Voor Joost Zwagerman, een persoonlijk relaas - Hoofdinhoud
Vernedering
Mijn moeder komt uit de wijk Meezenbroek in Heerlen. Haar ouders zijn na hun huwelijk midden jaren dertig in deze ‘rode’ mijnwerkerskolonie gaan wonen. Net als heel veel mijnwerkers uit Limburg, uit heel Nederland en uit Oost- en Zuid-Europa. Ondanks de diversiteit, was het een hechte gemeenschap, omdat de mannen op de ‘koel’ werkten en de vrouwen elkaar tegenkwamen op de kienavonden, op de school van de kinderen, of op het winkelpleintje. Men wist bijna alles van elkaar, met alle voor- en nadelen van dien.
Als iemand misbruik maakte van voorzieningen, die meestal door de mijn, de kerk of de bond werden geboden, werd er vaak door de buurt ingegrepen. Mijn opa vertelde mij vele jaren later van de bezoeken die hij met andere kompels dan bij de lijntjestrekkers of profiteurs aflegde. De schande van zo’n bezoek was meestal genoeg om het onaanvaardbare gedrag te doen stoppen.
De komst van de welvaartsstaat was voor opa zowel het mooiste resultaat van de sociale strijd die hij had geleverd, als het einde van de samenleving die voor hem het meest herkenbaar was. Stap voor stap verdween de hechtheid van de gemeenschap. Voor opa was de verklaring eenvoudig: de komst van nieuwe mensen in de buurt - overigens, anders dan in het Westen weinig moslims. Minder zichtbaar, maar net zo belangrijk was het effect van de welvaartsstaat op het gezin van mijn grootouders en hun gemeenschap. Zij werden minder van elkaar, van de mijn of van de kerk en meer van de staat afhankelijk. Zij vierden ook de vrijheid die het einde van de morele en sociale dwang van de kerk hun bracht. Hoe het ook zij, ergens tussen eind jaren zestig en midden jaren zeventig (niet toevallig samenvallend met de mijnsluiting) veranderde de samenleving van aard en verdween een groot deel van het gemeenschapsgevoel.
De afhankelijkheid van de verzorgingsstaat is in Meezenbroek sindsdien alleen maar groter geworden en de anonimiteit van de bewoners vaak ook. Die verzorgingsstaat is zelf ook anoniem en bureaucratisch, niet iets waar je deel van uitmaakt, maar iets dat je in meerdere of mindere mate overkomt. Ergens midden jaren zeventig zag opa om zich heen dat meer mensen misbruik maakten van de vele voorzieningen die de staat bood. Hij wilde dat aankaarten, maar kon niet meer bij de mensen zelf terecht, ze zouden hem van de stoep hebben geslagen. Dus uitte hij zijn klacht tegen vertegenwoordigers van zijn partij, de PvdA. Het kwam hem op een forse oorwassing te staan van een zwaar bebaarde agoog, die via Nieuw Links nu ook de mars door de instituten in Heerlen succesvol had voltooid. “Schande”, dat opa iemand wilde “verlinken”. Misbruik bestond niet, het was “proletarisch winkelen” in de rijk gevulde snoepwinkel van perfide kapitalisten. Opa, die nog met dubbeltjes en kwartjes de welvaartsstaat had helpen opbouwen en nog het besef had dat diezelfde dubbeltjes en kwartjes voor de sociale voorzieningen zorgde, voelde zich vernederd.
