COM(2001)715 - Groenboek inzake de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de EG en de instelling van een Europese officier van justitie
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de Parlementaire Monitor.
Inhoudsopgave
officiële titel
Groenboek inzake de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en de instelling van een Europese officier van justitieofficiële Engelstalige titel
Green paper on criminal-law protection of the financial interests of the Community and the establishment of a European ProsecutorRechtsinstrument | Groenboek |
---|---|
COM-nummer395 | COM(2001)715 ![]() ![]() |
Extra COM-nummers | COM(2001)715 |
Celex-nummer398 | 52001DC0715 |
Document | 11-12-2001 |
---|---|
Online publicatie | 11-12-2001 |
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de stand van zaken van het dossier, de samenvatting van de European Parliament Legislative Observatory, de juridische context, een overzicht van verwante dossiers, de betrokken Europese organisaties (denk aan directoraten-generaal van de Europese Commissie, EP-commissies en Raadsformaties) en personen (denk aan eurocommissarissen en Europarlementariërs) en tot slot documenten van het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie.
De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.
Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.
De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.
- 1.Aanvullende bijdrage van de Commissie ten behoeve van de Intergouvernementele Conferentie over de institutionele vraagstukken - De strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap: een Europese officier van justitie, 29.9.2000, COM(2000)608. Zie bijlage 1. Deze bijdrage vormt een aanvulling op het advies van de Commissie uit hoofde van artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het bijeenroepen van een conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten met het oog op wijziging van de Verdragen, Aanpassing van de instellingen voor een geslaagde uitbreiding, 26.1.2000, COM(2000)34, par. 5, onder b).
- 2.Voormalig ontwerp voor een verdrag houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen der gemeenschappen en de vervolging van inbreuken op de bepalingen van de genoemde verdragen, COM(76)418 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 222 van 22-9-1976).
- 3.Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 316 van 27-11-95, pagina 48) en de aanvullende protocollen daarvan (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 313 van 23-10-1996, pagina 1; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 221 van 19-7-1997, pagina 11; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 151 van 20-5-1997, pagina 1).
- 4.Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, ingediend door de Commissie op 23.5.2001 (COM(2001)272).
- 5.Vergelijkende analyse van de verslagen van de lidstaten over de maatregelen die zij op nationaal niveau hebben genomen ter bestrijding van verspilling en verduistering van communautaire middelen en Synthesedocument, Europese Commissie, 13.11.1995, COM(95)556; zie ook diverse studies die in opdracht van de Commissie zijn uitgevoerd: Étude comparative sur la protection des intérêts financiers de la Communauté, 3 delen, 1992-1994 ; Étude sur les systèmes de sanctions administratives et pénales dans les États membres des Communautés européennes, 2 delen, 1994 ; La transaction dans l'Union européenne, 1995.
- 6.Resolutie over de schepping van een Europese juridische en justitiële ruimte voor de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie tegen internationale criminaliteit, Europees Parlement, 12.6.1997 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 200 van 30-6-1997, pagina 157).
- 7.Corpus Juris, introducing provisions for the purpose of the financial interests of the European Union, (Corpus Juris houdende strafbepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie), onder leiding van mevrouw Delmas-Marty, Economica, Parijs, 1997. (Voor de Nederlandse versie Intersentia, Antwerpen/Groningen/Oxford). Naar aanleiding van deze aanbevelingen hebben de deskundigen kortgeleden het Corpus Juris herzien (www.law.uu.nl/wiarda/corpus/index1) en een omvangrijke studie voltooid met betrekking tot de noodzaak, de rechtmatigheid en de haalbaarheid ervan. In deze studie is het effect geanalyseerd dat een Europese officier van justitie kan hebben op de nationale vervolgingsstelsels van de lidstaten: The implementation of the Corpus Juris in the Member States, M. Delmas-Marty / J.A.E. Vervaele, Intersentia, Utrecht, 2000, 4 delen. In dit groenboek wordt, tenzij anders aangegeven, steeds verwezen naar deze tweede versie van het Corpus Juris (CJ), de zogenaamde 'versie van Florence'.
- 8.COM(2000)608, reeds aangehaald.
- 9.COM(2000)254.
- 10.Europese Commissie, Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding, Jaarverslag 1999, COM(2000)718, par. 4 et 5.
- 11.Europese Commissie, Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding, Jaarverslag 2000, COM(2001)255.
- 12.De staatshoofden en regeringsleiders hebben tijdens hun bijeenkomst in Keulen in juni 1999 veel waardering uitgesproken voor de snelheid waarmee het OLAF is opgericht en de daarvoor noodzakelijke rechtsgrondslag tot stand is gebracht, waarom zij hadden verzocht tijdens de Europese Raad van Wenen in december 1998.
- 13.Zo was bij een jaarlijkse opiniepeiling die het Louis-Harrisinstituut in december 2000 in acht lidstaten heeft uitgevoerd voor het dagblad Le Monde, 68% van de ondervraagden voorstander van harmonisatie van de rechtsstelsels van de lidstaten.
- 14.Zie met name: resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag 1996 van de Commissie (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 339 van 10-11-1997, pagina 68); resolutie betreffende de strafvervolging in de Europese Unie (Corpus Juris), 13.4.1999; resolutie van 19 januari 2000 over de totstandbrenging van een strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Unie (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 304 van 24-10-2000, pagina 126
); resolutie van 13.4.2000 met het oog op de Intergouvernementele Conferentie; resolutie van 16.5.2000 over het jaarverslag 1998 van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen; resolutie van 13.12.2000 over de strategie van de Commissie ter bestrijding van fraude (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 232 van 17-8-2001, pagina 191
); resolutie van 14 maart 2001 over het jaarverslag 1999 van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen.
- 15.Tweede verslag over de hervorming van de Commissie, 10.9.1999, aanbeveling 59.
- 16.Verslag van de heren Dehaene, Simon en Von Weizsäcker, 18.10.1999, par. 2.2.6..
- 17.Adviezen nrs. 5/99 en 2/2000 van het Comité van toezicht van het OLAF, in het Activiteitenverslag (juli 1999 - juli 2000 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 360 van 14-12-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 360 van 14-12-2000).
- 18.Prosecuting fraud on the Communities' finances - The Corpus juris, 8.5.1999, Select committee on the European Communities, House of Lords, Londen.
- 19.Rapport d'information sur la lutte contre la fraude dans l'Union européenne, Délégation de l'Assemblée nationale pour l'Union européenne, Parijs, 22.6.2000, nr. 2507.
- 20.Bundestagsdrucksache 14/4991, 14.12.2000, blz. 32 e.v..
- 21.Brief aan de commissie voor justitie van het Nederlandse parlement met betrekking tot de justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied, 5.7.2001.
- 22.Motie van de SPD over Europa, ingediend door de Duitse kanselier Schröder op 30.4.2001, aangenomen in november 2001; rede over de toekomst van de Europese Unie van de Franse premier Jospin, 23.5.2001.
- 23.Vgl. bijlage 1.
- 24.Een aantal lidstaten heeft verscheidene nationale rechtsordes, zoals het Verenigd Koninkrijk met Engeland en Wales, Schotland en Noord-Ierland.
- 25.Enkele voorbeelden: Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 19 juni 1990 (artikelen 39 e.v.: grensoverschrijdende observatie en achtervolging); Overeenkomst van 18 december 1997 inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Napels II); Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (gecontroleerde aflevering, gemeenschappelijke onderzoeksteams, infiltratie).
- 26.Eind september 2001 hadden respectievelijk drie en acht lidstaten nog altijd geen kennisgeving gedaan van de ratificatie van de genoemde Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen en van het protocol van 19.6.1997.
- 27.Genoemd document COM(2001)272.
- 28.Verordening (EG) nr. 1073/99 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/99 van de Raad van 25.5.1999 betreffende de door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoeken (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999); Besluit van de Commissie van 28.4.1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999); Interinstitutioneel Akkoord van 25.5.1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999); Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11.11.1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 292 van 15-11-1996); Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18.12.1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 312 van 23-12-1995).
- 29.Eindverslag over de eerste evaluatieronde - wederzijdse rechtshulp in strafzaken, aangenomen door de Raad op 28.5.2001 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 216 van 1-8-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 216 van 1-8-2001), III e):
- 30.Vgl. hieronder par. 6.3.4 (bewijsstelsels).
