Brief regering; Voorlopige Lijst Unesco Werelderfgoed Koninkrijk der Nederlanden 2010 - Werelderfgoedlijst - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 32725 - Werelderfgoedlijst.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Werelderfgoedlijst; Brief regering; Voorlopige Lijst Unesco Werelderfgoed Koninkrijk der Nederlanden 2010 |
---|---|
Documentdatum | 07-04-2011 |
Publicatiedatum | 07-04-2011 |
Nummer | KST327251 |
Kenmerk | 32725, nr. 1 |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2010–2011
32 725
Werelderfgoedlijst
Nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal.
Den Haag, 4 april 2011
In november 2010 bood mevrouw Leemhuis-Stout, voorzitter van de commissie Herziening Voorlopige Lijst werelderfgoed, staatssecretaris Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en mij het advies «Uitzonderlijk en universeel, Voorlopige Lijst Werelderfgoed Koninkrijk der Nederlanden» aan.1 In het advies stelt de commissie dat elf Nederlandse erfgoederen van uitzonderlijk universele waarde zijn. Met deze brief informeer ik u over de achtergronden van dit advies en over mijn reactie hierop.
Werelderfgoed
Het Koninkrijk der Nederlanden ratificeerde in 1992 het Werelderfgoedverdrag van UNESCO. Hiermee gaf Nederland aan zich te willen inzetten voor de bescherming van natuurlijk en cultureel erfgoed van uitzonderlijke universele waarde. Het kreeg ook de mogelijkheid om zelf voordrachten te doen voor de Werelderfgoedlijst. Het Werelderfgoedcomité van UNESCO, het bestuursorgaan van het Werelderfgoedverdrag, besluit uiteindelijk of een voorgedragen erfgoed een plaats krijgt op de Werelderfgoedlijst. Het comité stelt hoge eisen aan de onderbouwing van de uitzonderlijke universele waarde van het erfgoed en aan het draagvlak en draagkracht voor instandhouding door de beherende overheden en eigenaren. Inmiddels staan negen erfgoederen uit Nederland en Curaçao op de Werelderfgoedlijst. De laatste twee jaar zijn het natuurgebied de Waddenzee en het stedenbouwkundige ensemble van de Amsterdamse grachtengordel door het Werelderfgoedcomité opgenomen op de lijst. Een Nederlandse plaats op de Werelderfgoedlijst betekent veel. Het is een wereldwijde erkenning van de culturele en natuurlijke waarde van een gebouw, plaats of gebied. Werelderfgoed vertelt de wereld het verhaal van de Nederlandse geschiedenis en het verhaal van Nederland in de wereldgeschiedenis. Het is ook een bekroning op een jarenlang zorgvuldig beheer van het erfgoed door bewoners, bestuurders en gebruikers. Werelderfgoed vergroot de bekendheid en versterkt de toeristische aantrekkingskracht. Werelderfgoed maakt trots. Het is voor Nederland een grote eer om namens de wereldgemeenschap te zorgen voor het behoud van dit erfgoed.
Voorlopige lijst Werelderfgoed
Om voordrachten te kunnen doen voor de Werelderfgoedlijst dient een lidstaat te beschikken over een Voorlopige Lijst werelderfgoed. Dit is een selectie van natuurlijke en culturele erfgoederen die een lidstaat wil voordragen voor de Werelderfgoedlijst. Het Werelderfgoedcomité vraagt lidstaten hun Voorlopige Lijst elke tien jaar te heroverwegen. In 2007 kondigde mijn ambtsvoorganger de herziening van deze lijst aan (Tweede Kamerstukken 2006/2007 28 989 nr. 46). Hiertoe werd de genoemde commissie ingesteld. De commissie is gevraagd te adviseren over een Voorlopige Lijst die beperkt van omvang is, aansluit op de uitgangspunten van UNESCO en die het natuurlijke en culturele erfgoed van het Koninkrijk der Nederlanden adequaat vertegenwoordigt. Daarbij diende specifiek aandacht te worden besteed aan natuurlijk erfgoed en mixed sites (erfgoederen met zowel culturele en natuurlijke waarden), aan erfgoederen in het Caribisch deel van het koninkrijk en aan gezamenlijke voordrachten met andere lidstaten. De commissie is verzocht kandidaaterfgoederen te toetsen op draagvlak bij de betrokken overheden, beheerders en eigenaren voor opname op de Voorlopige Lijst en voor de instandhouding van het erfgoed.
Advies commissie
De commissie stelt in haar advies (www.voorlopigelijst.nl) dat elf erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde zijn. Het gaat om het Bonaire Marine Park, het Eise Eisinga Planetarium in Franeker, de nederzettingen Veenhuizen, Frederiksoord en Wilhelminaoord van de Maatschappij van Weldadigheid in Drenthe, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Noordoostpolder, het Plantagesysteem West Curaçao, het Sanatorium Zonnestraal in Hilversum, het Teylers gebouw in Haarlem, de Van Nellefabriek in Rotterdam, de Romeinse rijksgrens Limes en het eiland Saba. De Limes en het eiland Saba nemen in het advies een bijzondere positie in. De commissie is van mening dat deze erfgoederen weliswaar van uitzonderlijke universele waarde zijn, maar adviseert om extra te investeren in draagkracht en draagvlak voor instandhouding.
