Brief regering; Bijlagen bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën - Hoofdinhoud
Deze bijlage(n) is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 32500 - Miljoenennota 2011.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën; Brief regering; Bijlagen bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën |
---|---|
Documentdatum | 21-09-2010 |
Publicatiedatum | 21-09-2010 |
Nummer | KST325002 |
Kenmerk | 32500, nr. 2 |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
32 500 Nr. 2 NOTA OVER DE TOESTAND VAN 'S RIJKS FINANCIËN
Aangeboden 21 september 2010
Bijlagen bij de Miljoenennota 2011
Toelichting op de Bijlagen
De Miljoenennota 2011 omvat in totaal elf bijlagen. Hiervan worden vier bijlagen, evenals voorgaande jaren, integraal gepubliceerd op . Het betreft de bijlagen «Horizontale toelichting», «Verticale Toelichting», «Toelichting op de belastingontvangsten» en «Toelichting op de belastinguitgaven». Door de publicatie van deze omvangrijke bijlagen op het internet, wordt papierbesparing mogelijk gemaakt.
De volgende zeven bijlagen vindt u in de Miljoenennota 2011:
Bijlage 1 «Budgettaire kerngegevens» laat op een toegankelijke de opbouw van het (EMU-) saldo van de collectieve sector zien.
Bijlage 2 «Uitgaven en niet belastingontvangsten» omvat informatie over de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de begrotingen in meerjarig perspectief. Daarnaast wordt er een overzicht gegeven van de uitgavenkaders, garanties, financiële transacties, kas- transverschillen en de gasbaten.
Bijlage 3 «De belasting en premieontvangsten» omvat informatie over de belastingopbrengsten en de ontvangsten aan sociale premies.
Bijlage 4 «EMU-schuld» geeft informatie over de (EMU-) schuld van de collectieve sector.
Bijlage 5 «belastinguitgaven» geeft een actuele stand van het budgettaire overzicht van de belastinguitgaven. Het toetsingskader van de belastinguitgaven wordt gepubliceerd op het internet.
Bijlage 6 «Beleidsonderzoeken» geeft inzicht in de voortgang van de interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) en de geprogrammeerde beleidsdoorlichtingen.
Bijlage 7 «Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector» geeft inzicht in de interventies die genomen zijn in de financiële sector rondom de crisis.
1 Budgettaire kerngegevens
De collectieve uitgaven bestaan uit de begrotingsuitgaven van het Rijk, de premiegefinancierde uitgaven van de sociale fondsen 1 en de uitgaven van de medeoverheden. Hetzelfde geldt voor de collectieve inkomsten. Omdat zowel de inkomsten als de uitgaven op de verschillende begrotingen op kasbasis worden gerapporteerd, moet gecorrigeerd worden voor kas-transverschillen (ktv's), aangezien het EMU-saldo een begrip op transbasis is 2. Daarnaast tellen financiële transacties (zoals de aankoop van Fortis/ABN-AMRO) niet mee in het EMU-saldo, maar alleen in de EMU-schuld.
Om dubbeltellingen te voorkomen, moeten de onderlinge betalingen van het totaal worden afgetrokken (zowel bij de collectieve uitgaven als bij de collectieve inkomsten). Een voorbeeld van een onderlinge betaling van het Rijk aan de medeoverheden is de Wet Werk en Bijstand (WWB). Het Rijk neemt dit op als een uitgave, terwijl de medeoverheden dit als inkomsten boeken, waarmee zij op hun beurt uitgaven bekostigen. Om uitgaven niet twee keer mee te nemen, wordt hiervoor gecorrigeerd in de vorm van een consolidatiepost.
Tabel 1.1 EMU-saldo collectieve sector (in miljoenen euro)
2008
2009
2010 1
20111
bron
Inkomsten Rijk
167 367
165 771
169 086
164 327
w.v. belastingontvangsten
138 068
124 876
135 743
134 578
zie tabel 3.4.1
w.v. niet belastingontvangsten
28 475
52 259
33 794
30 995
zie tabel 2.2
w.v. ktv's en financiële transacties
825
-
-11 363
-
-450
-
-1 246
zie tabel 2.11
Inkomsten sociale fondsen
98 002
95 130
97 546
106 273
zie tabel 1.4
Inkomsten medeoverheden
90 099
94 404
94 270
94 807
zie tabel 1.5
Consolidatie: Rijk aan sociale fondsen 2
-
-14 236
-
-18 492
-
-19 719
-
-16 164
zie tabel 1.4
Consolidatie: Rijk aan medeoverheden
-
-65 632
-
-69 590
-
-68 892
-
-69 158
zie tabel 1.5
Inkomsten collectieve sector
275 601
267 223
272 291
280 084
Uitgaven Rijk
164 665
185 036
189 747
182 748
w.v. uitgaven begrotingen
209 381
202 623
202 559
188 369
zie tabel 2.1
w.v. ktv's en financiële transacties
-
-44 716
-
-17 587
-
-12 812
-
-5 621
zie tabel 2.11
Uitgaven sociale fondsen
94 683
103 324
106 634
107 586
zie tabel 1.4
Uitgaven medeoverheden
92 733
97 860
99 044
99 406
zie tabel 1.5
Consolidatie: Rijk aan sociale fondsen2
-
-14 236
-
-18 492
-
-19 719
-
-16 164
zie tabel 1.4
Consolidatie: Rijk aan medeoverheden
-
-65 632
-
-69 590
-
-68 892
-
-69 158
zie tabel 1.5
Uitgaven collectieve sector
272 212
298 137
306 814
304 418
EMU-saldo collectieve sector
3 389
- 30 915
- 34 523
- 24 334
1
De ramingen voor 2010 en 2011 zijn gebaseerd op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB.
2
De onderlinge betalingen tussen Rijk en sociale fondsen bestaan uit de rijksbijdragen, de rentebaten en rente-uitgaven (zie tabel 1.4)
Tabel 1.2 bevat de EMU-saldi van de drie samenstellende delen van de collectieve sector. Deze saldi kunnen ook worden berekend door in tabel 1.1 de uitgaven van de inkomsten af te trekken.
Tabel 1.2 Opbouw EMU-saldo collectieve sector (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
bron
EMU-saldo centrale overheid
2 703
-
-19 265
-
-20 661
-
-18 421
zie tabel 1.3
EMU-saldo sociale fondsen
3 320
-
-8 194
-
-9 088
-
-1 314
zie tabel 1.4
EMU-saldo medeoverheden
-
-2 634
-
-3 456
-
-4 774
-
-4 599
zie tabel 1.5
EMU-saldo collectieve sector
3 389
- 30 915
- 34 523
- 24 334
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)
0,6%
- 5,4%
- 5,8%
- 4,0%
In de tabellen 1.3 tot en met 1.5 wordt per overheidslaag een onderbouwing voor het EMU-saldo gegeven.
Tabel 1.3 EMU-saldo centrale overheid (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
bron
Belastinginkomsten
138 068
124 876
135 743
134 578
zie tabel 3.4.1
Af: Netto begrotingsgefinancierde uitgaven RBG-eng
103 499
105 400
111 215
110 635
zie tabel 2.3
Af: Netto begrotingsgefinancierde uitgaven SZA
10 776
11 107
11 660
12 726
zie tabel 2.4
Af: Netto begrotingsgefinancierde uitgaven BKZ
2 219
2 294
2 859
2 801
zie tabel 2.5
Af: Netto uitgaven niet-relevant voor enig kader 1
64 412
30 278
40 318
30 704
zie tabel 2.10
Af: Stimuleringspakket (excl. lastenkant)
0
1 287
2 714
508
Bij: Ktv's en financiële transacties
45 541
6 224
12 361
4 375
zie tabel 2.11
EMU-saldo centrale overheid
2 703
- 19 265
- 20 661
- 18 421
1
Deze post bestaat onder andere uit de aardgasbaten, de uitgaven aan rente, FES en zorgtoeslag en de rijksbijdragen aan de sociale fondsen.
Tabel 1.4 EMU-saldo sociale fondsen (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
bron
Premie-inkomsten
83 767
76 767
77 839
90 114
zie tabel 3.5.1
Rijksbijdragen
13 906
18 363
19 708
16 159
Rentebaten
329
0
0
0
Inkomsten sociale fondsen
98 002
95 130
97 546
106 273
Premiegefinancierde uitgaven SZA
43 717
47 793
49 410
49 032
zie tabel 2.4
Premiegefinancierde uitgaven Zorg
49 579
54 084
55 340
56 630
zie tabel 2.5
Rente-uitgaven
0
-
-129
-
-11
-
-5
Overig (m.n. administratiekosten zorgverzekeraars)
1 387
1 576
1 895
1 929
Uitgaven sociale fondsen
94 683
103 324
106 634
107 586
EMU-saldo sociale fondsen
3 320
- 8 194
- 9 088
- 1 314
Tabel 1.5 EMU-saldo medeoverheden (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
Belastinginkomsten 1
7 744
8 079
8 295
8 514
Rijksbijdragen 2
65 632
69 590
68 892
69 158
Overige inkomsten 3
16 723
16 735
17 083
17 134
Inkomsten medeoverheden
90 099
94 404
94 270
94 807
Uitgaven medeoverheden1
92 733
97 860
99 044
99 406
EMU-saldo medeoverheden
- 2 634
- 3 456
- 4 774
- 4 599
1
De ramingen voor de belastinginkomsten en uitgaven van de medeoverheden zijn gebaseerd op de MEV 2011.
2
Rijksbijdragen zijn bedoeld voor uitgaven die door de gemeente gedaan worden, maar (deels) bekostigd worden door het Rijk. Hierbij moet gedacht worden aan het GFPF, de WWB, WSW, BDU en het bijzonder onderwijs.
3
Overige inkomsten zijn de ontvangsten uit leges, eigen betalingen, rente, dividenden etc.
