decennia door bloed en tranen worden getekend. Wat heeft een Afghaan van mijn leeftijd al niet meegemaakt? Hij heeft heeft eind jaren zeventig de Russische tanks zien binnentrekken. Een bloedige burgeroorlog meegemaakt, het uiteenvallen van het land. Het gruwelijke Talibanbewind, dat de bevolking onderdrukte en terrorisme ondersteunde. Het verdrijven van de Taliban na de aanslagen van 11 september 2001 en de onrustige periode die daarop volgde. Onvoorstelbaar.

dinsdag 28 augustus

De zon schijnt fel in Kabul, als ons vliegtuig landt. Mijn horloge beweert nog dat het drie uur ’s nachts is. Hier is het echter al 2,5 uur later. Gelukkig heb ik nog wat kunnen slapen in het vliegtuig. We hebben een stevig programma voor de boeg, te beginnen met een aantal gevarieerde en boeiende gesprekken over veiligheid en wederopbouw. De Australische minister van Defensie beklemtoont dat eenvoudige en snelle oplossingen niet voorhanden zijn: we hebben een lange weg te gaan. Er zijn hoopvolle ontwikkelingen, zo maakt een Afghaanse minister duidelijk: er wordt bijvoorbeeld ernst gemaakt met het opzetten van scholen. Van een Afghaanse generaal horen we welke inzet wordt gepleegd voor uitbreiding en training van het leger. Maar mooie plannen alleen zijn niet genoeg. De drugsproblematiek is immens, de papaverproductie blijft maar groeien. Corruptie is een wijdverbreid kwaad en voor een goed bestuur is nog heel wat nodig. Niet alleen de kansen, maar ook de problemen komen helder op tafel.

Rond het middaguur vliegen we door naar het Zuiden, Tarin Kowt. In Afghanistan was ik al twee keer eerder geweest, maar het is de eerste keer dat ik voet aan de grond zet in Uruzgan. Het is er stoffig. En warm, zeker met scherfvest en helm. Op de Nederlandse basis zetten de Nederlandse militairen met voorbeelden uit de praktijk overtuigend de zogenaamde 3-D benadering uiteen. Zowel Defensie, Development (ontwikkeling) als Diplomatie is nodig. Opbouwen waar het kan, vechten waar het moet. Opbouwen of vechten is een vals dilemma!

Ik ervaar het als verrassend en bemoedigend dat ook in informele gesprekken allerlei militairen zich zo positief uitlaten over de missie. ”Ja, we zien vooruitgang, al gaat het langzaam. De burgers komen meer naar ons toe, we beginnen het gebied en de mensen beter te kennen.”En: “ Nee, het werk is hier echt niet geklaard in twee jaar.” Van christen-militairen hoor ik hoe fijn zij het vinden dat ze hier op zondagmorgen een kerkdienst kunnen bijwonen. Bidden om wijsheid, kracht, bescherming bij het werk, om vrede voor Afghanistan.

woensdag 29 augustus

Woensdagmorgen vertellen de Australiërs met wie we in Uruzgan het werk doen, ons over de wederopbouwprojecten. We kijken rond in een trade-trainingsschool, waar jonge Afghanen driftig aan het verven zijn.

Al snel is het tijd om naar Kandahar te vliegen, de tweede stad van Afghanistan. Hier spreken we met de regionale militaire leiding van Isaf, de internationale troepenmacht in het Zuiden van Afghanistan. Onder andere met kolonel Jobse, die een paar weken geleden nog door het Nederlands Dagblad is geïnterviewd.

We krijgen helder op het netvlies hoe de Taliban ook een venijnige informatie-oorlog voert: ze misbruiken zelf onschuldige burgers als menselijk schild, en spreken vervolgens overal kwaad over ISAF-troepen dat zij onschuldige burgers treffen. Walgelijk!

Nederlandse mariniers waarmee ik later op de dag een praatje maak, waarschuwen voor een te grote terughoudendheid bij militaire acties. Zij wijzen op de keerzijde: als we gevaarlijke Talibanfiguren maar laten lopen uit angst om burgerslachtoffers te maken, kunnen ze ons morgen in een hinderlaag laten lopen. Dat is wel de andere kant van de medaille! Ik beloof die zorg in de Kamer uitdrukkelijk aan de orde te stellen.

Nadat we op de Nederlandse basis nog zijn rondgeleid, vliegen we in de loop van de middag weer terug naar Kabul. Op de Nederlandse ambassade vervolgen we ons programma. We ontmoeten hier de gouverneur van Uruzgan, Munib, en horen de verhalen van hulpverleners die in het gebied actief zijn. Een waardevolle inkleuring van het beeld. Aansluitend dineren we nog, onder meer de ambassadeurs van Canada, Engeland en Australië

donderdag 30 augustus

Het zit er al weer op. We gaan weer terug naar Nederland. Bijzonder is dat met dit vliegtuig ook het stoffelijk overschot van de overleden sergeant meegaat. We nemen deel aan een indrukwekkende ceremonie. De aangetreden militairen vormen een erehaag bij het vliegtuig en brengen de eregroet. Zo wordt de kist het vliegtuig ingedragen. Vanuit de trompet klinkt de Last post. Ontroerend. De broer van de omgekomen sergeant, zelf ook militair, reist mee terug. Het moet voor hem wel een heel zware vlucht zijn.

We hebben een lange vlucht, met tussenstops in de Verenigde Arabische Emiraten en op Kreta. Volop tijd om ook nog wat na te praten en na te denken over het leerzame en boeiende programma van de afgelopen dagen. Meer dan ik tevoren had verwacht, helpt het ook bij de meningsvorming over de verlenging. Ik ben daar veel positiever over gaan denken. Er zijn sterke redenen om te blijven, verder te werken aan het leggen van een fundament voor veiligheid en wederopbouw. Het is een belangrijke en doordachte missie waar we welbewust verantwoordelijkheid voor hebben genomen. Voor de toekomst van de Afghanen daar, maar ook voor onze veiligheid tegenover terrorisme hier. Dat geldt nog steeds.

Twee jaar is gewoon te kort. Er groeien geen wonderbomen in Uruzgan. Maar er is wel een voorzichtige positieve lijn zichtbaar: scholen worden gebouwd, bruggen gelegd, er worden Afghanen opgeleid voor leger en politie om zelf in Uruzgan aan de veiligheid bij te dragen. Weggaan zou de weg terug openen voor de onderdrukking door de Taliban.

Maar verlenging kan niet zomaar. Harde voorwaarde is dat er ruim voldoende geld beschikbaar is, omdat de slijtageslag onder het materieel veel groter is dan voorzien. Ook de uitzenddruk is voor sommige militairen erg hoog: het zou goed zijn als nog een ander land zijn schouders er onder zou kunnen zetten. De opbouw van het Afghaanse leger en politie moet wel goed doorgezet worden. Kortom: een ‘ja-mits’ houding. Dat alles in het besef, dat wij als politici daarover spreken, maar het uiteindelijk het de militairen zijn die daadwerkelijk het gevaarlijke werk verrichten. Meer dan ooit hebben we dat tijdens deze terugvlucht beseft.

Reageren? c.vdStaaij@tweedekamer.nl