Akiva Orr staat aan de kant van de onderdrukten - Hoofdinhoud
(Juliano Mer Khamis tussen de jonge spelers van zijn laatste productie, Alice in Wonderland)
“Tegenwoordig zijn we te oud om elkaar tegen te komen op demonstraties. We komen elkaar tegen op begrafenissen”, schrijft Akiva Orr. Hij is tachtig. Jood. Israëli. Communist. (De kleine communistische partij in Israel, Hadash, is de enige in Israel die gemengd is, Palestijnen en joden.)
Hij schrijft over de dood van Juliano Mer-Khamis, (hier) de belichaming van de hoop, de hoop blijft ontheemd achter nu zijn lichaam is begraven op de kibbutz, naast zijn moeder Arna. Juliano’s vader was een communist, een christelijke Palestijn, en Juliano is, was, naar eigen zeggen honderd procent jood en honderd procent Palestijn. Op zijn begrafenis waren 800 mensen aanwezig, tweederde Palestijnen, eenderde joden. Daar kwam Orr zijn oude vrienden weer tegen, de vrienden die nog leven. Die kleine groep van mensen die het nooit opgeven, die niet accepteren dat hun wereld wordt opgedeeld in vriend en vijand, op grond van hun identiteit. Zoals Juliano dat ook niet kon, aangezien de grens van identiteiten dwars door zijn lichaam, zijn geschiedenis, zijn bestaan liep. En hij niet koos voor aan identiteit, maar als kunstenaar stond aan de kant van de onderdrukten. En er waren veel die dat niet verdroegen: of dat nu de Israeli’s waren die moeten rechtvaardigen waarom de Palestijnen onder hun bezetting moeten leven, of de Palestijnen die hun kinderen niet de vrijheid gunnen.
Maak kennis met Akiva Orr, op het filmpje. Daar vertelt hij dat hem wel eens gevraagd werd waarom hij als joodse Israeli voor de kant van de Arabieren kiest. Ik kies niet voor de Arabieren, zei hij, ik kies voor de onderdrukten, en de Arabieren worden onderdrukt. En als er een zijn vrouw onderdrukt, dan kies ik voor haar. Niet omdat ze een vrouw is, maar omdat ze onderdrukt is. En als ze haar kind slaat, dan kies ik voor dat kind. Omdat dat kind onderdrukt is.