Tabel 1.6 Financieringsbehoefte Rijk (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
bron
EMU-saldo collectieve sector
3 389
- 30 915
- 34 523
- 24 334
zie tabel 1.2
Af: EMU-saldo sociale fondsen
3 320
-
-8 194
-
-9 088
-
-1 314
zie tabel 1.2
Af: EMU-saldo medeoverheden
-
-2 634
-
-3 456
-
-4 774
-
-4 599
zie tabel 1.2
Af: Ktv’s en financiële transacties
45 541
6 224
12 361
4 375
zie tabel 2.11
Af: Overbruggingskrediet FBN/ABN
44 341
-
-36 516
-
-3 250
-
-825
zie tabel 4.1
Af: Derdenrekening
-
-545
1 297
216
136
Feitelijk financieringssaldo Rijk op kasbasis
- 86 634
9 730
- 29 988
- 22 107
Tabel 1.7 Historisch overzicht EMU-saldo
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
EMU-saldo collectieve sector (in miljoenen euro)
-
-9 710
-
-14 898
-
-8 584
-
-1 359
2 919
1 048
3 389
-
-30 915
-
-34 523
-
-24 334
Bbp (in miljarden euro)
465
477
491
513
540
569
596
572
593
615
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp)
-
-2,1%
-
-3,1%
-
-1,7%
-
-0,3%
0,5%
0,2%
0,6%
-
-5,4%
-
-5,8%
-
-4,0%
Figuur 1.1 Historisch overzicht EMU-saldo
2 De uitgaven en niet-belastingontvangsten
Tabel 2.1 Uitgaven begrotingen (in miljoenen euro)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
1
De Koning
7
40
39
39
39
39
39
2A
Staten-Generaal
135
140
137
139
134
134
134
2B
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten
110
116
116
108
108
108
108
3
Algemene Zaken
71
79
69
62
61
61
61
4
Koninkrijksrelaties
608
1 042
134
125
89
89
89
5
Buitenlandse Zaken
11 136
11 144
11 792
12 585
12 759
14 392
14 733
6
Justitie
6 240
6 050
5 991
5 961
5 945
5 913
5 915
7
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
6 012
6 013
6 126
6 253
5 868
5 751
5 751
8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
36 286
37 043
36 780
36 833
36 894
37 035
37 185
9A
Nationale Schuld (Transactiebasis)
28 130
22 828
15 570
18 068
22 669
24 922
26 425
9B
Financiën
13 963
12 488
9 525
7 480
6 267
5 733
5 609
10
Defensie
8 733
8 514
8 459
8 224
8 217
8 254
8 236
11
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
1 487
1 643
1 068
906
783
713
897
12
Verkeer en Waterstaat
9 075
9 326
9 085
9 316
8 653
8 747
8 926
13
Economische Zaken
2 806
3 229
3 055
2 967
2 808
2 807
2 823
14
Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
2 550
2 656
2 627
2 369
2 331
2 201
2 144
15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
26 901
29 234
25 881
26 944
27 905
28 610
29 132
16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
15 267
15 440
16 302
16 602
16 806
17 611
18 577
17
Jeugd en Gezin
6 499
6 684
6 780
6 756
6 748
6 714
6 711
18
Wonen, Wijken en Integratie
5 062
3 756
3 148
3 038
2 934
2 851
3 098
40
Sociale Verzekeringen1
103
119
220
40
0
0
0
41
Premiegefinancierde uitgaven Zorg1
0
320
0
0
0
0
0
50
Gemeentefonds
17 683
18 465
18 111
17 820
17 862
17 798
17 641
51
Provinciefonds
1 329
1 458
1 143
1 086
1 090
1 072
927
55
Infrastructuurfonds
7 352
9 069
8 322
8 204
7 996
8 542
7 599
56
Fonds Economische Structuurversterking
1 724
3 337
2 723
2 174
2 310
2 479
1 445
58
Diergezondheidsfonds
15
64
9
9
9
9
9
59
BTW-compensatiefonds
2 577
2 788
2 844
2 895
2 896
2 896
2 896
63
Waddenfonds
14
34
81
41
38
39
41
64
BES-fonds
0
0
21
21
21
21
21
AP
Aanvullende posten
0
-
-947
1 344
4 660
7 554
11 132
14 895
90
Consolidatie
-
-9 249
-
-9 609
-
-9 132
-
-8 758
-
-8 235
-
-8 452
-
-7 309
HGIS
Internationale Samenwerking2
(5 984)
(5 643)
(6 029)
(6 201)
(6 141)
(6 358)
(6 566)
Totaal
202 623
202 559
188 369
192 965
199 558
208 220
214 758
1
De uitgaven van hoofdstuk 40 en 41 betreffen de maatregelen uit het stimuleringspakket. Deze zijn buiten het kader SZA respectievelijk BKZ geplaatst en worden daarom in bovenstaande tabel opgenomen en niet in tabellen 2.4 en 2.5.
2
In deze tabel zijn de uitgaven voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.
Tabel 2.2 Niet-belastingontvangsten (in miljoenen euro)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2A
Staten-Generaal
8
3
3
3
3
3
3
2B
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten
4
4
4
4
4
4
4
3
Algemene Zaken
3
6
6
6
6
6
6
4
Koninkrijksrelaties
128
210
9
8
8
8
8
5
Buitenlandse Zaken
2 936
754
728
731
746
761
773
6
Justitie
1 314
1 037
1 137
1 255
1 293
1 276
1 220
7
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
899
382
613
44
78
417
772
8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2 216
2 265
2 136
2 208
2 237
2 317
2 370
9A
Nationale Schuld (Transactiebasis)
8 090
3 161
1 604
1 634
2 010
3 933
3 059
9B
Financiën
18 017
9 151
6 280
6 289
6 365
6 940
6 719
10
Defensie
467
500
457
336
318
276
246
11
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
330
682
177
96
47
39
39
12
Verkeer en Waterstaat
98
101
100
95
88
86
93
13
Economische Zaken
9 834
5 453
8 048
8 200
7 932
7 301
7 977
14
Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit
514
600
547
527
495
426
383
15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
913
1 076
1 050
847
770
706
706
16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
569
182
151
104
88
69
45
17
Jeugd en Gezin
140
183
170
185
190
194
194
18
Wonen, Wijken en Integratie
997
475
449
455
444
430
430
55
Infrastructuurfonds
7 476
8 697
8 322
8 204
7 996
8 542
7 599
56
Fonds Economische Structuurversterking
1 724
3 337
2 723
2 174
2 310
2 479
1 445
57
AOW-spaarfonds
4 794
5 087
5 366
5 680
6 021
6 390
6 775
58
Diergezondheidsfonds
4
56
9
9
9
9
9
63
Waddenfonds
34
5
34
34
38
39
41
AP
Aanvullende posten
0
0
7
20
37
58
80
90
Consolidatie
-
-9 249
-
-9 609
-
-9 132
-
-8 758
-
-8 235
-
-8 452
-
-7 309
HGIS
Internationale Samenwerking1
(183)
(144)
(140)
(132)
(133)
(133)
(122)
Totaal
52 259
33 794
30 995
30 390
31 296
34 255
33 684
1
In deze tabel zijn de niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale niet-belastingontvangsten voor Internationale Samenwerking zijn tussen haakjes vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.
In het Nederlandse begrotingsbeleid wordt bij de start van een kabinetsperiode een uitgavenkader vastgesteld. Het uitgavenkader bevat de maximale uitgaven die jaarlijks gedurende de kabinetsperiode worden gedaan. Het totaalkader is onderverdeeld in drie deelkaders: het kader Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng), het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA) en het Budgettair Kader Zorg (BKZ). De tabellen 2.3 tot en met 2.5 geven de opbouw van de actuele uitgavenramingen voor de drie verschillende deelkaders weer.
Tabel 2.3 Opbouw kader RBG-eng (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
bron
Totale uitgaven Rijksbegroting
209 381
202 623
202 559
188 369
zie tabel 2.1
Niet-belastingontvangsten Rijksbegroting
28 475
52 259
33 794
30 995
zie tabel 2.2
Netto Rijksuitgaven
180 906
150 365
168 765
157 374
Af: Begrotingsgefinancierde uitgaven SZA
10 776
11 107
11 660
12 726
zie tabel 2.4
Af: Begrotingsgefinancierde uitgaven BKZ
2 219
2 294
2 859
2 801
zie tabel 2.5
Af: Niet-kaderrelevante uitgaven
64 412
30 278
40 318
30 704
zie tabel 2.10
Af: Stimuleringspakket (excl. lastenkant)
0
1 287
2 714
508
Netto uitgaven kader RBG-eng
103 499
105 400
111 215
110 635
Tabel 2.4 Netto uitgaven sociale zekerheid (in miljoenen euro)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
15
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
11 107
11 715
12 499
12 710
12 812
12 888
13 032
AP
Aanvullende posten
0
-
-54
227
512
824
1 216
1 649
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven
11 107
11 660
12 726
13 222
13 636
14 104
14 681
40
Sociale Verzekeringen
47 793
49 410
49 032
50 542
52 073
54 020
55 843
Netto premie-uitgaven
47 793
49 410
49 032
50 542
52 073
54 020
55 843
Netto uitgaven kader SZA
58 900
61 071
61 758
63 764
65 708
68 124
70 525
Tabel 2.5 Netto uitgaven zorg (in miljoenen euro)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
16
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
761
1 314
1 386
1 448
1 473
1 506
1 521
50
Gemeentefonds (WMO)
1 533
1 545
1 383
1 383
1 383
1 429
1 383
AP
Aanvullende posten
0
0
32
69
107
150
194
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven
2 294
2 859
2 801
2 901
2 963
3 085
3 098
41
Premiegefinancierde uitgaven Zorg
54 084
55 340
56 630
59 561
63 380
67 621
72 540
Netto premie-uitgaven
54 084
55 340
56 630
59 561
63 380
67 621
72 540
Netto uitgaven kader Zorg
56 378
58 199
59 432
62 462
66 344
70 706
75 638
De tabellen 2.6 tot en met 2.9 tonen per budgetdisciplinesector eerst de bepaling van de reële uitgavenkaders. De reële uitgavenkaders worden bepaald door de ramingen ten tijde van het Coalitieakkoord te defleren met de raming voor de prijsontwikkeling van de Nationale Bestedingen (NB-deflator). Vervolgens wordt weergegeven hoe de actuele raming van de uitgaven zich verhoudt tot het uitgavenkader in lopende prijzen. Het uitgavenkader in lopende prijzen is te bepalen door het reële uitgavenkader te corrigeren voor de actuele raming van de deflator. Daarnaast wordt gecorrigeerd voor de overboekingen tussen de Rijksbegroting in enge zin enerzijds, en de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA) en de sector Zorg anderzijds. Ook wordt gecorrigeerd voor statistische factoren. Zo is in het Aanvullend Beleidsakkoord besloten het kader te corrigeren voor de mutatie in de uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en de ruilvoet ten opzichte van de Miljoenennota 2009.
Tabel 2.6 Uitgaventoetsing Rijksbegroting in enge zin (in miljoenen euro, min betekent onderschrijding)
2008
2009
2010
2011
1.
Raming uitgaven bij Coalitieakkoord 2007
103 284
106 449
111 247
113 583
2.
pNB ten tijde van MLT 2007
1,0225
1,0432
1,0601
1,0773
3.
Reële ijklijn
101 008
102 042
104 936
105 430
4.
NB-deflator
1,0245
1,0431
1,0558
1,0754
5.
Overboekingen
89
221
497
513
6.
Statistisch
50
-
-408
1 248
-
-852
w.v. Ruilvoet
0
642
-
-1 079
-
-1 540
w.v. Overig
50
-
-1 050
2 327
688
7.
Uitgavenkader RBG-eng in lopende prijzen
103 624
106 249
112 537
113 037
8.
Actuele ramingen uitgaven
103 499
105 400
111 215
110 635
9.
Over/onderschrijding kader RBG-eng (9=8-7)
- 124
- 849
- 1 322
- 2 402
Tabel 2.7 Uitgaventoetsing Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (in miljoenen euro, min betekent onderschrijding)
2008
2009
2010
2011
1.
Raming uitgaven bij Coalitieakkoord 2007
54 834
56 353
57 635
59 614
2.
pNB ten tijde van MLT 2007
1,0225
1,0432
1,0601
1,0773
3.
Reële ijklijn
53 626
54 019
54 365
55 335
4.
NB-deflator
1,0245
1,0431
1,0558
1,0754
5.
Overboekingen
-
-55
57
-
-168
-
-176
6.
Statistisch
0
2 967
3 640
2 738
w.v. Ruilvoet
0
764
-
-363
-
-1 765
w.v. Werkloosheidsuitgaven
0
1 566
3 296
3 450
w.v. Overig
0
637
707
1 053
7.
Uitgavenkader SZA in lopende prijzen
54 886
59 370
60 871
62 068
8.
Actuele ramingen uitgaven
54 493
58 900
61 071
61 757
wv begrotingsgefinancierd
10 776
11 107
11 661
12 726
wv premiegefinancierd
43 716
47 793
49 410
49 032
9.
Over/onderschrijding kader SZA (9=8-7)
- 393
- 470
200
- 310
Tabel 2.8 Uitgaventoetsing Budgettair Kader Zorg (in miljoenen euro, min betekent onderschrijding)
2008
2009
2010
2011
1.
Raming uitgaven bij Coalitieakkoord 2007
51 322
55 493
58 681
62 164
2.
pNB ten tijde van MLT 2007
1,0225
1,0432
1,0601
1,0773
3.
Reële ijklijn
50 191
53 196
55 352
57 701
4.
NB-deflator
1,0245
1,0431
1,0558
1,0754
5.
Overboekingen
-
-34
-
-278
-
-329
-
-338
6.