Vanaf dat moment heb ik gezien dat hij een wrok ging koesteren. Niet tegen de baardaap die hem met misplaatste morele superioriteit op zijn nummer had gezet, maar tegen de mensen die in opa’s ogen misbruik maakten van de sociale zekerheid. En omdat hij steeds minder mensen persoonlijk kende in zijn buurt, vermoedde hij dat bijna iedereen de boel aan het flessen was. Bij oma uitte dit gevoel zich anders: zij wist een hele rij mensen op te sommen die wel van alles kregen van de woningbouw, van de gemeente of van het rijk, terwijl zijzelf niks kreeg. En die mensen hadden net zoveel pensioen als zij, alleen hadden die mensen schulden gemaakt of vulden zij de formulieren niet eerlijk in. Terwijl opa en oma hun hele leven geen cent geleend hadden, altijd een klein bedrag opzij zetten en nooit overdadige uitgaven deden. Zij zagen dat wie verstandig leefde er vaak alleen voor stond en wie er op los leefde met groot gemak de hand op kon houden bij de instanties. Het heeft ze dwars gezeten tot hun dood, mijn opa ruim 20 jaar geleden en mijn oma zes jaar geleden.
In dit hele verhaal komt geen moslim voor. De wrok die mijn grootouders opbouwden was gebaseerd op vervreemding, op miskenning door de overheid en de politiek en op de ontsporingen van de verzorgingsstaat, die, zeker in de mijnstreek, afhankelijkheid en lethargie bevorderde, in plaats van zelfredzaamheid en activiteit. In de laatste jaren van haar leven is mijn oma ook ‘de buitenlander’ gaan zien als aanstichter van het probleem. Het gaf haar boosheid een gezicht, een doel. Zij had geen racistische vezel in haar lijf, zij was opgegroeid tussen de Nowaks, Kowalski’s, Adriolo’s en Krasoweks. Maar haar boosheid zocht een doel en dat doel werd toen ook Mohammed.
De generatie van mijn opa en oma is in de steek gelaten, zeker, en dat voelen hun kinderen en kleinkinderen tot op de dag van vandaag. Wat mijn opa in de jaren zeventig overkwam was kleinerend en die mentaliteit van misplaatst paternalisme heeft de PvdA in haar greep gehad zolang de Nieuwlinksers er de dienst uitmaakten. Zoiets ijlt nog lang na, zoals de analyse van Zwagerman in de Volkskrant laat zien.
Maar het is niet fair tegenover die PvdA en andere linkse politici die vandaag met name in het lokaal bestuur verantwoordelijkheid dragen te doen alsof zij zich nog net zo gedragen. Wie heeft handhaving in Amsterdam weer op de agenda gezet en daar door roeien en ruiten aan vastgehouden? Lodewijk Asscher. In Amsterdam komt law and order van links. Kijk eens naar de successen die in Nijmegen en Utrecht zijn bereikt met het aanpakken van uitkeringsfraude door linkse colleges en de inzet van mensen als Paul Depla en Hans Spekman. Kijk ook eens naar het succes dat Ralf Krewinkel in Kerkrade weet te maken van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of de vooruitgang die Jan Hamming in Tilburg weet te bereiken in de meest uitdagende wijken. En zie hoe in Heerlen het gemeenschapsgevoel weer schoorvoetend terugkomt door vasthoudend beleid onder leiding van de SP en de PvdA. Fouten uit het verleden mogen niet worden vergeten, maar mogen evenmin de blik vertroebelen voor de kansen van vandaag. Nieuw burgerschap, gemeenschapszin, een moderne, vitale verzorgingsstaat, gebaseerd op de gelijkwaardigheid van mensen. waarbij iedereen die kan, ook aan de slag gaat, zodat er voldoende middelen zijn om wie niet kan, een volwaardig bestaan te garanderen. Dat zijn de doelen waar wij ons op moeten richten.
Er is nog een lange weg te gaan. De verkiezingsuitslag van 9 juni sprak wat dat betreft boekdelen, dus niemand heeft het recht zelfvoldaan te zijn. Erkennen dat er boosheid en wrok heerst, is het begin van de weg naar boven, maar blijven hangen in die erkenning, of de wrok zelfs voeden, zal niets oplossen. “I feel your pain”, is een nodige eerste stap. Maar niet meer dan dat, want alleen door meevoelen gaat de pijn nooit weg.
Origineel bericht alleen toegankelijk voor leden facebook