Verslag van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Europese Zaken aan de Europese instellingen in Brussel op 21 februari 2011 - Verslag van een werkbezoek aan de Europese instellingen in Brussel - Hoofdinhoud
Dit verslag van een (werk)bezoek is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 32672 - Verslag van een werkbezoek aan de Europese instellingen in Brussel.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Verslag van een werkbezoek aan de Europese instellingen in Brussel ; Verslag van een werkbezoek; Verslag van een werkbezoek van een delegatie uit de vaste commissie voor Europese Zaken aan de Europese instellingen in Brussel op 21 februari 2011 |
---|---|
Documentdatum | 03-03-2011 |
Publicatiedatum | 03-03-2011 |
Nummer | KST326721 |
Kenmerk | 32672, nr. 1 |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2010–2011
32 672
Verslag van een werkbezoek aan de Europese instellingen in Brussel
Nr. 1
VERSLAG VAN EEN WERKBEZOEK
Vastgesteld 2 maart 2011
Een delegatie uit de vaste commissie voor Europese Zaken heeft op maandag 21 februari 2011 een werkbezoek gebracht aan de Europese instellingen in Brussel. De delegatie bestond uit de leden Verburg (commissievoorzitter, CDA), Ten Broeke (VVD), Bontes (PVV), Ferrier (CDA), Van Bommel (SP) en Van den Berge (GL) alsmede fractiemedewerker Thiessen (VVD), permanent vertegenwoordiger van de Staten-Generaal bij de EU Van Overbeeke en commissiegriffier Nijssen.
Op het programma stonden gesprekken met de vaste voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy, met Eurocommissarissen Füle (EU-uitbreiding) en Lewandowski (begroting), met een aantal Nederlandse Europarlementariërs, met twee leden van het kabinet van Eurocommissaris Kroes (Digitale Agenda) en met een aantal bij de Europese instellingen werkzame Nederlandse ambtenaren.
In onderstaand verslag worden de hoofdlijnen van de gevoerde gesprekken weergegeven.
De delegatie dankt alle gesprekspartners en degenen die betrokken zijn geweest bij het organiseren van dit werkbezoek.
De voorzitter van de delegatie, Verburg
De griffier van de delegatie, Nijssen
Eurocommissaris Füle (EU-uitbreiding)
Commissaris Füle erkende dat het gesprek dat hij afgelopen najaar in Den Haag met de commissie voor Europese Zaken had gehad «niet af» was, en hij was dan ook dankbaar voor deze volgende mogelijkheid om met de commissie te spreken. In een overzicht van de stand van zaken ten aanzien van alle (toekomstige) kandidaat-lidstaten benadrukte hij het belang van de tien aanbevelingen die de Commissie in haar laatste voortgangsrapport had gedaan. Volledige samenwerking met het ICTY was van die aanbevelingen volgens hem de meest belangrijke. De dialoog met Pristina was eveneens van groot belang. Begin oktober kwam het volgende voortgangsrapport van de Commissie. Het rapport van Brammertz van a.s. mei zou volgens Füle daarvoor hoe dan ook zeer belangrijk zijn. Maar qua timing was het ook wel zo dat indien Servië voor begin oktober aan alle overige aanbevelingen opvolging zou hebben gegeven, de uitlevering van de laatste twee ICTY-verdachten zelfs nog in november/begin december op tijd zou kunnen zijn om de ER dan tot een positieve volgende stap ten aanzien van Servië te kunnen laten besluiten. Van een tekort aan capaciteiten voor de opsporing van de twee voort-vluchtigen was volgens Füle geen sprake.
Ten aanzien van Kroatië achtte Füle een afronding van de onderhandelingen voor het eind van dit jaar waarschijnlijk. Afronding nog dit semester zou volgens hem moeilijk worden. Hij bevestigde dat de komende drie jaar uitsluitend de toetreding van Kroatië aan de orde zou zijn. Voor alle overige Balkan-landen zou het proces veel langer in beslag nemen. Wel voegde hij IJsland toe als het tweede land dat, als alle omstandigheden goed waren, op zeer korte termijn zou kunnen toetreden tot de EU. Enige discussie ontstond over de gang van zaken rondom Montenegro, dat afgelopen najaar weliswaar de status van kandidaatlidstaat heeft gekregen maar dat daarbij wel meteen een reeks voorwaarden van de EU heeft gekregen. Füle ontkende dat dat een afwijkende gang van zaken zou zijn. Bovendien wees hij erop dat het verlenen van de status van kandidaat-lidstaat formeel ook geen vereiste was voor het aangaan van toetredingsonderhandelingen. Aan IJsland bijvoorbeeld was die status nooit verleend, terrwijl de EU wel met IJsland in gesprek was over toetreding. Op de vraag hoe de Europese Commissie zich zou gaan inzetten voor het draagvlak voor de uitbreiding stelde de commissaris dat hij niet zo geloofde in informatiecampagnes, maar juist meer in fundamenteel politiek debat in de nationale parlementen van de lidstaten. Commissaris Füle bood eigener beweging aan om opnieuw naar de Tweede Kamer te komen zodra dat wenselijk werd geacht, bijvoorbeeld net voor of net na het zomerreces.
Voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy
ER-voorzitter Van Rompuy heette de delegatie van harte welkom. Een delegatie uit het Duitse parlement had hij op vergelijkbare wijze ontvangen en binnenkort sprak hij met een afvaardiging van het Belgische parlement. Hij benadrukte het informele karakter van zijn besprekingen met nationale parlementen, met name ook omdat hij een «ietwat gevoelige» relatie met het Europees Parlement (EP) heeft. Die relatie bestond er uitsluitend uit dat hij standaard na afloop van de bijeenkomsten van de Europese Raad verslag daarvan uitbrengt aan het EP.
Van Rompuy ging met name uitvoerig in op zijn activiteiten op het terrein van «economic governance». Hij benadrukte dat de bevoegdheden van nationale parlementen op dit vlak (budgetrecht) overeind zouden blijven, maar dat wel actief gezocht diende te worden naar een manier om de lidstaten van de Unie macro-economisch meer in lijn te brengen met elkaar. Daarbij richt men zich op dit moment steeds meer op een «beoordeling op resultaat». De samenvatting «wel elkaar de maat nemen maar niet elkaar de wet voorschrijven» stelde Van Rompuy te kunnen onderschrijven. Gevraagd naar de gevoeligheid rondom door Frankrijk en Duitsland «voorgekookte» besluitvorming, was hij relativerend. Een akkoord tussen deze twee landen was er niet alleen een tussen de twee grootste Eurolanden maar ook tussen de twee overheersende politieke culturen binnen de Eurogroep. Dat was een belangrijk deel van de meerwaarde ervan, en daar was dus niets verkeerd aan. In algemene zin wees hij op de nieuwe factor van de financiële markten, waarvan de invloed heel groot was en vaak heilzaam. Cruciaal was dat alle lidstaten van de EU zich dit keer ook echt zouden gaan houden aan wat ze met elkaar afspraken, in tegenstelling tot de gang van zaken in 2005. De combinatie van institutionele sancties en die van de markt zou dit keer voorkomen dat afspraken aan de laars gelapt zouden gaan worden. Gevraagd naar zijn pleidooi voor een «politieke unie» van de Eurozone stelde Van Rompuy dat niet ontkend kon worden dat de Euro ook een politiek project is, dat in functie staat van verdere Europese integratie. Hij benadrukte de vrijwilligheid waarmee de landen uit de Eurogroep met elkaar afspraken over nauwere afstemming van economisch beleid maken.
In een gedachtewisseling over de actuele ontwikkelingen in Libië en de bredere Midden-Oosten regio, stelde Van Rompuy dat de EU moest inzetten op versterking van het maatschappelijke middenveld. Hij benadrukte het historische karakter van de huidige gebeurtenissen en wees erop dat de ontwikkelingen in landen als deze sinds het einde van de Koude Oorlog veel autonomer waren dan decennialang mogelijk was geweest. Gevraagd naar misstanden bij Euromed stelde Van Rompuy dat het onderzoek naar de besteding van die gelden eerst afgewacht moest worden. In algemene zin waarschuwde hij dat «we niet de profeten van ons eigen verleden» moesten worden.
Ten aanzien van de nieuwe Financiële Perspectieven verwachtte Van Rompuy geen bemoeienis op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders voor medio 2012. Eerst moesten de Franse presidentsverkiezingen (mei 2012) plaatsvinden. Zijn eigen rol in dit proces was er een van «arbiter». Daar paste bij dat hij zich voorlopig nog absoluut niet actief zou gaan opstellen. Mogelijk zouden er wel tijdens de laatste ER van dit jaar afspraken gemaakt gaan worden over de afbakening van zijn rol in dat proces, later in 2012.