Statistisch
0
-
-557
-
-1 008
-
-2 032
w.v. Ruilvoet
0
388
-
-762
-
-1 680
w.v. Overig
0
-
-945
-
-246
-
-352
7.
Uitgavenkader BKZ in lopende prijzen
51 388
54 652
57 104
59 680
8.
Actuele ramingen uitgaven
51 798
56 378
58 199
59 432
wv begrotingsgefinancierd
2 219
2 294
2 859
2 801
wv premiegefinancierd
49 579
54 084
55 340
56 631
9.
Over/onderschrijding BKZ (9=8-7)
410
1 725
1 096
- 249
Tabel 2.9 Uitgaventoetsing totaal kader (in miljoenen euro, min betekent onderschrijding)
2008
2009
2010
2011
1.
Reële ijklijnen
204 825
209 257
214 654
218 466
2.
NB-deflator
1,0245
1,0431
1,0558
1,0754
3.
Overboekingen
0
0
0
0
4.
Statistisch
50
2 002
3 880
-
-147
w.v. Ruilvoet
0
1 795
-
-2 203
-
-4 986
w.v. Werkloosheidsuitgaven
0
1 566
3 296
3 450
w.v. Overig
50
-
-1 358
2 788
1 389
5.
Uitgaven in lopende prijzen
209 897
220 271
230 511
234 785
6.
Actuele raming uitgaven
209 790
220 678
230 485
231 824
7
Over/onderschrijding totaal uitgavenkader (7=6-5)
- 107
406
- 26
- 2 961
Tabel 2.10 Uitgaven en niet-belastingontvangsten niet relevant voor enig kader (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
Rentelasten1
9 599
9 085
9 905
11 339
Rijksbijdrage aan de sociale fondsen
13 906
18 363
19 708
16 159
Zorgtoeslag
3 328
4 070
3 975
4 726
BTW-compensatiefonds
2 348
2 577
2 788
2 844
Studieleningen
1 730
1 587
1 556
1 623
Gasbaten
-
-10 470
-
-11 013
-
-7 750
-
-9 900
FES-uitgaven
2 383
1 467
2 702
2 572
Kasbeheer
4 283
9 719
8 360
983
Netto verkoop staatsbezit
38 326
-
-5 211
1 650
1 705
Saldorelevante deel kapitaalverstrekking ABN/FBN
0
2 160
928
302
Netto opbrengsten interventies financiële sector2
0
-
-1 271
-
-696
-
-506
Lening VUT-fonds
300
-
-600
-
-120
-
-200
Landbouwheffingen
-
-351
-
-270
-
-303
-
-303
Werkgeversbijdrage kinderopvang
-
-659
-
-684
-
-677
-
-692
Overig
-
-312
298
-
-1 707
52
Totaal netto niet-relevante uitgaven
64 412
30 278
40 318
30 704
1
De rentelasten die hier zijn gepresenteerd zijn de totale rentelasten van het Rijk. Dit is niet gelijk aan tabel 3.2: daarin staan de rentelasten van de gehele collectieve sector opgenomen.
2
Dit is exclusief de hogere rentebetalingen over de schuld als gevolg van de interventies in de financiële sector en de renteontvangsten van het overbruggingskrediet aan FBN/ABN. Beide zitten in de post «rentelasten» opgenomen.
Tabel 2.11 Kas-transverschillen (ktv) en financiële transacties (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
Ktv aardgas
1 870
-
-2 500
600
-
-200
Ktv belastingen
37
5 395
425
358
Kasbeheer
-
-634
-
-6 455
-
-2 389
-
-1 076
Verkoop staatsbezit
0
-
-7 506
-
-150
0
Studieleningen
-
-227
-
-276
-
-337
-
-329
Agentschaprekening en overige centrale overheid
-
-221
-
-21
1 400
0
Ktv's en financiële transacties inkomsten
825
- 11 363
- 450
- 1 246
Overige ktv's
344
2 551
879
9
Kasbeheer
-
-4 917
-
-16 175
-
-10 748
-
-2 059
Aankoop staatsbezit
-
-38 326
-
-2 295
-
-1 800
-
-1 705
Lening VUT-fonds
-
-300
600
120
200
Studieleningen
-
-1 960
-
-1 865
-
-1 903
-
-1 954
Aansluiting NR 2009
266
-
-393
0
0
Overig
177
-
-11
641
-
-112
Ktv's en financiële transacties uitgaven
- 44 716
- 17 587
- 12 812
- 5 621
Totaal ktv's en financiële transacties
45 541
6 224
12 361
4 375
De aardgasbaten worden met name beïnvloed door de productie van aardgas, de hoogte van de olieprijs en de euro/dollarkoers. De olieprijs is van belang, omdat de prijs van aardgas is gerelateerd aan de prijs van olie in dollars.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de aardgasbaten. De tabel laat zien dat de aardgasbaten niet alleen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. Dit wordt gedaan omdat het EMU-saldo - volgens Europese methodiek - wordt berekend op transactiebasis, terwijl de rijksbegroting op kasbasis wordt opgesteld.1
Tabel 2.12 Aardgasbaten (in miljoenen euro)1
2008
2009
2010
2011
Olieprijs (in dollars)
96,99
61,47
76,20
75,17
Euro/dollarkoers (in dollars)
1,47
1,39
1,29
1,25
Productie (in miljard kubieke meter)
78
75
78
74
Kas
Niet-belastingontvangsten
10 480
11 000
7 750
9 900
Vennootschapsbelasting
2 200
1 850
1 450
1 650
Totaal
12 680
12 850
9 200
11 550
Kas-transverschil (ktv)
Niet-belastingontvangsten
-
-1 870
2 500
-
-600
200
Vennootschapsbelasting
-
-150
200
50
-
-100
Totaal
- 2 020
2 700
- 550
100
Trans
Niet-belastingontvangsten
12 350
8 500
8 350
9 700
Vennootschapsbelasting
2 350
1 650
1 400
1 750
Totaal
14 700
10 150
9 750
11 450
1
Voor gegevens over het gasvermogen: zie Financieel Jaarverslag Rijk 2008 (TK 2008-2009, 31 924, nr. 1)
Conform het trendmatig begrotingsbeleid hebben mee- of tegenvallende aardgasbaten geen effect op uitgaven of lasten, maar leiden ertoe dat het begrotingssaldo (EMU-saldo en EMU-schuld) verbetert dan wel verslechtert.
Tabel 2.13 Garantieoverzicht uitstaand risico (in duizenden euro); regelingen groter dan 100 miljoen euro
Risico Ultimo
Verwacht te ver lenen
Verwacht te ver vallen
Risico Ultimo
Verwacht te ver lenen
Verwacht te ver vallen
Risico Ultimo
Hoofdstuk
Omschrijving
2009
2010
2010
2010
2011
2011
2011
Garantie op kredieten
V
4
Garanties IS-NIO
315 834
0
42 279
273 555
0
35 832
237 723
VII
2
Politiegaranties
1 170 975
329 025
0
1 500 000
700 000
0
2 200 000
VIII
4
St. ROC van Amsterdam
41 396
63 924
0
105 320
0
0
105 320
VIII
6
Hogeschool van Amsterdam
138 000
52 000
0
190 000
0
0
190 000
VIII
7
Rijksuniversiteit Utrecht
50 000
154 250
0
204 250
0
0
204 250
VIII
7
Universiteit Twente
0
150 000
0
150 000
0
0
150 000
VIII
14
Achterborgovereenkomst
141 171
12 166
11 000
142 337
20 000
12 000
150 337
IXB
4
Stabiliteitsmechanisme EU (EFSM)
0
2 946 000
0
2 946 000
0
0
2 946 000
IXB
4
Stabiliteitsmechanisme SPV (EFSF)
0
25 872 000
0
25 872 000
0
0
25 872 000
IXB
4
Kredieten EU-betalingsbalanssteun aan lidstaten
1 225 000
1 232 500
0
2 457 500
0
0
2 457 500
IXB
7
Vorderingen plafond RVOB
0
207 000
0
207 000
0
0
207 000
XIII
3
Groeifinancieringsfaciliteit
286 792
1 678 607
0
1 965 399
170 000
0
2 135 399
XIII
3
Borgstelling scheepsbouw
0
1 000 000
0
1 000 000
1 000 000
0
2 000 000
XIII
3
BBMKB
1 957 171
765 000
400 000
2 322 171
765 000
400 000
2 687 171
XIII
4
COVA
1 001 000
324 000
0
1 325 000
0
0
1 325 000
XIV
21
Regeling garantstelling landbouw en werkkapitaal
540 175
50 000
80 000
510 175
45 000
75 000
480 175
XIV
23
Garantie voor natuurgebieden en landschappen
412 887
52 323
12 792
452 418
34 497
13 776
473 139
XVI
42
Inrichtingen voor de gezondheidszorg
752 279
0
58 601
693 678
0
57 550
636 128
XVI
42
Voorzieningen voor gehandicapten
221 704
0
15 524
206 180
0
14 445
191 735
XVI
42
Achterborgstelling Stichting Waarborgfonds
8 071 200
0
0
8 071 200
0
0
8 071 200
Infrafonds
13
Prorail
1 104 753
0
724 384
380 369
0
0
380 369
Overig
1 179 129
458 580
233 398
1 404 311
113 445
119 399
1 398 357
Totaal
18 609 466
35 347 375
1 577 978
52 378 863
2 847 942
728 002
54 498 803
Garantie op deelnemingen
V
4
Garanties IS-Raad van Europa
119 338
0
0
119 338
0
0
119 338
V
4
Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken
774 265
1 174 589
0
1 948 854
0
0
1 948 854
IXB
3
Garantie en vrijwaring inzake verkoop van deelnemingen
1 197 733
0
0
1 197 733
0
0
1 197 733
IXB
4
EIB
9 895 547
0
0
9 895 547
0
0
9 895 547
IXB
4
Wereldbank
2 789 192
0
0
2 789 192
0
0
2 789 192
IXB
4
EBRD
365 800
0
0
365 800
225 600
0
591 400
Overig
24 403
0
0
24 403
0
0
24 403
Totaal
15 166 278
1 174 589
0
16 340 867
225 600
0
16 566 467
Garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico's
VIII
14
Indemniteitsregeling
249 000
51 000
0
300 000
0
0
300 000
IXB
2
WAKO (kernongevallen)
14 023 000
0
0
14 023 000
0
0
14 023 000
IXB
3
Deelneming Fortis/ABN AMRO (CRI)
32 611 091
0
0
32 611 091
0
0
32 611 091
IXB
3
Deelneming Fortis/ABN AMRO (Counter Indemnity)
0
950 000
0
950 000
0
0
950 000
IXB
5
Atradius - Exportkredietverzekering
12 316 461
11 332 276
11 332 276
12 316 461
11 332 276
11 332 276
12 316 461
IXB
5
Atradius - Regeling Herverz. Invest.
263 000
453 780
453 780
263 000
453 780
453 780
263 000
Overig
142 222
1 637 514
1 650 659
129 077
153 647
150 983
131 741
Totaal
59 604 774
14 424 570
13 436 715
60 592 629
11 939 703
11 937 039
60 595 293
Overige garanties (o.a. liquiditeits- of exploitatiegarantie)
VIII
7
Bouwleningen academische ziekenhuizen
310 546
0
14 797
295 749
0
14 411
281 338
IXB
2
Garantie interbancaire leningen NIBC
6 403 740
0
0
6 403 740
0
0
6 403 740
IXB
2
Garantie interbancaire leningen Leaseplan
6 485 116
0
0
6 485 116
0
0
6 485 116
IXB
2
Garantie interbancaire leningen ING
10 904 714
0
0
10 904 714
0
0
10 904 714
IXB
2
Garantie interbancaire leningen FBN (holding)
15 602 903
0
0
15 602 903
0
0
15 602 903
IXB
2
Garantie interbancaire leningen Achmea
2 165 512
0
0
2 165 512
0
0
2 165 512
IXB
2
Garantie interbancaire leningen SNS Bank
5 538 884
0
0
5 538 884
0
0
5 538 884
IXB
4
DNB - deelneming in kapitaal IMF
23 376 263
4 422 558
0
27 798 821
2 460 000
0
30 258 821
Overig
142 528
200
33 071
109 657
200
2 330
107 527
Totaal
70 930 206
4 422 758
47 868
75 305 096
2 460 200
16 741
77 748 555
Totaal Garanties
164 310 724
55 369 292
15 062 561
204 617 455
17 473 445
12 681 782
209 409 118
Bruto Binnenlands Product (bbp, in miljarden euro)
572
593
615
Totaal Garanties in percentage bbp
28,7
34,5
34,1
Definitie garanties
Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.
Garantiebeleid
In de begrotingregels is vastgelegd dat ten aanzien van nieuwe garanties een «Nee, tenzij beleid» van kracht is. Reden hiervoor is dat het afgeven van garanties risico’s met zich meebrengt voor de beheersbaarheid van de overheidsuitgaven (zie tevens box 3.2 in hoofdstuk 3). Garanties worden alleen verstrekt als het Rijk vanuit een publiek belang bereidt is risico’s te dragen die niet door de markt gedragen kunnen worden. Een andere reden voor het verstrekken van garanties is het vergroten van doelmatigheid door garantieverstrekking. Wanneer zich schades voordoen bij garanties, zijn deze voor de rekening van het departement war de garantstelling onder valt. Ook is in de begrotingsregels vastgelegd dat wanneer op voorhand de inschatting is dat zich regelmatig schades zullen voordoen - en de omvang daarvan redelijk is in te schatten - het in de rede ligt dat het betreffende departement een reservering treft in de vorm van een jaarlijks te betalen premie.
Soorten garanties
Kredietgarantie: garantie op rente- en aflossingsverplichtingen(risico gemaximeerd voor totaalbedrag). (Her-)verzekering: garantie op moeilijk/ niet te verzekeren risico’s (risico gemaximeerd per gebeurtenis).
Garantie voor deelnemingen: garantie op vol- of bijstorten aandelenkapitaal (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Overig, exploitatiegarantie: garantie op minimum van exploitatieniveau (risico gemaximeerd per jaar). Overig, liquiditeitsgarantie: garantie minimum van liquiditeitsniveau (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Tabel 2.14 Uitgaven en ontvangsten op de door de staat verstrekte garanties (x 1 000 euro)
Uitgaven
Ontvangsten
Uitgaven
Ontvangsten
Saldo
Uitgaven
Ontvangsten
Saldo
Hoofdstuk
Departement
2009
2009
2010
2010
2010
2011
2011
2011
IV
Koninkrijksrelaties
0
0
0
0
0
0
V
Buitenlandse Zaken
6 000
0
-
-6 000
6 000
0
-
-6 000
VII
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
0
0
0
0
0
0
VIII
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
0
0
0
0
0
0
IXB
Financien
162 750
710 413
547 663
122 250
498 421
376 171
XI
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
0
0
0
0
0
0
XVIII
Wonen, Wijken en Integratie
0
0
0
0
0
0
XII
Verkeer en Waterstaat
0
0
0
0
0
0
XIII
Economische Zaken
165 988
144 866
-
-21 122
108 377
103 230
-
-5 147
XIV
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
10 000
2 300
-
-7 700
10 000
1 400
-
-8 600
XV
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
450
120
-
-330
400
0
-
-400
A
Infrastructuurfonds
0
0
0
0
0
0
Totaal generaal
345 188
857 699
512 511
247 027
603 051
356 024
Uitgaven
Betreffen schade-uitkeringen op afgegeven garanties
Ontvangsten
Betreffen zowel ontvangen premies of provisies e.d. als op derden verhaalde ( schade) uitkeringen.
3 De belasting en premieontvangsten
3.1 Inleiding
Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belasting- en premieontvangsten gezamenlijk gepresenteerd.
De belastingontvangsten worden in overeenstemming met de Comptabiliteitswet op kasbasis verantwoord. De premies volksverzekeringen worden tezamen met de loon- en inkomstenbelasting op kasbasis gepresenteerd. Voor het EMU-saldo zijn de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis 2 relevant. Deze worden via een aparte aansluiting op EMU-basis vermeld. De werknemerspremies worden direct op EMU-basis gepresenteerd.
De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI). In de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een nadere toelichting opgenomen van de ramingen voor de AWBZ en de ZVW. De overige fondsen worden toegelicht in de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
In paragraaf 3.2 wordt de raming van de belasting- en premieontvangsten van 2010 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van het vorige ramingsmoment (Voorjaarsnota 2010), waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 3.3 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2010 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Voor een meer uitgebreide toelichting op de belastingramingen wordt tevens verwezen naar de internetbijlage van deze Miljoenennota (). Paragraaf 3.4 presenteert de technische meerjarige ontvangstenraming tot en met 2011. Tot slot geeft paragraaf 3.5 een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten voor 2010 en 2011.
3.2 De belasting- en premieontvangsten in 2010
In tabel 3.2.1 wordt de nieuwe raming voor 2010 vergeleken met de raming ten tijde van de Voorjaarsnota en wordt een toelichting gegeven op de belangrijkste bijstellingen. Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2010 is de raming voor de totale belasting- en premieontvangsten op EMU-basis met 3,5 miljard euro opwaarts bijgesteld op basis van het meest recente economische beeld en de gerealiseerde kasontvangsten over 2010 tot en met de maand juli.
Tabel 3.2.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2010 op EMU-basis (x € miljoen)
Voorjaarsnota 2010
Vermoedelijke uitkomsten 2010
Verschil
Indirecte belastingen (kasbasis)
67 245
68 292
1 048
Omzetbelasting
39 653
40 717
1 065
Belasting op personenauto's en motorrijwielen
1 823
1 923
100
Accijnzen
10 984
10 952
-
-32
Belastingen van rechtsverkeer
3 826
3 623
-
-204
Motorrijtuigenbelasting
3 638
3 646
8
Belastingen op een milieugrondslag
4 665
4 666
1
Verpakkingenbelasting
280
280
0
Vliegbelasting
0
0
0
Overig
2 377
2 487
110
Directe belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
97 024
98 691
1 667
Loonheffing
86 538
87 356
818
Inkomensheffing
-
-5 785
-
-5 658
127
Dividendbelasting
2 481
2 511
30
Vennootschapsbelasting
11 431
12 125
694
Overig (inclusief niet nader toe te rekenen belastingontvangsten)
2 355
2 353
-
-2
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
164 269
166 983
2 715
Aansluiting op EMU-basis
332
486
154
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (EMU-basis)
164 601
167 470
2 868
Premies werknemersverzekeringen
45 880
46 537
656
Totaal belasting- en premieontvangsten (EMU-basis)
210 482
214 006
3 525
De verwachting over de economische ontwikkeling in 2010 is sinds de Voorjaarsnota 2010 iets verbeterd met 0,2%. De voor de belasting- en premieontvangsten relevante indicatoren als de werkgelegenheids- en winstontwikkeling zijn naar boven bijgesteld, terwijl de verwachting over het aantal huizenverkopen licht is verslechterd. Overige relevante indicatoren als de ontwikkeling in de particuliere consumptie zijn nauwelijks gewijzigd. Het per saldo licht positievere beeld leidt naast de gerealiseerde kasontvangsten tot en met juli 2010 tot positieve mutaties bij de grootste drie belastingsoorten, te weten de loon- en inkomensheffing, de omzetbelasting en de vennootschapsbelasting.
De raming van de omzetbelasting (BTW) is met 1,1 miljard naar boven bijgesteld. Dit is vooral gebaseerd op de gerealiseerde belastingontvangsten tot en met juli 2010. Bij Voorjaarsnota 2010 is de raming van de BTW-ontvangsten ten opzichte van de Miljoenennota 2010 nog met -1,2 miljard naar beneden bijgesteld. Deze bijstelling is nu grotendeels weer teruggedraaid. De bijstelling in de Voorjaarsnotaraming was namelijk gebaseerd op de uiteindelijke realisatie van de BTW-ontvangsten over 2009, die fors lager uitkwam dan vorig jaar bij de Miljoenennota 2010-raming werd verwacht. De realisaties over 2010 zijn echter tot dusver zodanig positief dat de bijstelling bij Voorjaarsnota weer grotendeels teruggedraaid kan worden. Hiermee is de raming van de BTW-ontvangsten 2010 weer op het niveau van de verwachting bij Miljoenennota 2010.
De verwachtingen over de werkgelegenheidsontwikkeling in 2010 zijn sinds de vorige Miljoenennota telkens wat positiever geworden. De meest recente verwachting over de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de realisaties tot en met juli 2010 geven aanleiding de ontvangsten met betrekking tot de loonheffing met 0,8 miljard verder naar boven bij te stellen, nadat bij Voorjaarsnota de loonheffing al opwaarts is bijgesteld. In navolging van de ontwikkeling bij de loonheffing zijn ook de premies werknemersverzekeringen positief bijgesteld met 0,7 miljard.
De raming van de ontvangsten vennootschapsbelasting is met 0,7 miljard naar boven bijgesteld op basis van een hogere winstverwachting over 2010 en de gerealiseerde kasontvangsten tot dusver. Ten slotte zorgt een wat negatievere verwachting over de verkoop van (bestaande) huizen voor een tegenvaller van -0,2 miljard bij de overdrachtsbelasting.
3.3 De belasting- en premieontvangsten in 2011
In tabel 3.3.1 wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van de geraamde belasting- en premieopbrengsten in 2011. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het effect van beleidsmaatregelen op de ontvangsten en het effect van de economische groei.
Tabel 3.3.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2011 op EMU-basis (x € miljoen)
Vermoedelijke uitkomsten 2010
Maatregelen
Endogeen
Endogeen in %
2011
Indirecte belastingen (kasbasis)
68 292
153
1 802
2,6%
70 247
Omzetbelasting
40 717
-
-80
595
1,5%
41 233
Belasting op personenauto's en motorrijwielen
1 923
-
-41
15
0,8%
1 898
Accijnzen
10 952
169
107
1,0%
11 228
Belastingen van rechtsverkeer
3 623
101
648
17,9%
4 372
Motorrijtuigenbelasting
3 646
-
-4
195
5,4%
3 837
Belastingen op een milieugrondslag
4 666
7
114
2,4%
4 787
Verpakkingenbelasting
280
0
2
0,7%
282
Vliegbelasting
0
0
0
0,0%
0
Overig
2 487
0
125
5,0%
2 612
Directe belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
98 691
- 545
6 236
6,3%
104 382
Loonheffing
87 365
-
-433
1 864
2,1%
88 757
Inkomensheffing
-
-5 658
415
1 199
-
-21,2%
-
-4 043
Dividendbelasting
2 511
0
643
25,6%
3 154
Vennootschapsbelasting
12 125
-
-344
2 439
20,1%
14 220
Overig (inclusief niet nader toe te rekenen belastingontvangsten)
2 353
-
-183
91
3,9%
2 261
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (kasbasis)
166 983
- 392
8 038
4,8%
174 629
Aansluiting op EMU-basis
486
-
-105
381
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen (EMU-basis)
167 470
-
-392
7 933
4,7%
175 010
Premies werknemersverzekeringen
46 537
2 524
979
2,1%
50 040
Totaal belasting- en premieontvangsten (EMU-basis)
214 006
2 131
8 912
4,2%
225 050
In 2011 bedragen de totale ontvangsten op EMU-basis naar verwachting 225,0 miljard. Ten opzichte van de vermoedelijke uitkomsten 2010 is dit een toename met 11,0 miljard euro. Deze ontwikkeling is voor 2,1 miljard het gevolg van beleidsmaatregelen. Deze 2,1 miljard betreft een saldo van vele plussen en minnen De verwachte endogene groei van de belasting- en premieontvangsten in 2011 bedraagt 8,9 miljard (4,2%). In de volgende paragrafen wordt hier nader op ingegaan. In de internetbijlage van deze Miljoenennota staat een uitgebreidere toelichting voor de grootste belastingsoorten ().
3.3.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2011
De endogene toename van de ontvangsten is het gevolg van de economische ontwikkelingen zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2011. Voor 2011 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een groei van het nominale economische groei van 3,7%. De endogene groei van de totale ontvangsten ligt hoger dan de BBP-groei: 4,2%. De ontvangsten groeien daarmee iets harder dan de nominale economische ontwikkeling. Deze ontwikkeling wordt met name veroorzaakt door de directe belastingen en met name de vennootschapsbelasting (Vpb) waarvan de ontvangsten met meer dan 20% toenemen als gevolg van de economische ontwikkeling. Ook de ontvangsten uit de dividendbelasting groeien met meer dan 25% veel harder dan de nominale ontwikkeling van het BBP. Indirecte belastingen als de omzetbelasting (BTW) en de accijnzen blijven daarentegen wat achter bij de economische groei.
Belastingsoorten die in 2009 het hardst terugliepen (met 30% of meer) als gevolg van de economische crisis, laten in 2011 de grootse positieve ontwikkeling zien. Dit betreft de genoemde vennootschapsbelasting en de dividendbelasting, maar ook de overdrachtsbelasting waarvan de ontvangsten met meer dan 20% toenemen in 2011. Alleen de BPM - met een ontwikkeling van bijna - 30% eveneens een grote daler in 2009 - blijft achter bij deze ontwikkeling. De BPM-ontvangsten blijven in 2011 naar verwachting op het niveau van 2010. Dit heeft te maken met de verandering in het gemiddelde type auto dat wordt gekocht. Verwacht wordt dat het aantal autoverkopen zich in 2011 weer geheel op het oude niveau van voor de crisis zal bevinden, maar ook dat het wagenpark in 2011 een stuk zuiniger zal zijn dan voor de crisis. Deze ontwikkeling heeft zich al voorgedaan in de eerste helft van 2010. In deze periode is het aantal autoverkopen fors toegenomen ten opzichte van 2009, maar de BPM-ontvangsten echter nauwelijks. Dit omdat er veel meer dan voorheen zuiniger auto’s worden gekocht waarvoor een lager BPM-tarief geldt en in een aantal gevallen een BPM-vrijstelling.
De endogene groei bij de indirecte belastingen bedraagt 2,6% en blijft daarmee wat achter bij de nominale ontwikkeling van het BBP. Dit wordt met name veroorzaakt door de BTW-ontvangsten, verreweg de grootste post bij de indirecte belastingen en daarmee een zware stempel drukt op de totale ontwikkeling van de indirecte belastingen. De endogene ontwikkeling van de BTW-ontvangsten bedraagt in 2011 naar verwachting 1,5% als gevolg van een positieve maar ten opzichte van het BBP nog iets achterblijvende waardeontwikkeling van de particuliere consumptie. Ook de accijnzen blijven met een ontwikkeling van 1,0% achter.
De endogene ontwikkeling van de directe belastingen bedraagt 6,3% en is daarmee dus positiever dan de nominale ontwikkeling van het BBP. Vooral de vennootschapsbelasting (Vpb) en de dividendbelasting kennen een forse ontwikkeling met meer dan 20%. Dit moet afgezet worden tegen een forse daling in de Vpb-ontvangsten in 2009 met meer dan 30% als gevolg van de negatieve winstontwikkeling in 2009 en bijgestelde (neerwaartse) winstverwachtingen over 2008 en 2007. De winstverwachtingen over 2010 en 2011 zijn echter positief. Daarnaast zal er in 2011 naar verwachting veel minder dan in 2009 sprake zijn van negatieve kaseffecten als gevolg van bijgestelde winstverwachtingen over oudere jaren. De Vpb-ontvangsten kennen daardoor in 2011 een relatief zeer gunstige ontwikkeling. Dit betreft wel een ontwikkeling ten opzichte van een laag niveau van de Vpb-ontvangsten in 2009 en 2010. Dit niveau zal zich in 2011 dan ook nog op een beduidend lager niveau dan 2008 bevinden. Ruwweg gezegd geldt hetzelfde beeld voor de dividendontvangsten. Ook deze bevinden zich in 2011 - ondanks een endogene ontwikkeling van meer dan 25% - nog op een flink lager niveau dan in 2008.
Ten slotte de loon- en inkomensheffing: deze kent per saldo een positieve ontwikkeling van 3,7% in 2011 en volgt daarmee de BBP-ontwikkeling. De ontwikkeling bij de loon- en inkomensheffing hangt samen met een gunstige ontwikkeling van de winstgevendheid van zelfstandigen (de zogenaamde IB-ondernemingen) en een gematigde ontwikkeling van de aftrekbare hypotheekrente. Een bescheiden ontwikkeling van de werkgelegenheid matigt de totale ontwikkeling bij loon- en inkomensheffing.
3.3.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten.
In 2011 bedraagt het effect van beleidsmaatregelen op de belastingen en premieontvangsten 2,1 miljard euro. Dit betreft een saldo van diverse maatregelen Zo zorgen hogere zorgpremies voor 3,0 miljard en hogere werkloosheidspremies voor 0,5 miljard hogere ontvangsten, terwijl lagere arbeidsongeschiktheidspremies weer voor 1,0 miljard lagere ontvangsten leiden. Per saldo zorgt dit voor een beleidsmatige (of anders gezegd, autonome) ontwikkeling bij de premies werknemersverzekeringen van 2,5 miljard. Beleidsmaatregelen leiden per saldo tot - 0,4 miljard lagere ontvangsten bij de belastingen en premies volksverzekeringen.
In tabel 3.3.1 worden per belastingsoort het effect van de beleidsmaatregelen (oftewel de autonome mutatie) op de ontvangsten in 2011 getoond. Dit effect betreft een saldo van zowel maatregelen waartoe in Miljoenennota 2010 en eerdere jaren is besloten en die nog een opwaart of neerwaarts effect hebben in 2011 ten opzichte van 2010, als om maatregelen waartoe het kabinet sinds de Miljoenennota 2010 heeft besloten. Zo betreft de autonome mutatie bij de accijnzen van 0,2 miljard met name de verhoging van de tabaksaccijns met ingang van 1 maart 2011. Deze maatregel is genomen in het kader van een alternatieve invulling van het in het aanvullend beleidsakkoord 3 afgesproken besparing van 3,2 miljard. De autonome toename (0,1 miljard) bij de belastingen van rechtsverkeer betreft het effect van maatregelen die in het Belastingplan 2011 zijn genomen met betrekking tot de overdrachtsbelasting, waaronder de reparatie van constructies met onroerende zaaklichamen.
De autonome mutatie bij de loonheffing betreft het saldo van vele plussen en minnen en bedraagt per saldo - 0,4 miljard. Zo zorgen hogere inkomensafhankelijke zorgpremies in 2011 voor 0,5 miljard hogere ontvangsten en koopkrachtmaatregelen in 2011 voor 0,4 miljard lagere ontvangsten bij de loonheffing. Daarnaast zorgen de maatregelen uit het Belastingplan 2011 met betrekking tot de WBSO 4 en de werkkostenregeling voor 0,5 miljard lagere ontvangsten.
Ook de autonome mutatie bij de inkomensheffing betreft het saldo van plussen en minnen. De afschaffing van de Buitengewone Uitgaven (BU) per 1 januari 2009 leidt in 2011 nog tot hogere kasontvangsten. Daarnaast vallen de kaseffecten van de maatregelen willekeurige afschrijving die achtereenvolgens genomen zijn met betrekking tot de jaren 2009, 2010 en 2011 tegen elkaar weg in 2011. Dit laatste geldt eveneens voor de autonome mutatie van de Vpb-ontvangsten. Per saldo hebben de opeenvolgende maatregelen willekeurige afschrijving 2009 t/m 2011 geen effect op de kasontvangsten in 2011. De overige maatregelen met betrekking tot de Vpb zoals die in het Belastingplan 2010 en eerdere belastingplannen zijn genomen leiden tot per saldo 0,3 miljard lagere ontvangsten in 2011.
Tabel 3.3.2 geeft een overzicht van het budgettaire beslag van beleidsmaatregelen op zowel kas- als transactiebasis en tevens het effect daarvan op de lastenontwikkeling in 2011. Het verschil tussen het totale effect van het beleid op de ontvangsten en de lastenontwikkeling wordt veroorzaakt doordat sommige maatregelen wel gevolgen hebben voor de inkomsten maar niet relevant zijn voor de lastenontwikkeling. Zo is de zorgtoeslag vanwege de directe koppeling met de nominale premie wel relevant voor de lastenontwikkeling, maar betreft dit geen belasting- of premieontvangst. Hetzelfde geldt voor de lasten voor de lokale overheden (OPL) en de bruteringscorrectie. Deze zijn wel relevant voor de lastenontwikkeling, maar niet voor de belasting- en premieontvangsten Rijk.. Het omgekeerde geldt ook: de eerder genoemde afschaffing van de BU is wel relevant voor de kasontvangsten, maar niet relevant voor de lastenontwikkeling. Daarnaast zijn er ook verschillen tussen het transactiemoment van belasting- en premieontvangsten en het moment waarop de betreffende belasting of premie daadwerkelijk in kas wordt ontvangen.
Tabel 3.3.2 Budgettair effect van belasting- en premiemaatregelen 2010 (x € miljoen)
Belastingen en premies kas
Belastingen en premies op transactiebasis
Totaal lasten
Zorgpremies
3 484
3 526
3 526
Zorgtoeslag
0
0
-
-717
Koopkracht en arbeidsparticipatie
-
-993
-
-1 391
-
-1 431
Premies werknemersverzekeringen
-
-486
-
-486
-
-486
Ondernemerschap
-
-73
-
-138
-
-401
R&D (WBSO)
-
-116
-
-119
-
-269
Liquiditeitsverruiming
-
-254
-
-16
30
Overig (wo afschaffing BU)
568
237
-
-55
Totaal Beleidsmaatregelen 2009
2 131
1 613
197
3.4 Meerjarige ontvangstenraming
De ontwikkeling van de belasting- en premieontvangsten voor de periode 2009-2011 is weergegeven in tabel 3.4.1. De ramingen voor 2010 en 2011 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht.
Tabel 3.4.1. Meerjarige belasting- en premieraming op EMU-basis (x miljard euro)
2009
2010
2011
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis
207,0
214,0
225,0
wv belastingen op kasbasis
124,9
135,7
134,6
3.5 De belastingraming 2010-2011
Tabel 3.5.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de belasting- en premieontvangsten 2010 en 2011 op kasbasis en de aansluiting naar EMU-basis.
Tabel 3.5.1. Overzicht van belasting- en premieontvangsten 2010-2011 (x €miljoen)
Vermoedelijke uitkomsten 2010
Ontwerpbegroting 2011
Indirecte belastingen
68 292
70 247
Invoerrechten
2 209
2 330
Omzetbelasting
40 717
41 233
Belasting op personenauto's en motorrijwielen
1 923
1 898
Accijnzen
10 952
11 228
-
-Accijns van lichte olie
4 038
4 061
-
-Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie
3 472
3 586
-
-Tabaksaccijns
2 451
2 60
-
-Alcoholaccijns
299
283
-
-Bieraccijns
392
390
-
-Wijnaccijns
300
307
Belastingen van rechtsverkeer
3 623
4 372
-
-Overdrachtsbelasting
2 732
3 457
-
-Assurantiebelasting
882
906
Motorrijtuigenbelasting
3 646
3 837
Belastingen op een milieugrondslag
4 666
4 787
-
-Grondwaterbelasting
175
176
-
-Afvalstoffenbelasting
57
59
-
-Energiebelasting
4 311
4 428
-
-Waterbelasting
122
123
-
-Brandstoffenheffingen
0
0
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a.