Reactie op het advies
De Commissie Herziening Voorlopige Lijst werelderfgoed stond voor een uitdagende opgave. Uit de rijke verzameling van culturele en natuurlijke erfgoederen uit Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland moest zij een selectie maken van erfgoederen die vanuit internationaal perspectief van waarde is. Het gaat bij werelderfgoed immers om erfgoederen die zich kunnen meten met de wereldtop. Op een heldere wijze beschrijft de commissie hoe ze tot haar keuze is gekomen. Het afwegingskader van de commissie is eenvoudig, transparant en doelgericht.
De commissie besteedde in haar selectie veel aandacht aan de criteria uitzonderlijke universele waarde en aan draagvlak en draagkracht voor instandhouding en voordracht van het erfgoed. Deze lijn wil ik bij de verdere behandeling van de erfgoederen voortzetten. De elf genoemde erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde plaats ik op de Voorlopige Lijst. De lijst bied ik vóór 15 april 2011 aan bij het Werelderfgoedcentrum van UNESCO in Parijs. Dit betekent dat ik samen met de betrokken overheden, eigenaars en beheerders start met de voorbereiding om de elf erfgoederen de komende vijftien jaar te nomineren voor de Werelderfgoedlijst.
Procedure nominatie
De samenstelling van het nominatiedossier is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of de lokaal verantwoordelijke overheid. Het Rijk heeft hierin een coördinerende en adviserende rol, het bewaakt de richtlijnen van het Werelderfgoedcomité. Het Rijk toetst daarnaast de haalbaarheid van het dossier aan de hand van de criteria «uitzonderlijke universele waarde», «draagkracht» en «draagvlak» voor de instandhouding. Dit laatste kan betekenen dat niet alle erfgoederen die ik nu op de Voorlopige Lijst opneem ook daadwerkelijk bij het UNESCO Werelderfgoedcomité worden voorgedragen.
Als het vertrouwen van een succesvolle nominatie er is, dan leg ik het dossier ter besluitvorming voor aan het kabinet. Namens het koninkrijk overhandig ik het nominatiedossier vervolgens aan het Werelderfgoedcentrum van UNESCO. Het Werelderfgoedcomité van UNESCO neemt het uiteindelijke besluit over de opname van een erfgoed op de Werelderf-goedlijst.
De periode 2011–2015 staat in het teken van voorbereiding van de voordrachten van de Van Nellefabriek, het Teylers en het plantagesysteem West Curaçao. De commissie verwacht dat voor deze drie erfgoederen op korte termijn de voordracht voor de Werelderfgoedlijst gerealiseerd kan worden. Daarnaast zal ik specifiek aandacht besteden aan het vergroten van draagkracht en draagvlak bij de Limes en Saba. De bij de Limes betrokken provinciale en gemeentelijke bestuurders hebben recent aangegeven de bestuurlijke samenwerking rondom de instandhouding van de Limes te hebben versterkt.
Het is mij bekend dat de raad van de gemeente Noordoostpolder een debat voert over het opnemen van de Noordoostpolder op de Werelderfgoed. Als er geen draagvlak blijkt te zijn voor plaatsing op Werelderf-goedlijst zal Nederland niet tot voordracht overgaan. Dat geldt voor alle erfgoederen op de Voorlopige Lijst.
Instandhouding Werelderfgoed
Nederland draagt namens de wereldgemeenschap de verantwoordelijkheid de uitzonderlijke universele waarde van een werelderfgoed in stand te houden. Om aan deze internationale verantwoordelijkheid invulling te geven, beschikt Nederland over een aantal reguliere financiële en juridische instrumenten uit de Monumentenwet, de Natuurbeschermingswet en de Wet ruimtelijke ordening. Samen met de eigenaren en medeoverheden zal ik nagaan of de reeds toegepaste instrumenten voor de instandhouding van erfgoederen op de Voorlopige Lijst afdoende zijn, of dat aanvulling geboden is. Na dit overleg legt het Rijk het instandhoudingsregime vast. De eigenaren en lokale en/of regionale overheden zijn binnen dit regime als eerste verantwoordelijk voor de instandhouding. In de Visie Erfgoed en Ruimte die ik samen met de minister van Infrastructuur en Milieu schrijf, ga ik verder in op de positie van de Nederlandse werelderfgoederen in het erfgoedbeleid.
Ik heb alle vertrouwen in een goed verloop van deze afstemming met de medeoverheden en eigenaren. De afgelopen jaren hebben de betrokken bestuurders steeds uitgesproken een plaats op de Werelderfgoedlijst te ambiëren en de verantwoordelijkheid te willen nemen de erfgoederen in stand te houden.
Mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra