Aan de andere kant van de deur

Met dank overgenomen van A.H. (Anja) Meulenbelt i, gepubliceerd op zaterdag 18 december 2010.

Soms nodigt iemand van onze fractie een paar mensen uit om een bezoekje te brengen aan de Eerste Kamer, en met ons mee te lunchen. We zitten er tenslotte namens hen, iedereen die wil kan komen kijken maar weinig mensen weten dat of maken er gebruik van. We hadden twee weken terug een paar speciale gasten, twee ‘dichters zonder dak’. Michel Fakkeldij en Frank Vaatstra.

Ze maken deel uit van de Straatjournaal Schrijfclub uit Haarlem, een groep van dak- en thuislozen die wekelijks bijeen komen om stukjes en gedichten te schrijven. Pas kwamen er vier mooi verzorgde bundeltjes gedichten uit, en twee van de dichters kwamen in Den Haag voorlezen en met ons praten.

Dat was nou eens heel wat anders dan een politiek debat. Zulke gesprekken met mensen die op een punt in hun leven in een spiraal terecht zijn gekomen waardoor ze hun thuis verloren maken mij er altijd van bewust hoe toevallig dat kan zijn, dat de een een ordentelijke burger is die het vanzelfsprekend vindt om ‘thuis’ te kunnen zeggen, en een ander die door een crisis in zijn leven aan de andere kant van de deur terecht is gekomen. Mensen die vaak niet alleen het dak boven hun hoofd maar ook hun gevoel van eigenwaarde kwijt zijn - precies dat wat je nodig hebt om er ook weer uit te komen. Dus is het hartverwarmend om te zien dat er ook mensen zijn die met een beetje hulp weer uit het dal komen, en opnieuw ontdekken dat ze helemaal de moeite waard zijn, dat ze wat te zeggen hebben over het leven, en dat het goed is om naar ze te luisteren.

Een gedicht van Frank Vaatstra, toepasselijk:

Politicus

Ik ben een eik, die trots en standvastig

De storm doorstaat

Dan ben ik een wilg, die tranend haar takken

Over de sloot heen slaat

Dan ben ik weer een den, die krampachtig haar naalden

Niet wil laten gaan

Maar uiteindelijk, ben ik het riet

Dat zich door de wind alle kanten op laat gaan.

Een een gedicht van Michel Fakkeldij:

Levende stad

De stad vertelt haar verhaal.

Over geluk en chaos,

over zomers vol liefde, En winters zo koud en kil.

Ze vertelt wat het betekent,

Om aan de andere kant

Van de deur te staan,

En de tijd voorbij te zien gaan.

Als ze verandert…

Veranderen de mensen mee.

Maar één ding blijft constant

De mens van de straat

Weerspiegelt hoe de stad zich voelt.

En dan nog één, vanwege de sneeuw, ook van Fakkeldij:

De koude winter

De koude winter grijpt mij om de keel,

En ik voel de straat onder mij glad worden.

Met elke stap die ik dan neem

Word ik onzeker en bang!

Bang dat ik gigantisch op mijn bek ga,

En onzeker of ik wel weer op kan krabbelen.

Ik vervolg rustig mijn weg,

En ik bemerk dat ik grip verlies!

Niet de grip over de weg die ik ga,

Maar over mijn uiteindelijke doel.

Het doel wat iedereen wil in deze tijd.

Droog, warm en geborgen zijn.