163
164
Belasting op zware motorrijtuigen
115
118
Verpakkingenbelasting
280
282
Vliegbelasting
0
0
Directe belastingen
67 403
64 284
Inkomstenbelasting kas
3 586
-
-492
Loonbelasting kas
46 875
45 187
Dividendbelasting
2 511
3 154
Kansspelbelasting
468
481
Vennootschapsbelasting
12 125
14 220
-
-Gassector kas
1 450
1 650
-
-Niet-gassector kas
10 675
12 570
Successierechten
1 813
1 709
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten
47
47
Totaal belastingen
135 743
134 578
Premies volksverzekeringen kas
31 241
40 051
Premies werknemersverzekeringen
46 537
50 040
Aansluiting naar EMU-basis
486
381
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis
214 006
225 050
4 EMU-schuld
Tabel 4.1 Opbouw EMU-schuld collectieve sector (in miljoenen euro)
2008
2009
2010
2011
bron
EMU-schuld primo
258 982
347 065
347 610
381 792
EMU-saldo collectieve sector (- is overschot)
-
-3 389
30 915
34 523
24 334
zie tabel 1.1
EMU-saldo sociale fondsen1
3 320
-
-8 194
-
-9 088
-
-1 314
zie tabel 1.4
Ktv's en financiële transacties
45 541
6 224
12 361
4 375
zie tabel 2.11
Derdenrekening en overig2
-
-1 730
-
-7 741
1 562
-
-42
Overbruggingskrediet FBN/ABN
44 341
-
-36 516
-
-3 250
-
-825
ING back-up faciliteit
0
15 857
-
-1 926
-
-2 255
EMU-schuld ultimo
347 065
347 610
381 792
406 065
EMU-schuldquote
58,2%
60,8%
64,4%
66,0%
1
Het EMU-saldo sociale fondsen loopt mee via de post ktv's en financiële transacties (kasbeheer).
2
Dit is een post die o.a. bestaat uit financiële transacties van medeoverheden.
Tabel 4.2 Opbouw EMU-schuldquote (in procenten bbp)
2008
2009
2010
2011
bron
EMU-schuldquote primo
45,3%
58,2%
60,8%
64,4%
EMU-saldo collectieve sector1 (- is overschot)
-
-0,6%
5,4%
5,8%
4,0%
zie tabel 1.2
Interventies in financiële sector
13,9%
-
-6,8%
-
-0,2%
0,2%
Overige financiële transacties
1,7%
1,5%
0,1%
-
-0,2%
Noemereffect bbp
-
-2,1%
2,5%
-
-2,2%
-
-2,3%
EMU-schuldquote ultimo
58,2%
60,8%
64,4%
66,0%
1
De rente-uitgaven en dividendontvangsten als gevolg van de interventies in de financiële sector lopen mee in het totale EMU-saldo.
Tabel 4.3 Staatsschuld naar instrument (in miljarden euro)
2008
2009
2010
2011
Gevestigde schuld
199
212
243
266
Overige schuld
108
86
88
84
Staatsschuld conform EMU-definitie1
307
298
331
350
1
De staatsschuld is onderdeel van de EMU-schuld. De EMU-schuld omvat daarnaast de schuld van de sociale fondsen en de medeoverheden.
Tabel 4.4 Historisch overzicht EMU-schuld (in procenten bbp)
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
EMU-schuld collectieve sector
50,5%
52,0%
52,4%
51,8%
47,4%
45,3%
58,2%
60,8%
64,4%
66,0%
Figuur 4.1 Historisch overzicht EMU-schuld
5 Inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven
5.1 Inleiding
Deze bijlage bevat informatie over inkomstenbeperkende regelingen en de belastinguitgaven in de Nederlandse fiscale wetgeving.
Inkomstenbeperkende regelingen zijn regelingen die de te betalen inkomstenbelasting beperken, maar wel onderdeel zijn van de primaire heffingsstructuur. Ze vormen nadere bepalingen voor de draagkracht, die als maatstaf dient voor inkomstenbelasting. Voorbeelden zijn heffingskortingen voor bepaalde gezinssituaties of een heffingskorting ter compensatie van kosten, die gemaakt worden om inkomen te verwerven. Er zijn talloze voorbeelden van regelingen die als nadere (inperkende) afbakening van de grondslag kunnen worden beschouwd, zodat een uitputtende lijst niet is opgesteld. Om het zicht op de budgettaire derving te vergroten, heeft de twaalfde Studiegroep Begrotingsruimte geadviseerd de monitoring in de Miljoenennota uit te breiden tot de hypotheekrenteaftrek, het eigenwoningforfait, de aftrekbaarheid van de pensioenpremies en de heffingskortingen. Met ingang van de Miljoenennota 2009 is het overzicht uitgebreid met deze regelingen. Enkele van deze inkomstenbeperkende maatregelen hebben een groot budgettair beslag. Van andere inkomstenbeperkende regelingen kan beargumenteerd worden dat ze (deels) lijken op belastinguitgaven. Paragraaf 5.3 is gewijd aan deze inkomstenbeperkende regelingen.
Onder een belastinguitgave wordt verstaan «een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van belastingontvangsten, die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet». De budgettaire overzichten van de belastinguitgaven zijn opgenomen in de tabellen 5.4.1 (Belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen 2009-2015) en 5.4.2 (Belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen 2009-2015). De toelichting op de afzonderlijke belastinguitgaven - onder meer bestaande uit een beschrijving van de regeling en een weergave van de doelstelling, het verantwoordelijke ministerie en de uitgevoerde evaluaties - zijn als internetbijlage beschikbaar op .
Om een meer transparante afweging te kunnen maken heeft de dertiende Studiegroep Begrotingsruimte geadviseerd om in deze bijlage niet alleen de budgettaire derving, maar ook de ontwikkeling ten opzichte van het begin van de kabinetsperiode verwachte belastingderving op te nemen. Het budgettaire beslag van zowel de belastinguitgaven als de inkomstenbeperkende regelingen wordt dan tevens afgezet tegen de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte budgettaire ontwikkeling (de zogenoemde «benchmarkreeks 5»). Bij substantiële opwaartse afwijkingen van de endogene ontwikkeling ten opzichte van de aan het begin van de kabinetsperiode verwachte belastingderving heeft de studiegroep geadviseerd dat dit aanleiding kan geven tot maatregelen, waarbij deze maatregelen niet relevant zijn voor het inkomstenkader en dus geen aanleiding geven tot compenserende lastenverzwaring.
De budgettaire gevolgen van voorgestelde maatregelen in de sfeer van zowel de inkomstenbeperkende regelingen als de belastinguitgaven worden afzonderlijk weergegeven in tabel 5.2.1 (Budgettaire effecten van eerdere maatregelen en/of wijzigingen per 2011). In paragraaf 5.5 tenslotte wordt ingegaan op de evaluatie van de belastinguitgaven. De evaluatieprogrammering voor het afgelopen jaar, het lopende jaar en het vervolgtraject wordt in het kort beschreven.
5.2 Maatregelen inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven per 2011
Tabel 5.2.1 bevat een overzicht van de maatregelen op het gebied van de inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven per 2011, zoals opgenomen in het Belastingplan 2011, de Overige fiscale maatregelen 2011 en de Fiscale verzamelwet 2010. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar deze wetsvoorstellen.
Tabel 5.2.1 Maatregelen per 2011, budgettair effect op transactiebasis in lopende prijzen (in miljoenen euro)*
2011
Aanpassing met betrekking tot de inkomstenbeperkende regelingen per 2011
Verhogen algemene heffingskorting 1
191
Verhogen arbeidskorting
136
Totaal inkomstenbeperkende regelingen
327
Aanpassing van bestaande belastinguitgaven per 2011
Reparatie aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
-
-14
Structurele/incidentele intensivering WBSO
328
Verlenging willekeurige afschrijving
220
Tijdelijke verlaging btw-tarief renovatie woningen 2
98
Deblokkeren spaarloon 3
-
-7
Totaal belastinguitgaven
625
-
*- = opbrengst; + = derving
1
Een deel van dit bedrag is incidenteel voor 2011, te weten 178 miljoen euro.
2
Het verlagen van het BTW-tarief voor renovatie en herstel van woningen kost in 2010 49 miljoen euro.
3
Het deblokkeren van de spaarloonregeling levert in 2010 4 miljoen euro op.
5.3 Een overzicht van inkomstenbeperkende regelingen
Deze paragraaf bevat het overzicht van inkomstenbeperkende regelingen in de primaire heffingsstructuur van de inkomstenbelasting. In vergelijking met vorig jaar is nu niet alleen het lopende jaar, maar de hele periode 2009-2015 opgenomen.
Tabel 5.3.1 Overzicht inkomstenbeperkende regelingen 2009-2015, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (in miljarden euro)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Algemene heffingskorting
23,4
23,2
23,3
23,5
23,9
24,3
24,7
Arbeidskorting
10,2
10,0
10,5
10,8
11,0
11,2
11,3
Combinatiekorting
1,3
1,3
1,3
1,4
1,4
1,5
1,5
Eigen woning (hypotheekrenteaftrek -/- EWF)
9,3
9,1
9,2
9,9
10,3
10,5
10,9
Pensioenen (box 1 en box 3)
11,1
11,1
12,1
12,6
13,1
13,8
14,5
Totaal
55,3
54,7
56,5
58,1
59,7
61,3
63,0
percentage bbp
9,67
9,22
9,17
9,14
9,11
9,04
8,99
5.4 Overzicht van de belastinguitgaven
De tabellen 5.4.1 en 5.4.2 bevatten meerjarige overzichten van de belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen respectievelijk de belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen voor de periode 2009-2015. Bij de raming is rekening gehouden met het voorgenomen kabinetsbeleid.
Ten opzichte van de vorige Miljoenennota zijn de tabellen enigszins aangepast. Een enkele post die eigenlijk niet kwalificeerde als belastinguitgave is vervallen (accijnsvrijstelling voor raffinaderijen, ter voorkoming van dubbele belasting en de aftrekpost afkoopsom echtscheidingsuitkeringen). Daarnaast zijn de accijnsvrijstellingen communautaire wateren en luchtvaart fors opwaarts aangepast. Voorheen werd slechts een deel van deze vrijstellingen in beeld gebracht op basis van de wetenschap dat de hele derving geen reëel beeld zou geven van de opbrengst als de vrijstelling zou vervallen. Voor de raming welk deel wel aan Nederland zou toevallen bij opheffing zijn echter de nodige (onzekere) veronderstellingen nodig. De huidige gepresenteerde cijfers betreft de accijnsderving van alle in Nederland getankte brandstof, waarbij dus nadrukkelijk de waarschuwing geldt dat de derving niet gelijk staat aan de opbrengst als de vrijstelling zou vervallen.