- 31.Zie in die zin advies 3/2001 van 6.9.2001 van het Comité van toezicht van het OLAF over de eventuele introductie van een Europese officier van justitie die bevoegd is voor de interne onderzoeken.
- 32.Resolutie van het Europees Parlement van 16.5.2000 over het jaarverslag 1998 van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de fraudebestrijding, par. 2; resolutie van 13.12.2000 over de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie, par. 12 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 232 van 17-8-2001, pagina 192
); overweging 14 van het voornoemde voorstel voor een richtlijn betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, zoals gewijzigd door het Europees Parlement, 29.11.2001 (PE 305.612).
- 33.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 364 van 18-12-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 364 van 18-12-2000.
- 34.Vgl. hieronder par. 6.4 (waarborging van de vrijheden door de rechter).
- 35.In dit groenboek wordt de term beschuldigde als algemene term gebruikt, die volgens de in de verschillende lidstaten gebruikte terminologie kan corresponderen met het begrip verdachte, beklaagde of beschuldigde. Als beschuldigde wordt hier gedefinieerd de verdachte persoon die door de Europese officier van justitie in kennis is gesteld van hetgeen hem telastegelegd wordt.
- 36.Artikel 2 VEU.
- 37.Vgl. hieronder par. 7.2.1. (Eurojust)
- 38.Conclusie nr. 5 van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999.
- 39.Conclusie nr. 40.
- 40.Conclusies nr. 33 en 36.
- 41.Voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit betreffende het Europees arrestatiebevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie, COM(2001)522.
- 42.Gemeenschappelijke verklaring van staats- en regeringsleiders van de Europese Unie, van de voorzitster van het Europees Parlement, van de voorzitter van de Europese Commissie en van de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, 14.9.2001.
- 43.Conclusie nr. 37 van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere.
- 44.Vgl. hieronder par. 5.2.3 (inbreuken buiten de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap).
- 45.Artikelen 3 en 4 van het Kaderbesluit van de Raad van 29.5.2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 140 van 14-6-2000 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 140 van 14-6-2000).
- 46.Bijvoorbeeld het Europees Ontwikkelingsfonds, dat wordt beheerd door de Commissie en de Europese Investeringsbank.
- 47.Toelichting op het verdrag betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (goedgekeurd door de Raad op 26.5.1997), deel III, par. 1.1 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 191 van 23-6-1997, pagina 7).
- 48.Tweede overweging van de Verordeningen nrs. 1073/99 en 1074/99.
- 49.Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw - afdeling Garantie.
- 50.Europees Sociaal Fonds, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw - afdeling Oriëntatie, Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij, Cohesiefonds.
- 51.Beleid op diverse terreinen, zoals opleiding, jeugd, cultuur, informatie, energie, milieu, interne markt, Trans-Europese netwerken, onderzoek, externe acties, enz.
- 52.Dit voorbeeld is al gepubliceerd. Zie Europese Commissie, Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding, jaarverslag 1998, COM(1999)590, par. 2.2.5.2.
- 53.D.w.z. de eerste twee categorieën eigen middelen bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (94/728/EG, Euratom).
- 54.COM(1999)590 reeds genoemd, par. 3.1.2.
- 55.Vgl. hieronder par. 7.2.1 (Eurojust).
- 56.Vgl. hieronder par. 6 wat betreft de presentatie van die bevoegdheden vanuit procedureel gezichtspunt.
- 57.Vgl. bijlage 2.
- 58.Vgl. hieronder par. 5 (materieel recht).
- 59.Dit beginsel, dat een vernieuwing in het communautaire kader lijkt, is reeds in de internationale rechtsorde opgenomen. Het op 17-7-1998 in Rome goedgekeurde Statuut inzake het Internationaal Strafhof voorziet in de aanstelling van een internationale aanklager, met opsporingsbevoegdheden ten behoeve van de vervolging op het grondgebied van de staten die partij zijn. De vijftien lidstaten van de Europese Unie hebben dit verdrag ondertekend en de Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt van 11.6.2001 betreffende het Internationaal Strafhof op de spoedige inwerkingtreding ervan aangedrongen (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 155 van 12-6-2001, pagina 19
).
- 60.Vgl. hieronder par. 6.2.2.2 wat betreft gemengde zaken.
- 61.Vgl. hieronder par. 6.2.3.2 (werkrelatie met de nationale opsporingsdiensten).
- 62.Vgl. hieronder par. 7.3 (toekomstige rol van het OLAF).
- 63.Vgl. hieronder par. 6.4 (waarborging van de vrijheden door de rechter).
- 64.Vgl. hieronder par. 6.3.1 (keuze van de lidstaat voor de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 65.Vgl. hieronder par. 6.3.2 (uitoefening van de strafvordering).
- 66.Zie met name La mise en oeuvre du Corpus juris dans les États membres, voornoemd, deel 1, blz. 42 e.v.: "Le résultat de cette évolution est que, du point de vue juridique, les systèmes nationaux en vigueur en Europe sont devenus nettement plus compatibles qu'ils ne l'étaient.
- 67.Lid 2 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 68.Vgl. hieronder par. 6.2.1. (algemene beginselen van de voorbereidende fase).
- 69.Lid 1 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 70.Lid 1 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 71.Ter vergelijking, op grond van dezelfde motivering heeft de Aanklager bij het toekomstige Internationaal Strafhof een niet-hernieuwbare ambtstermijn van negen jaar gekregen (artikel 42 van het genoemde Statuut inzake het Internationaal Strafhof).
- 72.Lid 2 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 73.Vgl. hieronder par. 6.2.2.1 (legaliteit of opportuniteit van de vervolging).
- 74.COM(2000)608, reeds aangehaald.
- 75.Vgl. hieronder par. 6.2.2.2 (gemengde zaken).
- 76.Vgl. hierboven par. 4.1.2.2. (ontslag van de Europese officier van justitie).
- 77.Vgl. hieronder par. 7.2 (actoren ingesteld in het kader van de Europese Unie).
- 78.Ter vergelijking, het personeel van de Aanklager bij het Internationaal Strafhof wordt geworven, benoemd en geleid door de Aanklager, bijgestaan door een of meer Substituut-Aanklagers (artikelen 42 en 44 van het Statuut).
- 79.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 316 van 27-11-1995, pagina 48; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 313 van 23-10-1996, pagina 1; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 221 van 19-7-1997, pagina 11; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 151 van 20-5-1997, pagina 1, reeds aangehaald. Zie tevens de toelichting bij de Overeenkomst (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 191 van 23-6-1997, pagina 1) en het toelichtend rapport bij het tweede protocol (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 91 van 31-3-1999, pagina 8
).
- 80.COM(2001)272, reeds aangehaald.
- 81.Artikel 1 CJ.
- 82.Het begrip ambtenaar wordt gedefinieerd in artikel 2 van het voorstel voor een richtlijn, waarin de bepalingen van artikel 1 van het protocol van 27 september 1996 bij de Overeenkomst van 1995 zijn overgenomen.
- 83.Artikel 1, derde streepje, van de gewijzigde Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10.6.1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 166 van 28-6-1991, pagina 77).
- 84.La mise en oeuvre du Corpus Juris dans les États membres, reeds aangehaald, boek 1, deel II, hoofdstuk 1, par. I-2.
- 85.Zie met name artikel 4 CJ.
- 86.Conclusie nr. 40.
- 87.Zie met name het gemeenschappelijk optreden van 21.12.1998 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie in de lidstaten van de Europese Unie (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 351 van 29-12-1998 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 351 van 29-12-1998).
- 88.Zie met name artikel 7 CJ.
- 89.Voormalig ontwerp van een verdrag houdende wijziging van het verdrag tot instelling van een Raad en een Commissie welke de Europese gemeenschappen gemeen hebben met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de strafrechtelijke verantwoordelijkheid en bescherming van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 222 van 22-9-1976).
- 90.Zie met name artikel 8 CJ.
- 91.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 222 van 22-9-1976.
- 92.Conclusie van het Voorzitterschap nr. 48.
- 93.Artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
- 94.Zie met name artikel 14 CJ.
- 95.Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (PB L 182 van 5/7/2001 blz. 1).
- 96.Zie voor een andere mening, ten gunste van een verregaande harmonisatie op het gebied van het algemene strafrecht inzake verantwoordelijkheid, de artikelen 9 tot en met 13 CJ, waarin wordt voorgesteld de verdragsrechtelijke regels inzake de aansprakelijkheid van ondernemingen aan te vullen en de grondslag te leggen voor een communautaire definitie van moreel element, dwaling, individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid en poging.
- 97.Ongeacht of de persoon individueel dan wel als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelt. De hier bedoelde leidende positie kan zijn de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon of tot het nemen van beslissingen namens de rechtspersoon of de bevoegdheid tot controle bij de rechtspersoon.
- 98.Vgl. hierboven par. 3.2 (bevoegdheden van de Europese officier van justitie).
- 99.Vgl. hierboven par. 5 (materieel recht).
- 100.Zie ter vergelijking op dit punt artikel 17 van het Statuut van het Internationaal Tribunaal voor Rwanda en artikel 18 van het Statuut van het Internationaal Tribunaal voor ex-Joegoslavië.
- 101.Onverminderd de verplichtingen die in het kader van het beheer en de controle op administratief en financieel gebied al in de communautaire wetgeving zijn vastgelegd om de Commissie op de hoogte te stellen van onregelmatigheden.
- 102.Zie met name hieronder par. 7.3 voor de rol van het Europees Bureau voor fraudebestrijding.
- 103.De belastingautoriteiten hebben een verreikende verplichting tot geheimhouding. Op die verplichting bestaan echter altijd uitzonderingen. Die zouden derhalve aangevuld moeten worden, om aangifte bij de Europese officier van justitie mogelijk te maken.
- 104.Vgl. bijlage 2, eerste schema.
- 105.Vgl. bijlage 2, tweede schema.
- 106.Artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (redelijke termijn).
- 107.Artikel 6, lid 2, van het genoemde Europees Verdrag en artikel 48, lid 1, van het genoemde Handvest.
- 108.Artikel 6, lid 3, van het genoemde Europees Verdrag en artikel 48, lid 2, van het genoemde Handvest.
- 109.Zie met name artikel 7 van de genoemde Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en artikel 54 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen.
- 110.Zaak C 187/01, aanhangig bij het Hof van Justitie.
- 111.Vgl. hieronder par. 6.2.4.1 (sepot of buitenvervolgingstelling).
- 112.Vgl. hieronder par. 6.2.4.1 (sepot).
- 113.Deze overdracht door de Europese officier van justitie mag niet worden verward met verwijzing naar de nationale vervolgingsinstantie in het kader van de verdeling van communautaire zaken. Zie hieronder par. 6.2.2.2 a).
- 114.Vgl. hieronder par. 7.2.1 (Eurojust).
- 115.Zie met name artikel 18, lid 5, CJ. In tegenstelling tot de verplichting tot samenwerking van de staten in het onderzoeksstadium met de officieren van justitie van de meest recente internationale strafrechtelijke instanties (artikel 29 van het Statuut van het Tribunaal voor ex-Joegoslavië; artikel 28 van het Statuut voor het Rwanda-Tribunaal; artikel 93 van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof), zou het hier om rechtstreekse bijstand tussen de Europese officier van justitie en de nationale vervolgingsinstanties gaan.
- 116.Zie bovendien Titel VI 'Register van de vervolgingen wegens fraude' van het door de Commissie bij de Raad ingediende voorstel voor een akte van de Raad tot vaststelling van het aanvullend protocol van 19.6.1997 bij de overeenkomst van 26.7.1995 voornoemd (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 83 van 20-3-1996, pagina 10).
- 117.Zie met name artikel 19 van het Corpus juris (CJ), de zogeheten versie 'van Florence'.
- 118.Zie met name artikel 28, lid 1, CJ en hieronder par. 8 (rechterlijk toezicht).
- 119.In dit groenboek duidt de term 'opsporingsmaatregel' een algemene categorie individuele 'opsporingshandelingen' aan.
- 120.Overeenkomst van 18.12.1997 inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Napels II); Overeenkomst van 29.5.2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 197 van 12-7-2000, pagina 1
).
- 121.Initiatief van de regeringen van de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk België met het oog op de aanneming door de Raad van een kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van vermogensbestanddelen of bewijsstukken (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 75 van 7-3-2001, pagina 3
.).
- 122.Genoemde Overeenkomst van 29.5.2000.
- 123.Genoemd COM(2001)522.
- 124.Vgl. hieronder par. 6.3.4 (bewijsstelsels).
- 125.Vgl. hieronder par. 6.4 (waarborging van de vrijheden door de rechter).
- 126.Vgl. hieronder par. 6.2.3.2. (werkrelatie met de nationale opsporingsdiensten) en par. 7.3. (toekomstige rol van het OLAF).
- 127.COM(2001)522, reeds aangehaald.
- 128.Conclusies nrs. 35 en 37.
- 129.Vgl. hieronder par. 7.3 wat betreft de meer bijzondere kwestie van opsporingshandelingen binnen de communautaire instellingen.
- 130.Artikel 13 van de voornoemde Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
- 131.Hoewel dit buiten het kader van dit groenboek valt, moet worden opgemerkt dat in bepaalde gevallen, die strikt beperkt zijn ingevolge het subsidiariteitsbeginsel, op Europees niveau uitgevoerde opsporingsbevoegdheden de doeltreffendheid van de Europese officier van justitie zouden kunnen verhogen. Het gaat daarbij speciaal om grensoverschrijdende zaken waarmee directe uitgaven zijn gemoeid (door de Gemeenschappen beheerde uitgaven, zonder tussenkomst van de overheden van de lidstaten), bijvoorbeeld wanneer de medecontractanten en onderaannemers van de Commissie in verscheidene lidstaten zijn gevestigd. Zie tevens hieronder par. 7.3 (toekomstige rol van het OLAF).
- 132.Vgl. hieronder par. 6.3.5 (oorzaken van verval van de strafvordering in de fase van de berechting)
- 133.Vgl. hierboven par. 6.2.2.1 (legaliteit of opportuniteit van de vervolging).
- 134.Vgl. hierboven par. 5.5 (verjaringstermijn).
- 135.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2 b) en c) (verdeling van de zaken tussen de Europese officier van justitie en de nationale vervolgingsinstanties)
- 136.Zie bijvoorbeeld artikel 58, lid 3, van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof.
- 137.Vgl. hieronder par. 6.4 (rechter die toezicht uitoefent op de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 138.Vgl. bijlage 2, derde schema.
- 139.In het eerder genoemde voorstel voor een richtlijn van 23.5.2001 zijn de bepalingen van de overeenkomst en de protocollen die onder de uitzondering van artikel 280, lid 4, van het EG-Verdrag vallen, betreffende de toepassing van het nationale stafrecht en de nationale rechtsbedeling in de lidstaten, niet overgenomen. Deze bepalingen zullen pas in werking treden na ratificatie door alle lidstaten.
- 140.Artikel 4 van de overeenkomst van 26.7.1995 en artikel 6 van het aanvullend protocol van 27.9.1996.
- 141.Vgl. hieronder par. 6.4 (gewaarborgde tussenkomst van een rechter).
- 142.Het begrip goede rechtsbedeling heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van de beginselen van een redelijke termijn, van billijkheid en van doeltreffendheid van het proces.
- 143.Artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
- 144.Artikel 47, eerste en tweede alinea, van het genoemde Handvest en artikel 6, lid 1, van het genoemde Verdrag.
- 145.Het recht van een verdachte om niet aan zijn eigen veroordeling mee te hoeven werken vooronderstelt in het bijzonder dat de Europese officier van justitie geen gebruikmaakt van bewijsmateriaal dat onder dwang of druk is verkregen, met minachting van de wil van de verdachte (E.H.R.M., zaak Funke tegen Frankrijk, 25.2.1993, par. 44). De Europese officier van justitie zou echter gebruik kunnen maken van gegevens die van de verdachte verkregen zijn door de uitoefening van bevoegdheden tot het toepassen van dwangmaatregelen, maar die onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaan (E.H.R.M., zaak Saunders tegen Verenigd Koninkrijk, 17.12.1996, par. 69).
- 146.Artikel 47, tweede alinea, van het genoemde Handvest en artikel 6, lid 3, van het genoemde Verdrag.
- 147.Vgl. hieronder par. 8 (rechterlijke toetsing).
- 148.Vgl. hieronder par. 6.4.3 (aanwijzing van de rechter die toezicht uitoefent op de akte tot verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 149.Zie met name de ontwikkeling van de formulering van artikel 26, lid 1, CJ.
- 150.Conclusie nr. 36 van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere.
- 151.Zie met name artikel 32 CJ.
- 152.Vgl. hieronder par. 6.4.3 (aanwijzing van de rechter die toezicht uitoefent op de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 153.Bijvoorbeeld de verplichting die de communautaire personeelsleden hebben om samen te werken met het OLAF in het kader van interne administratieve onderzoeken moet zo worden opgevat dat zij geen belemmering mag vormen voor het reeds vermelde fundamentele recht van de verdachte om niet mee te hoeven werken aan zijn eigen veroordeling (E.H.R.M., genoemde zaak Saunders).
- 154.Vgl. hierboven par. 6.2.4.1. (sepot).
- 155.Vgl. hierboven par. 5.5 (verjaringstermijn).
- 156.Voor een tegenovergestelde optie, zie met name artikel 23 CJ.
- 157.Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
- 158.Onder voorbehoud van de naleving van het bepaalde in artikel 234 EG en de jurisprudentie 'Foto-Frost' van het Hof van Justitie (zaak C-314/85, Jurispr. 1987, blz. 4199).
- 159.Zie met name arrest E.H.R.M. van 24.5.1989, zaak Hauschildt tegen Denemarken, serie A nr. 54; en arrest E.H.R.M. van 24.8.1993, zaak Nortier tegen Nederland, serie A nr. 267.
- 160.Vgl. hierboven par. 6.3.1 (keuze van de lidstaat voor de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 161.Artikel 65 ter van het reglement voor de proces- en bewijsvoering van het Joegoslavië-tribunaal van 11.2.1994, gewijzigd op 10.7.1998.
- 162.Artikelen 56 e.v. van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof.
- 163.Vgl. hieronder par. 8 (rechterlijke toetsing).
- 164.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2 (verdeling van zaken).
- 165.Vgl. hierboven par. 6.2.3.2 (werkrelatie met de nationale opsporingsdiensten).
- 166.Conclusie van het Voorzitterschap nr. 46.
- 167.Artikelen 29 en 31 van het EU-Verdrag zoals gewijzigd (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 80 van 10-3-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 80 van 10-3-2001).
- 169.Mededeling van de Commissie inzake de oprichting van Eurojust, 22.11.2000 (COM(2000)746); ontwerp-besluit van de Raad tot oprichting van Eurojust van 19.10.2001 (Document EUROJUST 12 nr. 12727).
- 170.In dit groenboek wordt onderscheid gemaakt tussen gemengde zaken - die strafbare feiten in verband met de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, maar ook nationale strafbare feiten betreffen - en pijleroverschrijdende zaken - die betrekking hebben op de financiële belangen van de Gemeenschap, maar ook op strafbare feiten die tot het terrein van de derde pijler behoren en waarvoor Eurojust bevoegd zou zijn. De pijleroverschrijdende zaken vormen aldus een speciale categorie gemengde zaken: voor alle gemengde zaken is samenwerking met de nationale vervolgingsinstanties noodzakelijk, maar de pijleroverschrijdende zaken vereisen bovendien samenwerking in het kader van Eurojust.
- 171.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2. c) (dialoog tussen de Europese officier van justitie en de nationale vervolgingsautoriteiten).
- 172.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 316 van 27-11-1995, pagina 1.
- 173.Gemeenschappelijk optreden van de Raad van 22 april 1996, waarbij een kader tot stand is gebracht voor de uitwisseling, op grond van bilaterale of multilaterale overeenkomsten, van magistraten of ambtenaren die bijzonder deskundig zijn op het gebied van procedures inzake justitiële samenwerking (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 105 van 27-4-1996, pagina 1.).
- 175.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2. (verdeling van zaken).
- 176.De instellingen in de zin van artikel 7 van het EG-Verdrag zijn het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en de Rekenkamer. De organen en instanties zijn alle andere communautaire autoriteiten.
- 177.Artikel 7 van de genoemde Verordeningen nr. 1073/99 en nr. 1074/99; artikel 2 van het modelbesluit dat gehecht is aan het genoemde interinstitutioneel akkoord van 25.5.1999.
- 178.Artikel 2, lid 6, van het genoemde besluit van de Commissie van 28.4.1999.
- 179.Vgl. hierboven par. 6.1 (aangifte en verwijzing).
- 180.Vgl. hierboven par. 6.3.4 (bewijsstelsels).
- 181.Dit groenboek doet niet af aan het evaluatieverslag over de toepassing van de genoemde Verordeningen nr. 1073/99 en nr. 1074/99, bedoeld in artikel 15 van die verordeningen, dat de Commissie zal opstellen met inachtneming van het perspectief van de instelling van de functie van Europees officier van justitie.
- 182.Étude sur les sanctions pénales et administratives, le recouvrement, la dénonciation et le Corpus juris dans les pays candidats, algemeen verslag, Ch. Van den Wyngaert, 19.9.2001 (nog niet gepubliceerd).
- 183.Vgl. hierboven par. 6.4.2 (rechter van vrijheden).
- 184.Vgl. hierboven par. 4.1.2.2 en par. 4.2.1.1 (tuchtrechtelijk regelingen, respectievelijk voor de Europese officier van justitie en voor de afgevaardigde Europese officieren van justitie).
- 185.Vgl. hierboven par. 6.2.2.1 (transactie).
- 186.Vgl. hierboven par. 6.3.3 (de Gemeenschappen, slachtoffers van gemeen recht).
- 187.Zie in deze zin artikel 28, lid 1, d), CJ.
- 188.Zie met name artikel 27 CJ.
- 189.COM (2000) 34, reeds aangehaald, par. 5, 'het gerechtelijk systeem van de Unie'.
- 190.Arrest van het Hof van Justitie van 2.12.1992 in zaak C-370/89, SGEEM en Etroy/BEI, Jurispr. 1992, blz. 6211.
- 191.Vgl. hierboven par. 6.4.2 (rechter van de vrijheden).
- 192.COM (2000) 608.
- 193.
- 194.Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, fraudebestrijding, Jaarverslag 1998, lid 1, punt 3, COM(99) 590 def.
- 195.Corpus juris portant dispositions pénales pour la protection des intérêts financiers de l'Union européenne (Corpus juris houdende strafbepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie), onder leiding van Mevr. Delmas-Marty, Economica, Parijs, 1997. (Voor de Nederlandse versie Intersentia, Antwerpen, Groningen, Oxford). De tekst van het Corpus juris is eveneens beschikbaar op internet (www.law.uu.nl/wiarda/corpus/index1).
- 196.Naar aanleiding van deze aanbevelingen hebben de deskundigen onlangs een omvangrijke vergelijkende studie voltooid waarin de noodzaak, de wettigheid en de uitvoerbaarheid van het
- 197.Aanvullende bijdrage van de Commissie ten behoeve van de Intergouvernementele Conferentie over de institutionele vraagstukken - De hervorming van de communautaire rechtspleging (COM/2000/0109 def).
- 198.Aanvullende bijdrage van de Commissie ten behoeve van de Intergouvernementele Conferentie over de institutionele vraagstukken - De strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap: een Europese officier van justitie, 29.9.2000, COM(2000)608. Zie bijlage 1. Deze bijdrage vormt een aanvulling op het advies van de Commissie uit hoofde van artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het bijeenroepen van een conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten met het oog op wijziging van de Verdragen, Aanpassing van de instellingen voor een geslaagde uitbreiding, 26.1.2000, COM(2000)34, par. 5, onder b).
- 199.Voormalig ontwerp voor een verdrag houdende wijziging van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen der gemeenschappen en de vervolging van inbreuken op de bepalingen van de genoemde verdragen, COM(76)418 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 222 van 22-9-1976).
- 200.Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 316 van 27-11-95, pagina 48) en de aanvullende protocollen daarvan (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 313 van 23-10-1996, pagina 1; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 221 van 19-7-1997, pagina 11; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 151 van 20-5-1997, pagina
1).
- 201.Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, ingediend door de Commissie op 23.5.2001 (COM(2001)272).
- 202.Vergelijkende analyse van de verslagen van de lidstaten over de maatregelen die zij op nationaal niveau hebben genomen ter bestrijding van verspilling en verduistering van communautaire middelen en Synthesedocument, Europese Commissie, 13.11.1995, COM(95)556; zie ook diverse studies die in opdracht van de Commissie zijn uitgevoerd: Étude comparative sur la protection des intérêts financiers de la Communauté, 3 delen, 1992-1994 ; Étude sur les systèmes de sanctions administratives et pénales dans les États membres des Communautés européennes, 2 delen, 1994 ; La transaction dans l'Union européenne, 1995.
- 203.Resolutie over de schepping van een Europese juridische en justitiële ruimte voor de bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie tegen internationale criminaliteit, Europees Parlement, 12.6.1997 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 200 van 30-6-1997, pagina 157).
- 204.Corpus Juris, introducing provisions for the purpose of the financial interests of the European Union, (Corpus Juris houdende strafbepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie), onder leiding van mevrouw Delmas-Marty, Economica, Parijs, 1997. (Voor de Nederlandse versie Intersentia, Antwerpen/Groningen/Oxford). Naar aanleiding van deze aanbevelingen hebben de deskundigen kortgeleden het Corpus Juris herzien (www.law.uu.nl/wiarda/corpus/index1) en een omvangrijke studie voltooid met betrekking tot de noodzaak, de rechtmatigheid en de haalbaarheid ervan. In deze studie is het effect geanalyseerd dat een Europese officier van justitie kan hebben op de nationale vervolgingsstelsels van de lidstaten: The implementation of the Corpus Juris in the Member States, M. Delmas-Marty / J.A.E. Vervaele, Intersentia, Utrecht, 2000, 4 delen. In dit groenboek wordt, tenzij anders aangegeven, steeds verwezen naar deze tweede versie van het Corpus Juris (CJ), de zogenaamde 'versie van Florence'.
- 205.COM(2000)608, reeds aangehaald.
- 206.COM(2000)254.
- 207.Europese Commissie, Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding, Jaarverslag 1999, COM(2000)718, par. 4 et 5.
- 208.Europese Commissie, Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding, Jaarverslag 2000, COM(2001)255.
- 209.De staatshoofden en regeringsleiders hebben tijdens hun bijeenkomst in Keulen in juni 1999 veel waardering uitgesproken voor de snelheid waarmee het OLAF is opgericht en de daarvoor noodzakelijke rechtsgrondslag tot stand is gebracht, waarom zij hadden verzocht tijdens de Europese Raad van Wenen in december 1998.
- 210.Zo was bij een jaarlijkse opiniepeiling die het Louis-Harrisinstituut in december 2000 in acht lidstaten heeft uitgevoerd voor het dagblad Le Monde, 68% van de ondervraagden voorstander van harmonisatie van de rechtsstelsels van de lidstaten.
- 211.Zie met name: resolutie van het Europees Parlement over het jaarverslag 1996 van de Commissie (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 339 van 10-11-1997, pagina 68); resolutie betreffende de strafvervolging in de Europese Unie (Corpus Juris), 13.4.1999; resolutie van 19 januari 2000 over de totstandbrenging van een strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Unie (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 304 van 24-10-2000, pagina 126
); resolutie van 13.4.2000 met het oog op de Intergouvernementele Conferentie; resolutie van 16.5.2000 over het jaarverslag 1998 van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen; resolutie van 13.12.2000 over de strategie van de Commissie ter bestrijding van fraude (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 232 van 17-8-2001, pagina 191
); resolutie van 14 maart 2001 over het jaarverslag 1999 van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen.
- 212.Tweede verslag over de hervorming van de Commissie, 10.9.1999, aanbeveling 59.
- 213.Verslag van de heren Dehaene, Simon en Von Weizsäcker, 18.10.1999, par. 2.2.6..
- 214.Adviezen nrs. 5/99 en 2/2000 van het Comité van toezicht van het OLAF, in het Activiteitenverslag (juli 1999 - juli 2000 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 360 van 14-12-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 360 van 14-12-2000).
- 215.Prosecuting fraud on the Communities' finances - The Corpus juris, 8.5.1999, Select committee on the European Communities, House of Lords, Londen.
- 216.Rapport d'information sur la lutte contre la fraude dans l'Union européenne, Délégation de l'Assemblée nationale pour l'Union européenne, Parijs, 22.6.2000, nr. 2507.
- 217.Bundestagsdrucksache 14/4991, 14.12.2000, blz. 32 e.v..
- 218.Brief aan de commissie voor justitie van het Nederlandse parlement met betrekking tot de justitiële samenwerking op strafrechtelijk gebied, 5.7.2001.
- 219.Motie van de SPD over Europa, ingediend door de Duitse kanselier Schröder op 30.4.2001, aangenomen in november 2001; rede over de toekomst van de Europese Unie van de Franse premier Jospin, 23.5.2001.
- 220.Vgl. bijlage 1.
- 221.Een aantal lidstaten heeft verscheidene nationale rechtsordes, zoals het Verenigd Koninkrijk met Engeland en Wales, Schotland en Noord-Ierland.
- 222.Enkele voorbeelden: Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 19 juni 1990 (artikelen 39 e.v.: grensoverschrijdende observatie en achtervolging); Overeenkomst van 18 december 1997 inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Napels II); Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (gecontroleerde aflevering, gemeenschappelijke onderzoeksteams, infiltratie).
- 223.Eind september 2001 hadden respectievelijk drie en acht lidstaten nog altijd geen kennisgeving gedaan van de ratificatie van de genoemde Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen en van het protocol van 19.6.1997.
- 224.Genoemd document COM(2001)272.
- 225.Verordening (EG) nr. 1073/99 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/99 van de Raad van 25.5.1999 betreffende de door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) verrichte onderzoeken (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999); Besluit van de Commissie van 28.4.1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999); Interinstitutioneel Akkoord van 25.5.1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 136 van 31-5-1999); Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11.11.1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 292 van 15-11-1996); Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18.12.1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 312 van 23-12-1995).
- 226.Eindverslag over de eerste evaluatieronde - wederzijdse rechtshulp in strafzaken, aangenomen door de Raad op 28.5.2001 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 216 van 1-8-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 216 van 1-8-2001), III e): 'De evaluaties toonden aan dat het vraagstuk van fiscale delicten zo gevoelig blijft dat rechtshulp op grond van die delicten wel eens beperkt, vertraagd of in het ergste geval geweigerd kan worden" (onder punt e, fiscale delicten) '.
- 227.Vgl. hieronder par. 6.3.4 (bewijsstelsels).
- 228.Zie in die zin advies 3/2001 van 6.9.2001 van het Comité van toezicht van het OLAF over de eventuele introductie van een Europese officier van justitie die bevoegd is voor de interne onderzoeken.
- 229.Resolutie van het Europees Parlement van 16.5.2000 over het jaarverslag 1998 van de Commissie inzake de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de fraudebestrijding, par. 2; resolutie van 13.12.2000 over de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie, par. 12 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 232 van 17-8-2001, pagina 192
); overweging 14 van het voornoemde voorstel voor een richtlijn betreffende de strafrechtelijke bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, zoals gewijzigd door het Europees Parlement, 29.11.2001 (PE 305.612).
- 230.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 364 van 18-12-2000 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 364 van 18-12-2000.
- 231.Vgl. hieronder par. 6.4 (waarborging van de vrijheden door de rechter).
- 232.In dit groenboek wordt de term beschuldigde als algemene term gebruikt, die volgens de in de verschillende lidstaten gebruikte terminologie kan corresponderen met het begrip verdachte, beklaagde of beschuldigde. Als beschuldigde wordt hier gedefinieerd de verdachte persoon die door de Europese officier van justitie in kennis is gesteld van hetgeen hem telastegelegd wordt.
- 233.Artikel 2 VEU.
- 234.Vgl. hieronder par. 7.2.1. (Eurojust)
- 235.Conclusie nr. 5 van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere van 15 en 16 oktober 1999.
- 236.Conclusie nr. 40.
- 237.Conclusies nr. 33 en 36.
- 238.Voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit betreffende het Europees arrestatiebevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie, COM(2001)522.
- 239.Gemeenschappelijke verklaring van staats- en regeringsleiders van de Europese Unie, van de voorzitster van het Europees Parlement, van de voorzitter van de Europese Commissie en van de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, 14.9.2001.
- 240.Conclusie nr. 37 van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere.
- 241.Vgl. hieronder par. 5.2.3 (inbreuken buiten de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap).
- 242.Artikelen 3 en 4 van het Kaderbesluit van de Raad van 29.5.2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 140 van 14-6-2000 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 140 van 14-6-2000).
- 243.Bijvoorbeeld het Europees Ontwikkelingsfonds, dat wordt beheerd door de Commissie en de Europese Investeringsbank.
- 244.Toelichting op het verdrag betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (goedgekeurd door de Raad op 26.5.1997), deel III, par. 1.1 (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 191 van 23-6-1997, pagina
7).
- 245.Tweede overweging van de Verordeningen nrs. 1073/99 en 1074/99.
- 246.Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw - afdeling Garantie.
- 247.Europees Sociaal Fonds, Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw - afdeling Oriëntatie, Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de visserij, Cohesiefonds.
- 248.Beleid op diverse terreinen, zoals opleiding, jeugd, cultuur, informatie, energie, milieu, interne markt, Trans-Europese netwerken, onderzoek, externe acties, enz.
- 249.Dit voorbeeld is al gepubliceerd. Zie Europese Commissie, Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en fraudebestrijding, jaarverslag 1998, COM(1999)590, par. 2.2.5.2.
- 250.D.w.z. de eerste twee categorieën eigen middelen bedoeld in artikel 2, lid 1, van het Besluit van de Raad van 31 oktober 1994 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (94/728/EG, Euratom).
- 251.COM(1999)590 reeds genoemd, par. 3.1.2.
- 252.Vgl. hieronder par. 7.2.1 (Eurojust).
- 253.Vgl. hieronder par. 6 wat betreft de presentatie van die bevoegdheden vanuit procedureel gezichtspunt.
- 254.Vgl. bijlage 2.
- 255.Vgl. hieronder par. 5 (materieel recht).
- 256.Dit beginsel, dat een vernieuwing in het communautaire kader lijkt, is reeds in de internationale rechtsorde opgenomen. Het op 17-7-1998 in Rome goedgekeurde Statuut inzake het Internationaal Strafhof voorziet in de aanstelling van een internationale aanklager, met opsporingsbevoegdheden ten behoeve van de vervolging op het grondgebied van de staten die partij zijn. De vijftien lidstaten van de Europese Unie hebben dit verdrag ondertekend en de Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt van 11.6.2001 betreffende het Internationaal Strafhof op de spoedige inwerkingtreding ervan aangedrongen (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 155 van 12-6-2001, pagina 19
).
- 257.Vgl. hieronder par. 6.2.2.2 wat betreft gemengde zaken.
- 258.Vgl. hieronder par. 6.2.3.2 (werkrelatie met de nationale opsporingsdiensten).
- 259.Vgl. hieronder par. 7.3 (toekomstige rol van het OLAF).
- 260.Vgl. hieronder par. 6.4 (waarborging van de vrijheden door de rechter).
- 261.Vgl. hieronder par. 6.3.1 (keuze van de lidstaat voor de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 262.Vgl. hieronder par. 6.3.2 (uitoefening van de strafvordering).
- 263.Zie met name La mise en oeuvre du Corpus juris dans les États membres, voornoemd, deel 1, blz. 42 e.v.: "Le résultat de cette évolution est que, du point de vue juridique, les systèmes nationaux en vigueur en Europe sont devenus nettement plus compatibles qu'ils ne l'étaient.
- 264.Lid 2 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 265.Vgl. hieronder par. 6.2.1. (algemene beginselen van de voorbereidende fase).
- 266.Lid 1 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 267.Lid 1 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 268.Ter vergelijking, op grond van dezelfde motivering heeft de Aanklager bij het toekomstige Internationaal Strafhof een niet-hernieuwbare ambtstermijn van negen jaar gekregen (artikel 42 van het genoemde Statuut inzake het Internationaal Strafhof).
- 269.Lid 2 van het voorstel voor artikel 280 bis.
- 270.Vgl. hieronder par. 6.2.2.1 (legaliteit of opportuniteit van de vervolging).
- 271.COM(2000)608, reeds aangehaald.
- 272.Vgl. hieronder par. 6.2.2.2 (gemengde zaken).
- 273.Vgl. hierboven par. 4.1.2.2. (ontslag van de Europese officier van justitie).
- 274.Vgl. hieronder par. 7.2 (actoren ingesteld in het kader van de Europese Unie).
- 275.Ter vergelijking, het personeel van de Aanklager bij het Internationaal Strafhof wordt geworven, benoemd en geleid door de Aanklager, bijgestaan door een of meer Substituut-Aanklagers (artikelen 42 en 44 van het Statuut).
- 276.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 316 van 27-11-1995, pagina 48; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 313 van 23-10-1996, pagina 1; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 221 van 19-7-1997, pagina 11; Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 151 van 20-5-1997, pagina 1, reeds aangehaald. Zie tevens de toelichting bij de Overeenkomst (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 191 van 23-6-1997, pagina
1) en het toelichtend rapport bij het tweede protocol (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 91 van 31-3-1999, pagina
8).
- 277.COM(2001)272, reeds aangehaald.
- 278.Artikel 1 CJ.
- 279.Het begrip ambtenaar wordt gedefinieerd in artikel 2 van het voorstel voor een richtlijn, waarin de bepalingen van artikel 1 van het protocol van 27 september 1996 bij de Overeenkomst van 1995 zijn overgenomen.
- 280.Artikel 1, derde streepje, van de gewijzigde Richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10.6.1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 166 van 28-6-1991, pagina 77).
- 281.La mise en oeuvre du Corpus Juris dans les États membres, reeds aangehaald, boek 1, deel II, hoofdstuk 1, par. I-2.
- 282.Zie met name artikel 4 CJ.
- 283.Conclusie nr. 40.
- 284.Zie met name het gemeenschappelijk optreden van 21.12.1998 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie in de lidstaten van de Europese Unie (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 351 van 29-12-1998 Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 351 van 29-12-1998).
- 285.Zie met name artikel 7 CJ.
- 286.Voormalig ontwerp van een verdrag houdende wijziging van het verdrag tot instelling van een Raad en een Commissie welke de Europese gemeenschappen gemeen hebben met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijke regeling betreffende de strafrechtelijke verantwoordelijkheid en bescherming van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 222 van 22-9-1976).
- 287.Zie met name artikel 8 CJ.
- 288.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 222 van 22-9-1976.
- 289.Conclusie van het Voorzitterschap nr. 48.
- 290.Artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
- 291.Zie met name artikel 14 CJ.
- 292.Kaderbesluit van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven (PB L 182 van 5/7/2001 blz.
1).
- 293.Zie voor een andere mening, ten gunste van een verregaande harmonisatie op het gebied van het algemene strafrecht inzake verantwoordelijkheid, de artikelen 9 tot en met 13 CJ, waarin wordt voorgesteld de verdragsrechtelijke regels inzake de aansprakelijkheid van ondernemingen aan te vullen en de grondslag te leggen voor een communautaire definitie van moreel element, dwaling, individuele strafrechtelijke aansprakelijkheid en poging.
- 294.Ongeacht of de persoon individueel dan wel als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelt. De hier bedoelde leidende positie kan zijn de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de rechtspersoon of tot het nemen van beslissingen namens de rechtspersoon of de bevoegdheid tot controle bij de rechtspersoon.
- 295.Vgl. hierboven par. 3.2 (bevoegdheden van de Europese officier van justitie).
- 296.Vgl. hierboven par. 5 (materieel recht).
- 297.Zie ter vergelijking op dit punt artikel 17 van het Statuut van het Internationaal Tribunaal voor Rwanda en artikel 18 van het Statuut van het Internationaal Tribunaal voor ex-Joegoslavië.
- 298.Onverminderd de verplichtingen die in het kader van het beheer en de controle op administratief en financieel gebied al in de communautaire wetgeving zijn vastgelegd om de Commissie op de hoogte te stellen van onregelmatigheden.
- 299.Zie met name hieronder par. 7.3 voor de rol van het Europees Bureau voor fraudebestrijding.
- 300.De belastingautoriteiten hebben een verreikende verplichting tot geheimhouding. Op die verplichting bestaan echter altijd uitzonderingen. Die zouden derhalve aangevuld moeten worden, om aangifte bij de Europese officier van justitie mogelijk te maken.
- 301.Vgl. bijlage 2, eerste schema.
- 302.Vgl. bijlage 2, tweede schema.
- 303.Artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47, tweede alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (redelijke termijn).
- 304.Artikel 6, lid 2, van het genoemde Europees Verdrag en artikel 48, lid 1, van het genoemde Handvest.
- 305.Artikel 6, lid 3, van het genoemde Europees Verdrag en artikel 48, lid 2, van het genoemde Handvest.
- 306.Zie met name artikel 7 van de genoemde Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen en artikel 54 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen.
- 307.Zaak C 187/01, aanhangig bij het Hof van Justitie.
- 308.Vgl. hieronder par. 6.2.4.1 (sepot of buitenvervolgingstelling).
- 309.Vgl. hieronder par. 6.2.4.1 (sepot).
- 310.Deze overdracht door de Europese officier van justitie mag niet worden verward met verwijzing naar de nationale vervolgingsinstantie in het kader van de verdeling van communautaire zaken. Zie hieronder par. 6.2.2.2 a).
- 311.Vgl. hieronder par. 7.2.1 (Eurojust).
- 312.Zie met name artikel 18, lid 5, CJ. In tegenstelling tot de verplichting tot samenwerking van de staten in het onderzoeksstadium met de officieren van justitie van de meest recente internationale strafrechtelijke instanties (artikel 29 van het Statuut van het Tribunaal voor ex-Joegoslavië; artikel 28 van het Statuut voor het Rwanda-Tribunaal; artikel 93 van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof), zou het hier om rechtstreekse bijstand tussen de Europese officier van justitie en de nationale vervolgingsinstanties gaan.
- 313.Zie bovendien Titel VI 'Register van de vervolgingen wegens fraude' van het door de Commissie bij de Raad ingediende voorstel voor een akte van de Raad tot vaststelling van het aanvullend protocol van 19.6.1997 bij de overeenkomst van 26.7.1995 voornoemd (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 83 van 20-3-1996, pagina 10).
- 314.Zie met name artikel 19 van het Corpus juris (CJ), de zogeheten versie 'van Florence'.
- 315.Zie met name artikel 28, lid 1, CJ en hieronder par. 8 (rechterlijk toezicht).
- 316.In dit groenboek duidt de term 'opsporingsmaatregel' een algemene categorie individuele 'opsporingshandelingen' aan.
- 317.Overeenkomst van 18.12.1997 inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (Napels II); Overeenkomst van 29.5.2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 197 van 12-7-2000, pagina
1).
- 318.Initiatief van de regeringen van de Franse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Koninkrijk België met het oog op de aanneming door de Raad van een kaderbesluit inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van vermogensbestanddelen of bewijsstukken (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 75 van 7-3-2001, pagina 3
.).
- 319.Genoemde Overeenkomst van 29.5.2000.
- 320.Genoemd COM(2001)522.
- 321.Vgl. hieronder par. 6.3.4 (bewijsstelsels).
- 322.Vgl. hieronder par. 6.4 (waarborging van de vrijheden door de rechter).
- 323.Vgl. hieronder par. 6.2.3.2. (werkrelatie met de nationale opsporingsdiensten) en par. 7.3. (toekomstige rol van het OLAF).
- 324.COM(2001)522, reeds aangehaald.
- 325.Conclusies nrs. 35 en 37.
- 326.Vgl. hieronder par. 7.3 wat betreft de meer bijzondere kwestie van opsporingshandelingen binnen de communautaire instellingen.
- 327.Artikel 13 van de voornoemde Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
- 328.Hoewel dit buiten het kader van dit groenboek valt, moet worden opgemerkt dat in bepaalde gevallen, die strikt beperkt zijn ingevolge het subsidiariteitsbeginsel, op Europees niveau uitgevoerde opsporingsbevoegdheden de doeltreffendheid van de Europese officier van justitie zouden kunnen verhogen. Het gaat daarbij speciaal om grensoverschrijdende zaken waarmee directe uitgaven zijn gemoeid (door de Gemeenschappen beheerde uitgaven, zonder tussenkomst van de overheden van de lidstaten), bijvoorbeeld wanneer de medecontractanten en onderaannemers van de Commissie in verscheidene lidstaten zijn gevestigd. Zie tevens hieronder par. 7.3 (toekomstige rol van het OLAF).
- 329.Vgl. hieronder par. 6.3.5 (oorzaken van verval van de strafvordering in de fase van de berechting)
- 330.Vgl. hierboven par. 6.2.2.1 (legaliteit of opportuniteit van de vervolging).
- 331.Vgl. hierboven par. 5.5 (verjaringstermijn).
- 332.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2 b) en c) (verdeling van de zaken tussen de Europese officier van justitie en de nationale vervolgingsinstanties)
- 333.Zie bijvoorbeeld artikel 58, lid 3, van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof.
- 334.Vgl. hieronder par. 6.4 (rechter die toezicht uitoefent op de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 335.Vgl. bijlage 2, derde schema.
- 336.In het eerder genoemde voorstel voor een richtlijn van 23.5.2001 zijn de bepalingen van de overeenkomst en de protocollen die onder de uitzondering van artikel 280, lid 4, van het EG-Verdrag vallen, betreffende de toepassing van het nationale stafrecht en de nationale rechtsbedeling in de lidstaten, niet overgenomen. Deze bepalingen zullen pas in werking treden na ratificatie door alle lidstaten.
- 337.Artikel 4 van de overeenkomst van 26.7.1995 en artikel 6 van het aanvullend protocol van 27.9.1996.
- 338.Vgl. hieronder par. 6.4 (gewaarborgde tussenkomst van een rechter).
- 339.Het begrip goede rechtsbedeling heeft betrekking op de tenuitvoerlegging van de beginselen van een redelijke termijn, van billijkheid en van doeltreffendheid van het proces.
- 340.Artikel 49 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 7 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
- 341.Artikel 47, eerste en tweede alinea, van het genoemde Handvest en artikel 6, lid 1, van het genoemde Verdrag.
- 342.Het recht van een verdachte om niet aan zijn eigen veroordeling mee te hoeven werken vooronderstelt in het bijzonder dat de Europese officier van justitie geen gebruikmaakt van bewijsmateriaal dat onder dwang of druk is verkregen, met minachting van de wil van de verdachte (E.H.R.M., zaak Funke tegen Frankrijk, 25.2.1993, par. 44). De Europese officier van justitie zou echter gebruik kunnen maken van gegevens die van de verdachte verkregen zijn door de uitoefening van bevoegdheden tot het toepassen van dwangmaatregelen, maar die onafhankelijk van de wil van de verdachte bestaan (E.H.R.M., zaak Saunders tegen Verenigd Koninkrijk, 17.12.1996, par. 69).
- 343.Artikel 47, tweede alinea, van het genoemde Handvest en artikel 6, lid 3, van het genoemde Verdrag.
- 344.Vgl. hieronder par. 8 (rechterlijke toetsing).
- 345.Vgl. hieronder par. 6.4.3 (aanwijzing van de rechter die toezicht uitoefent op de akte tot verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 346.Zie met name de ontwikkeling van de formulering van artikel 26, lid 1, CJ.
- 347.Conclusie nr. 36 van het Voorzitterschap van de Europese Raad van Tampere.
- 348.Zie met name artikel 32 CJ.
- 349.Vgl. hieronder par. 6.4.3 (aanwijzing van de rechter die toezicht uitoefent op de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 350.Bijvoorbeeld de verplichting die de communautaire personeelsleden hebben om samen te werken met het OLAF in het kader van interne administratieve onderzoeken moet zo worden opgevat dat zij geen belemmering mag vormen voor het reeds vermelde fundamentele recht van de verdachte om niet mee te hoeven werken aan zijn eigen veroordeling (E.H.R.M., genoemde zaak Saunders).
- 351.Vgl. hierboven par. 6.2.4.1. (sepot).
- 352.Vgl. hierboven par. 5.5 (verjaringstermijn).
- 353.Voor een tegenovergestelde optie, zie met name artikel 23 CJ.