Kabinet Eurocommissaris Kroes / Digitale Agenda
Omdat de commissaris zelf in het buitenland was, gaven haar twee Nederlandse kabinetsleden Prins Constantijn van Oranje en Merijn Schik een overzicht van de stand van zaken ten aanzien van de Digitale Agenda. 2011 zou voor de Digitale Agenda het jaar worden van de uitvoering. Kroes zou dit jaar met wetgevende voorstellen komen op het gebied van de privacybescherming op het internet, e-signatures en e-identity, een herziening van de wetgeving over het hergebruik van publieke sectorinformatie en een enorm nieuw pakket over de telecommarkt. Over het algemeen sloegen de punten uit de Digitale Agenda bij overheidsinstanties goed aan, op alle mogelijke niveaus. Een belangrijk nieuw aandachtsgebied, c.q. groeiterrein, was de zorgsector. Op de vraag hoe Nederland op digitaal gebied presteert antwoordde men dat Nederland bovengemiddeld innovatief is, een zeer goede infrastructuur heeft (m.n. breedband), dat de ICT-skills in Nederland goed zijn (maar NB: dat geldt met name voor de basis-skills, zodra je verder de diepte in gaat scoort Nederland aanzienlijk slechter). Daar tegenover staat dat het onderzoek in
Nederland er slecht voor staat, de record van ICT-bedrijven niet heel goed is en we qua digitale voorzieningen in de zorg-sector weliswaar tot de beter presterende landen behoren maar dat er structureel onvoldoende koppelingen bestaan tussen de verschillende gebruikte systemen en voorzieningen. Van de zijde van de Europese Commissie was er op dit moment geen gericht initiatief op komst om wereldwijde internetvrijheid te bevorderen.
Europees Parlement
De Nederlandse Europarlementariërs Van de Camp (EVP) en Merkies (S&D) ontvingen de delegatie voor een lunch in het Europees Parlement (EP), tijdens welke uitvoerig werd stilgestaan bij de Europese reactie op de gebeurtenissen in het Midden-Oosten en de machteloosheid van de EU ten aanzien van het gewelddadige optreden van de Libische machthebbers tegen hun eigen burgers. Verder werd gesproken over de EU-begroting, de nieuwe Financiële Perspectieven en de positie die Nederland in Europa in de discussies daarover inneemt. Een derde hoofd-thema tijdens het lunchgesprek was de EU 2020-strategie, waarbij het met name ging over de vraag of in die strategie voldoende focus is aangebracht en hoe innovatie als verbindende factor beter tot zijn recht kan komen in die strategie en in het beleid van de EU in zijn algemeenheid.
Ronde tafel met Nederlandse EU-functionarissen
Vervolgens had de delegatie een gesprek met vier bij de Europese Commissie werkzame Nederlandse functionarissen: Peter Bosch (kabinet Commissaris Malmström, Binnenlandse Zaken), Luuk van Middelaar (kabinet Van Rompuy), Steven Everts (kabinet Hoge Vertegenwoordiger Ashton)) en Ton van Lierop (woordvoerder Commissaris Hahn, Regionaal Beleid). Met dit gezelschap vond een vruchtbare gedachtewisseling plaats over de mate waarin in Europa «politiek wordt bedreven» door dossiers met elkaar te verbinden, de strategische positionering van Nederland binnen de EU en het belang om voeling te houden met het politieke debat zoals dat wordt gevoerd in de Nederlandse samenleving. Op het specifieke punt van de parlementaire controle op het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) onderstreepten de gesprekspartners dat het Verdrag van Lissabon niets heeft gewijzigd aan het primair intergouvernementele karakter van het GVDB. In de eerste plaats was en blijft de meest aangewezen plaats voor parlementaire controle daarop dus het nationale parlement van de betreffende EU-lidstaat.
Eurocommissaris Lewandowski (begroting)
Het werkbezoek werd afgesloten met een gesprek met Commissaris Lewandowski, verantwoordelijk voor de Europese begroting. Zoals ook al eerder in publieke uitspraken, toonde deze begrip voor het Nederlandse probleem ten aanzien van onze netto betalingspositie. Hij wilde graag meedenken over oplossingen, maar vroeg tegelijkertijd begrip van de Kamerdelegatie voor zijn eigen positie. Hij moest immers alle 27 lidstaten aan boord zien te krijgen voor een nieuwe verdeling en een nieuwe financiële meerjarenplanning. In een plezierig gesprek werd onder andere aandacht besteed aan de wens de totale landbouwgelden terug te brengen (pas aan de orde na de Franse presidentsverkiezingen van mei 2012), het omvormen van de structuur- en cohesiefondsen en de logica van de uitgaven uit die fondsen, die ertoe leidde dat de piek in de uitgaven pas zou komen in 2014. Dat was nu al bekend en daar was niks tegen te ondernemen, aldus Lewandowski. Ook werd van gedachten gewisseld over het al dan niet bestaan van een verband tussen de
EU-begroting en het economisch voordeel dat een land heeft van de interne markt. Lewandowski benadrukte tot slot het intrinsieke conservatisme van processen als dat van de nieuwe Financiële Perspectieven: landen waren uiteindelijk nu eenmaal erg conservatief ingesteld, en vooral erop gericht te behouden wat men had. Hij was daar niet blij mee, maar erkende het wel als een factor waarmee hij moest werken. De Commissaris dankte de Nederlandse delegatie voor het bezoek en bevestigde nogmaals dat hij graag op 29 maart a.s. het gesprek wilde vervolgen tijdens zijn reeds geplande bezoek aan de Tweede Kamer die dag.