In tabel 5.4.1 is met ingang van dit jaar eveneens de equivalent van de belastinguitgave voor de premie-inkomsten werknemersverzekeringen opgenomen. Een nadere uitsplitsing is opgenomen in de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Tabel 5.4.1 Belastinguitgaven in de belastingen op inkomen, winst en vermogen 2009-2015, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (in miljoenen euro)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Verlaging lastendruk op ondernemingen
3 378
3 595
3 478
3 317
3 375
3 442
3 512
a) algemeen
Zelfstandigenaftrek
1 475
1 366
1 380
1 413
1 444
1 475
1 508
Extra zelfstandigenaftrek starters
95
93
96
100
104
108
112
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
2
2
2
2
2
2
2
FOR, niet omgezet in lijfrente
224
221
224
228
232
237
241
Meewerkaftrek
9
8
8
7
7
6
6
Stakingsaftrek
14
14
14
14
14
14
14
Doorschuiving stakingswinst
185
193
199
207
215
224
232
Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in successiewet
150
185
189
193
196
200
204
Doorschuiving inkomen uit aanmerkelijk belang
89
90
92
93
95
96
98
Landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting
362
308
305
298
294
291
294
b) investeringen in het algemeen
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
267
332
336
345
354
363
372
Willekeurige afschrijving starters 1
8
8
8
8
8
8
8
Willekeurige afschrijving zeeschepen1
3
3
3
4
4
4
4
Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)
73
81
81
82
84
86
87
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
3
8
8
8
8
8
8
Willekeurige afschrijving investeringen bedrijfsmiddelen1
222
220
220
-
-
-
-
c) investeringen ten behoeve van het milieu
VAMIL1
35
44
34
34
34
40
40
Energie-investeringsaftrek (EIA)
88
298
161
161
161
161
161
Milieu-investeringsaftrek (MIA)
65
113
111
111
111
111
111
Bosbouwvrijstelling
1
1
1
1
1
1
1
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
8
8
8
8
8
8
8
Verlaging lastendruk op arbeid
2 059
2 195
2 388
2 385
2 446
2 430
2 482
a) gericht op werkgevers
Afdrachtvermindering onderwijs
348
420
367
372
378
384
390
Afdrachtvermindering zeevaart
100
100
101
103
104
106
107
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO
701
692
810
715
715
715
715
b) gericht op werknemers
Werknemersspaarregelingen (o.a. spaarloon) 2
213
206
197
191
184
177
171
Feestdagenregeling2
52
54
56
58
60
-
-
Verlaging fiscale bijtelling (zeer) zuinige auto's
73
125
187
211
213
207
201
Ouderschapsverlofkorting
62
67
68
69
70
71
72
Arbeidskorting voor ouderen
239
262
293
326
363
396
434
Levensloopverlofkorting
6
9
13
19
26
30
36
Doorwerkbonus
265
260
296
322
333
343
356
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
1 464
1 514
1 552
1 597
1 652
1 708
1 766
Kindertoeslag forfaitair rendement
22
23
24
25
26
27
29
Ouderentoeslag forfaitair rendement
99
99
102
105
108
111
114
Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement
5
5
6
6
6
7
7
Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap forfaitair rendement
5
5
5
5
5
6
6
Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement
69
70
71
73
74
76
77
Vrijstelling sociaal-ethisch beleggen forfaitair rendement
3
3
4
4
5
5
5
Vrijstelling cultureel beleggen forfaitair rendement
2
1
2
2
2
3
3
Vrijstelling durfkapitaal forfaitair rendement
8
7
7
7
7
7
7
Vrijstelling spaarloon- en premiespaarregeling forfaitair rendement
13
15
19
11
12
12
13
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden forfaitair rendement
18
18
19
19
20
21
22
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen forfaitair rendement
688
729
755
782
810
839
868
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
327
330
326
339
352
365
379
Gedeeltelijke vrijstelling van inkomsten uit kamerverhuur
34
36
37
39
41
44
46
Aftrek kosten monumentenwoning
73
73
74
74
75
75
76
Heffingskorting groen beleggen
81
83
85
88
90
93
96
Heffingskorting sociaal-ethisch beleggen
4
3
3
4
4
5
5
Heffingskorting cultureel beleggen
2
1
1
2
2
2
2
Heffingskorting durfkapitaal
10
9
9
9
9
9
9
Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal
4
3
3
3
3
3
3
Overige regelingen
808
720
736
756
776
796
817
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)
192
189
195
203
211
220
229
Giftenaftrek
326
346
352
360
368
376
384
Faciliteiten successiewet algemeen nut beogende instellingen
290
185
189
193
197
201
205
Totaal generaal directe belastingen
7 708
8 024
8 155
8 055
8 248
8 376
8 577
percentage bbp
1,35
1,35
1,32
1,27
1,26
1,24
1,22
Totaal premie-uitgaven 3
1 420
1 330
1 225
1 253
1 433
1 446
1 481
<-> = regeling is in dat jaar niet van toepassing;<0> = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
1
Het betreft de contante waarde van het rentevoordeel voor de betrokken belastingplichtigen c.q. het rentenadeel voor de overheid.
2
Het spaarloon en de feestdagenregeling hebben ook invloed op de premies voor de werknemersverzekeringen WW (AWF en sectorfonds), WIA en ZVW. Wijzigingen in deze belastinguitgaven veranderen zowel het fiscale loon als het premieloon (en in het verlengde daarvan het uitkeringsloon, waardoor de hoogte van uitkering kan veranderen). Deze effecten zijn opgenomen in de regel premie-uitgaven
3
Een premie-uitgave is een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van premieontvangsten die voortvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
Tabel 5.4.2 Belastinguitgaven in de kostprijsverhogende belastingen 2009-2015, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (in miljoenen euro)
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Energiebelasting
112
174
176
179
183
185
188
Verlaagd tarief glastuinbouw
86
92
91
91
92
92
92
Teruggaaf kerkgebouwen
6
7
7
8
8
9
9
Teruggaaf non-profit
20
27
29
32
35
37
39
Vrijstellingen grootverbruik in de energiebelasting
-
8
8
8
8
8
8
Afvalstoffenbelasting
-
20
20
20
20
20
20
Fiscale stimulering sanering oude stortplaatsen
-
20
20
20
20
20
20
Omzetbelasting verlaagd tarief
3 429
3 884
4 052
4 080
4 206
4 337
4 474
Boeken, tijdschriften, week- en dagbladen
483
570
576
581
588
594
600
Bibliotheken (verhuur boeken), musea e.d.
107
120
126
133
140
147
155
Kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie
127
121
125
129
133
137
141
Circussen, bioscopen, theaters en concerten
144
154
163
172
182
193
204
Sierteelt
192
189
190
191
192
193
194
Arbeidsintensieve diensten
360
481
551
476
496
517
539
Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)
656
753
787
822
859
897
937
Logiesverstrekking (incl. kamperen)
221
254
263
273
283
293
304
Voedingsmiddelen horeca
1 139
1 241
1 271
1 302
1 334
1 366
1 399
Omzetbelasting - vrijstellingen
485
503
510
517
525
533
541
Sportclubs
65
69
72
75
78
81
84
Post
199
207
204
202
200
197
195
Vakbonden, werkgeversorg., politieke partijen, kerken
98
102
105
109
112
116
120
Fondswerving
123
125
128
132
135
138
142
Omzetbelasting - speciale regelingen
121
124
129
133
137
142
147
Kleine ondernemersregeling
95
98
101
105
109
113
117
Landbouwregeling
26
27
27
28
29
29
30
Accijnzen
1 933
2 217
2 237
2 280
2 329
2 383
2 441
Verlaagd tarief kleine brouwerijen
1
1
1
1
1
1
1
Vrijstelling communautaire wateren 1
802
890
861
842
823
806
789
Vrijstelling luchtvaartuigen1
922
1 086
1 126
1 177
1 232
1 291
1 352
Tariefdifferentiatie tractoren en mobiele werktuigen
208
241
250
261
272
285
298
Belastingen op personenauto's en motorrijwielen
54
69
68
73
72
65
67
Teruggaaf ambulance
4
4
4
4
4
4
4
Teruggaaf taxi's
50
54
55
57
59
61
63
Uitbreiding bonus zuinige auto's
-
12
-
-
-
-
-
Stimulans Euro-6 dieselpersonenauto's
-
-
9
12
9
-
-
Motorrijtuigbelasting
208
247
281
324
365
413
470
Nihiltarief OV-bussen op LPG
0
0
0
0
0
0
0
Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 25 jaar
141
147
150
150
142
136
129
Vrijstelling taxi's
46
52
53
54
56
57
59
Vrijstelling reinigingsdiensten
1
1
1
1
1
1
1
Vrijstelling wegenbouw
0
0
0
0
0
0
0
Vrijstelling ambulances
2
2
3
3
3
3
3
Nihiltarief zeer zuinige auto's
16
43
72
114
161
213
275
Overige vrijstellingen
2
2
2
3
3
3
3
Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)
0
0
0
0
0
0
0
Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer
0
0
0
0
0
0
0
Overdrachtsbelasting
308
351
357
363
370
376
383
Vrijstelling overdrachtsbelasting bedrijfsoverdracht in familiesfeer
19
18
19
19
19
20
20
Vrijstelling overdrachtsbelasting stedelijke herstructurering
28
28
28
28
28
28
28
Vrijstelling landinrichting
1
1
1
1
1
1
1
Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden
21
11
11
11
11
11
11
Vrijstelling monumenten
128
-
-
-
-
-
-
Vrijstelling cultuurgrond
106
288
294
300
306
312
318
Vrijstelling natuurgrond
4
4
4
4
5
5
5
Totaal generaal indirecte belastingen
6 649
7 590
7 830
7 970
8 207
8 455
8 731
percentage bbp
1,16
1,28
1,27
1,25
1,25
1,25
1,25
<-> = regeling is in dat jaar niet van toepassing <0> = budgettair beslag van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
1
Zie opmerkingen internetbijlage.
5.5 Evaluatie van belastinguitgaven
In deze paragraaf van de Miljoenennota wordt jaarlijks verslag gedaan van de voltooide evaluaties sinds de vorige Miljoenennota. Kort wordt aandacht geschonken aan de conclusies en eventuele beleidsconsequenties van uitgevoerde evaluaties. Voorts wordt aangegeven welke evaluaties naar verwachting nog gerealiseerd worden en het vervolgtraject van evaluaties.
Gerealiseerde evaluaties sinds de vorige Miljoenennota
De evaluatie van de giftenaftrek in de inkomstenbelasting 6 is uitgevoerd door het ministerie van Financiën. In de evaluatie is het gebruik en de effectiviteit van de fiscale faciliteit voor giften geëvalueerd. De giftenaftrek is in 1952 ingevoerd. Volgens de oorspronkelijke toelichting bij invoering beoogt de giftenaftrek de financiële moeilijkheden van charitatieve, kerkelijke, levensbeschouwelijke, culturele, wetenschappelijke en het algemeen nut beogende instellingen te verlichten. De onderzochte periode is van 1996 tot 2006. Circa 4,5 procent van de belastingplichtigen maakt gebruik van de giftenaftrek. De totale omvang van de aftrek is 760 miljoen euro en de budgettaire derving bedraagt naar schatting 313 miljoen euro (cijfers 2006).
De conclusie op grond van dit onderzoek is dat het gevonden effect van de fiscale faciliteit op het aantal mensen dat een gift doet of op de hoogte van de gift statistisch niet significant is (d.w.z. er is een kans dat het gevonden effect op toeval berust). De conclusie dat het gevonden effect niet significant is, geldt binnen de gebruikte onderzoeksmethode en de gemaakte veronderstellingen. Hierbij past wel de vraag of belastingplichtigen zich precies bewust zijn van de hoogte van hun marginale tarief. Het onderzoek kan ook niet uitsluiten dat het loutere feit van de aftrekbaarheid (ongeacht de hoogte van het marginaal tarief) wel van invloed kan zijn op de bereidheid van het doen van giften.
De evaluatie van de fiscale regelingen in de monumentenzorg 7 is in opdracht van het ministerie van OC&W uitgevoerd door het onderzoeksbureau PricewaterhouseCoopers Advisory N.V. (PwC). Het gaat hierbij om twee fiscale regelingen op het gebied van monumentenzorg. Het betreft:
-
-
-
1.De persoonsgebonden aftrek uitgaven voor monumentenpanden (artikel 6.31 van de Wet Inkomstenbelasting).
-
-
-
-
2.De vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten door rechtspersonen (artikel 15, eerste lid, onderdeel p, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer).
-
De persoonsgebonden aftrek uitgaven voor monumentenpanden draagt bij aan de instandhouding van rijksmonumenten, is bij een brede doelgroep bekend en is daarmee effectief bevonden. Ook wordt deze regeling efficiënt / doelmatig uitgevoerd. De evaluatie van deze faciliteit heeft daarom geen aanleiding gegeven voor het wijzigen van deze regeling.