- 354.Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie; artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
- 355.Onder voorbehoud van de naleving van het bepaalde in artikel 234 EG en de jurisprudentie 'Foto-Frost' van het Hof van Justitie (zaak C-314/85, Jurispr. 1987, blz. 4199).
- 356.Zie met name arrest E.H.R.M. van 24.5.1989, zaak Hauschildt tegen Denemarken, serie A nr. 54; en arrest E.H.R.M. van 24.8.1993, zaak Nortier tegen Nederland, serie A nr. 267.
- 357.Vgl. hierboven par. 6.3.1 (keuze van de lidstaat voor de verwijzing naar het vonnisgerecht).
- 358.Artikel 65 ter van het reglement voor de proces- en bewijsvoering van het Joegoslavië-tribunaal van 11.2.1994, gewijzigd op 10.7.1998.
- 359.Artikelen 56 e.v. van het Statuut inzake het Internationaal Strafhof.
- 360.Vgl. hieronder par. 8 (rechterlijke toetsing).
- 361.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2 (verdeling van zaken).
- 362.Vgl. hierboven par. 6.2.3.2 (werkrelatie met de nationale opsporingsdiensten).
- 363.Conclusie van het Voorzitterschap nr. 46.
- 364.Artikelen 29 en 31 van het EU-Verdrag zoals gewijzigd (Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 80 van 10-3-2001 Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 80 van 10-3-2001).
- 366.Mededeling van de Commissie inzake de oprichting van Eurojust, 22.11.2000 (COM(2000)746); ontwerp-besluit van de Raad tot oprichting van Eurojust van 19.10.2001 (Document EUROJUST 12 nr. 12727).
- 367.In dit groenboek wordt onderscheid gemaakt tussen gemengde zaken - die strafbare feiten in verband met de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap, maar ook nationale strafbare feiten betreffen - en pijleroverschrijdende zaken - die betrekking hebben op de financiële belangen van de Gemeenschap, maar ook op strafbare feiten die tot het terrein van de derde pijler behoren en waarvoor Eurojust bevoegd zou zijn. De pijleroverschrijdende zaken vormen aldus een speciale categorie gemengde zaken: voor alle gemengde zaken is samenwerking met de nationale vervolgingsinstanties noodzakelijk, maar de pijleroverschrijdende zaken vereisen bovendien samenwerking in het kader van Eurojust.
- 368.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2. c) (dialoog tussen de Europese officier van justitie en de nationale vervolgingsautoriteiten).
- 369.Publicatieblad van de Europese Unie C-reeks nr. 316 van 27-11-1995, pagina 1.
- 370.Gemeenschappelijk optreden van de Raad van 22 april 1996, waarbij een kader tot stand is gebracht voor de uitwisseling, op grond van bilaterale of multilaterale overeenkomsten, van magistraten of ambtenaren die bijzonder deskundig zijn op het gebied van procedures inzake justitiële samenwerking (Publicatieblad van de Europese Unie L-reeks nr. 105 van 27-4-1996, pagina 1.).
- 372.Vgl. hierboven par. 6.2.2.2. (verdeling van zaken).
- 373.De instellingen in de zin van artikel 7 van het EG-Verdrag zijn het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie en de Rekenkamer. De organen en instanties zijn alle andere communautaire autoriteiten.
- 374.Artikel 7 van de genoemde Verordeningen nr. 1073/99 en nr. 1074/99; artikel 2 van het modelbesluit dat gehecht is aan het genoemde interinstitutioneel akkoord van 25.5.1999.
- 375.Artikel 2, lid 6, van het genoemde besluit van de Commissie van 28.4.1999.
- 376.Vgl. hierboven par. 6.1 (aangifte en verwijzing).
- 377.Vgl. hierboven par. 6.3.4 (bewijsstelsels).
- 378.Dit groenboek doet niet af aan het evaluatieverslag over de toepassing van de genoemde Verordeningen nr. 1073/99 en nr. 1074/99, bedoeld in artikel 15 van die verordeningen, dat de Commissie zal opstellen met inachtneming van het perspectief van de instelling van de functie van Europees officier van justitie.
- 379.Étude sur les sanctions pénales et administratives, le recouvrement, la dénonciation et le Corpus juris dans les pays candidats, algemeen verslag, Ch. Van den Wyngaert, 19.9.2001 (nog niet gepubliceerd).
- 380.Vgl. hierboven par. 6.4.2 (rechter van vrijheden).
- 381.Vgl. hierboven par. 4.1.2.2 en par. 4.2.1.1 (tuchtrechtelijk regelingen, respectievelijk voor de Europese officier van justitie en voor de afgevaardigde Europese officieren van justitie).
- 382.Vgl. hierboven par. 6.2.2.1 (transactie).
- 383.Vgl. hierboven par. 6.3.3 (de Gemeenschappen, slachtoffers van gemeen recht).
- 384.Zie in deze zin artikel 28, lid 1, d), CJ.
- 385.Zie met name artikel 27 CJ.
- 386.COM (2000) 34, reeds aangehaald, par. 5, 'het gerechtelijk systeem van de Unie'.
- 387.Arrest van het Hof van Justitie van 2.12.1992 in zaak C-370/89, SGEEM en Etroy/BEI, Jurispr. 1992, blz. 6211.
- 388.Vgl. hierboven par. 6.4.2 (rechter van de vrijheden).
- 389.COM (2000) 608.
- 390.
- 391.Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, fraudebestrijding, Jaarverslag 1998, lid 1, punt 3, COM(99) 590 def.
- 392.Corpus juris portant dispositions pénales pour la protection des intérêts financiers de l'Union européenne (Corpus juris houdende strafbepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie), onder leiding van Mevr. Delmas-Marty, Economica, Parijs, 1997. (Voor de Nederlandse versie Intersentia, Antwerpen, Groningen, Oxford). De tekst van het Corpus juris is eveneens beschikbaar op internet (www.law.uu.nl/wiarda/corpus/index1).
- 393.Naar aanleiding van deze aanbevelingen hebben de deskundigen onlangs een omvangrijke vergelijkende studie voltooid waarin de noodzaak, de wettigheid en de uitvoerbaarheid van het ' Corpus juris ' wordt onderzocht en het effect wordt geanalyseerd dat een Europees officier van justitie kan hebben op de nationale stelsels van strafvervolging: La mise en oeuvre du Corpus juris dans les États membres, Mevr. Delmas-Marty en J.A.E. Vervaele, Intersentia, Utrecht, 2000.
- 394.Aanvullende bijdrage van de Commissie ten behoeve van de Intergouvernementele Conferentie over de institutionele vraagstukken - De hervorming van de communautaire rechtspleging (COM/2000/0109 def).
- 395.De Europese Commissie kent nummers toe aan officiële documenten van de Europese Unie. De Commissie maakt onderscheid in een aantal typen documenten door middel van het toekennen van verschillende nummerseries. Het onderscheid is gebaseerd op het soort document en/of de instelling van de Unie van wie het document afkomstig is.
- 396.De Raad van de Europese Unie kent aan wetgevingsdossiers een uniek toe. Dit nummer bestaat uit een vijfcijferig volgnummer gevolgd door een schuine streep met de laatste twee cijfers van het jaartal, bijvoorbeeld 12345/00 - een document met nummer 12345 uit het jaar 2000.
- 397.Het interinstitutionele nummer is een nummerreeks die binnen de Europese Unie toegekend wordt aan voorstellen voor regelgeving van de Europese Commissie.
Binnen de Europese Unie worden nog een aantal andere nummerseries gebruikt. Iedere instelling heeft één of meerdere sets documenten met ieder een eigen nummering. Die reeksen komen niet overeen met elkaar of het interinstitutioneel nummer.
- 398.Deze databank van de Europese Unie biedt de mogelijkheid de actuele werkzaamheden (workflow) van de Europese instellingen (Europees Parlement, Raad, ESC, Comité van de Regio's, Europese Centrale Bank, Hof van Justitie enz.) te volgen. EURlex volgt alle voorstellen (zoals wetgevende en begrotingsdossiers) en mededelingen van de Commissie, vanaf het moment dat ze aan de Raad of het Europees Parlement worden voorgelegd.
- 399.Als dag van bekendmaking van een Europees besluit geldt de dag waarop het besluit in het Publicatieblad wordt bekendgemaakt, en daardoor in alle officiële talen van de Europese Unie bij het Publicatiebureau beschikbaar is.