Dit ligt anders voor de vrijstelling van overdrachtsbelasting voor de verkrijging van monumenten door rechtspersonen. Voor wat betreft de effectiviteit en doelmatigheid van de vrijstelling overdrachtsbelasting door rechtspersonen zijn de bevindingen dat deze niet effectief is waar het de instandhouding en renovatie van monumenten betreft. Het zijn met name commerciële partijen die van deze voorziening profiteren, terwijl het doel van de vrijstelling, namelijk het onderbrengen van monumenten bij ideële monumentenorganisaties om deze in stand te houden, door deze regeling nauwelijks gestimuleerd wordt. Het kabinet heeft derhalve besloten de vrijstelling overdrachtsbelasting voor monumentenpanden af te schaffen. Dit besluit was reeds opgenomen in het Belastingplan 2010.
In de vorige Miljoenennota was de evaluatie van diverse regelingen in verband met bedrijfsbeëindigingen aangekondigd. Het gaat om de stakingsaftrek, de doorschuiving stakingswinst, de doorschuiving inkomen uit aanmerkelijk belang bij aandelenfusie in de inkomstenbelasting, de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet 1956 en de vrijstelling overdrachtsbelasting bij overdracht aan de volgende generatie. Recent is per brief 8 aan de Tweede Kamer beschreven waarom van een ex post-evaluatie op doelmatigheid en effectiviteit van deze regelingen voorlopig wordt afgezien. Hierin is aangegeven dat om inzicht te verkrijgen in de mate van doelbereik, doeltreffendheid en doelmatigheid van de betrokken regelingen een onderzoek op kwantitatieve wijze moet plaatsvinden. Het is thans niet goed mogelijk om op objectieve wijze een evaluatie uit te voeren aan de hand van het beschikbare materiaal. Het kabinet heeft daarom het voornemen om over enkele jaren een evaluatie van de regelingen uit te laten voeren met als bijkomend voordeel dat de recente wetsaanpassingen enige tijd hebben gefunctioneerd en er een goede onderzoeksopzet kan worden uitgewerkt.
De beleidsdoorlichting evaluaties belastinguitgaven 9 is aan het eind van de vorige kabinetsperiode aan de Tweede Kamer gestuurd met een begeleidende brief waarin het oordeel over de beleidsdoorlichting van het kabinet is opgenomen. De beleidsdoorlichting betreft de 4e operationele doelstelling van het 1e beleidsartikel van Begroting IXB van het ministerie van Financiën. In genoemd artikel is als doelstelling bepaald dat de fiscale instrumenten van belastinguitgaven worden geëvalueerd. Gegeven de doelstelling van dit beleidsartikel is het onderwerp van deze beleidsdoorlichting het evaluatieproces zelf. De beleidsdoorlichting zet de ervaringen en conclusies van de uitgevoerde evaluaties op een rij en is daarmee het sluitstuk van deze cyclus van evaluaties van belastinguitgaven. De effectiviteit van uitgevoerde evaluaties is integraal beoordeeld.
De beleidsdoorlichting is opgesteld door het eigen ministerie en is beoordeeld door een onafhankelijk extern deskundige, prof. dr. Ringeling. Hij komt tot de conclusie dat: «de belastinguitgaven goeddeels zijn geëvalueerd en dat dit op een fatsoenlijke wijze is gebeurd. Daarmee is voldaan aan de operationele doelstelling vier.» Verder stemt Ringeling in met het idee om maatregelen die recent zijn gewijzigd voorlopig niet aan een evaluatie te onderwerpen. Het kabinet neemt de aanbeveling van Ringeling over om naast de uitvoeringskosten van de Belastingdienst ook de administratieve lasten voor de belastingplichtige te onderscheiden.
Een andere observatie van Ringeling is dat conclusies uit evaluaties van belastinguitgaven niet altijd worden opgevolgd in het maken van nieuw beleid ten aanzien van belastinguitgaven. Hierover merkt het kabinet op dat er voor het kabinet en de Kamer ook andere afwegingen een rol spelen ten aanzien van het beleid omtrent belastinguitgaven dan uitsluitend de conclusies die uit evaluaties volgen.
Daarnaast pleit Ringeling voor minder technische evaluaties en voor meer aandacht voor de maatschappelijke context. Echter, ten dele is deze constatering van Ringeling inherent aan een instrumentevaluatie waarbij sprake is van een partiële analyse en de bredere context van een evaluatie niet expliciet in beschouwing wordt genomen. Toch zal het kabinet deze kanttekeningen van Ringeling ter harte nemen bij de uitvoering van de komende evaluaties van de belastinguitgaven.
Nog af te ronden evaluaties
Het ligt in de bedoeling om nog een evaluatie te verrichten van de resterende nog niet geëvalueerde belastinguitgaven op het gebied van verlaagde BTW-tarieven. Het gaat hierbij om het verlaagd tarief voedingsmiddelen horeca, vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer) en logiesverstrekking (incl. kamperen).
Vervolgtraject evaluaties
In de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer van de beleidsdoorlichting is voorgesteld om de evaluaties van belastinguitgaven af te stemmen qua timing en periodiciteit op de beleidsdoorlichtingen van de relevante departementale beleidsterreinen. Tot nu toe was de timing meer een autonoom proces, los van de beleidsdoorlichtingen van andere departementen van beleidsartikelen waar de belastinguitgaven betrekking op hebben (bijvoorbeeld zelfstandigenaftrek bij het beleidsartikel «bevorderen ondernemerschap» op de begroting van EZ). Van belang is daarbij wel dat departementen, waar mogelijk alle belastinguitgaven toedelen aan de gerelateerde beleidsdoelstellingen en deze vermelden in de artikelsgewijze toelichting van de begroting.
Voor zover belastinguitgaven niet als instrument onder een bepaald beleidsartikel vallen en daardoor ook niet aan bod komen in de beleidsdoorlichtingen, is een afwegingskader voorgesteld om te bepalen of en wanneer evaluaties van belastinguitgaven worden uitgevoerd.
Dit afwegingskader omvat de volgende vragen:
-
-
-
•Is een (hernieuwde) beleidsafweging van overheidsmiddelen aan de orde of is er sprake van een beoogde beleidswijziging?
-
-
-
-
•Is er voldoende tijd verstreken dat het instrument heeft kunnen leiden tot mogelijke effecten?
-
-
-
-
•Is er voldoende tijd verstreken voor het beschikbaar zijn van gegevens over het gebruik van de faciliteit?
-
-
-
-
•Is er sprake van een voldoende substantieel budgettair beslag?
-
Wanneer op bovenstaande vier vragen een positief antwoord gegeven kan worden, is het wenselijk om een evaluatie van de betreffende belastinguitgave uit te voeren. Het betekent, dat wanneer de feiten en omstandigheden zodanig zijn veranderd dat de beleidsmatige conclusies ten tijde van de laatste evaluatie van een belastinguitgave niet meer overtuigend zijn, per geval kritisch beoordeeld zal moeten worden of de betreffende belastinguitgave opnieuw geëvalueerd moet worden. Voor belastinguitgaven met een gering budgettair beslag is het kabinet van mening dat de kosten van een evaluatie in de meeste gevallen niet opwegen tegen de toegevoegde waarde van een evaluatie. Dan kan worden verwezen naar de onderbouwing die gebruikt is bij invoering van het instrument.
Deze afspraken laten uiteraard onverlet dat naast de doelmatigheid en de effectiviteit, de beleidsprioriteit voor de betrokken belastinguitgave in de evaluatie behandeld moet worden, maar ook desgewenst op elk ander moment door de Tweede Kamer of door het kabinet opnieuw aan de orde kan worden gesteld.
6 Beleidsonderzoeken
6.1 Brede heroverwegingen
Op 1 april 2010 zijn de rapporten «brede heroverwegingen» aan de Tweede Kamer aangeboden. Op onderstaande 20 beleidsterreinen zijn beleidsvarianten met besparingmogelijkheden geïnventariseerd:
Tabel 6.1.1 Brede heroverwegingen
Nummer
Thema
1
Energie en klimaat
2
Leefomgeving en natuur
3
Mobiliteit en water
4
Wonen
5
Kindregelingen
6
Productiviteit onderwijs
7
Hoger onderwijs
8
Innovatie en toegepast onderzoek
9
Op afstand van de arbeidsmarkt
10
Werkloosheid
11
Curatieve zorg
12
Langdurige zorg
13
Internationale samenwerking
14
Asiel, immigratie en integratie
15
Veiligheid en terrorisme
16
Uitvoering belasting- en premieheffing
17
Toeslagen
18
Openbaar bestuur
19
Bedrijfsvoering (inclusief ZBO’s)
20
Internationale veiligheid
Alle rapporten zijn te vinden op:
6.2 Interdepartementale beleidsonderzoeken
Deze paragraaf geeft inzicht in de voortgang van de interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) sinds de vorige Miljoenennota (MN 2010). Een totaaloverzicht van de IBO-rapporten inclusief de desbetreffende kabinetsstandpunten kunt u vinden op de website van het ministerie van Financiën (Alle rapporten zijn te vinden op: ).
Sinds de MN2010 zijn de volgende IBO’s afgerond:
Ministerie
Onderwerp
LNV
Natuur
Financiën
Vereenvoudiging Toeslagen
Momenteel zijn geen IBO’s in uitvoering.
6.3 Beleidsdoorlichtingen 2011
Het beleid gericht op de realisatie van de algemene of operationele beleidsdoelstellingen - zoals die zijn geformuleerd in de beleidsartikel van de beleidsbegroting - wordt periodiek geëvalueerd in een beleidsdoorlichting. Bij de programmering van beleidsdoorlichtingen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de beleidscyclus. Voor het periodiek evalueren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid, zijn de vakministers verantwoordelijk.
Drie kenmerkende eigenschappen van een beleidsdoorlichting als vorm van evaluatie zijn:
-
-
-
a)Beleidsdoorlichtingen zijn evaluaties op het niveau van beleidsterreinen en niet op instrumentniveau, een beleidsdoorlichting heeft hierdoor het karakter van een synthese;
-
-
-
-
b)In een beleidsdoorlichting staan simpele doch fundamentele vragen centraal naar de nut en noodzaak van beleid en naar de effectiviteit van beleid.
-
-
-
-
c)Bij de uitvoering worden onafhankelijken betrokken. Met onafhankelijken worden deskundigen bedoeld die geen verantwoordelijkheid dragen voor het te onderzoeken beleid (niet afkomstig uit de kring van kerndepartementen) en waarvan een onafhankelijk oordeel mag worden verwacht.
-
De programmering van beleidsdoorlichtingen is terug te vinden in de beleidsartikelen van de rijksbegroting. Op verzoek van de Tweede Kamer bevat deze paragraaf een overzicht van voorgenomen beleidsdoorlichtingen (per departement, artikel en operationeel doel) die in 2011 naar het parlement zullen worden gestuurd. Alle beleidsdoorlichtingen die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd inclusief de beleidsreactie van het vakdepartement daarop zijn in te zien op de website .
Tabel 6.3.1 Beleidsdoorlichtingen 2011
BEGROTING
OPERATIONELE OF ALGEMENE DOELSTELLING
KONREL
2.
Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners
BUZA
2.1
Nationale en bondgenootschappelijke veiligheid
BUZA
2.7
Goed bestuur
BUZA
2.8
Het bevorderen van energievoorzieningszekerheid
BUZA
3.5
Raad van Europa
BUZA
4.1
Handels- en financieel systeem/ 4.3 Verhoogde economische groei en verminderde armoede als gevolg van gezonde private groei in ontwikkelingslanden
BUZA
4.2
Armoedevermindering
BUZA
5.1
Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving
BUZA
7.2
Vreemdelingenbeleid
JUST
11
Een goed functionerende rechtsorde waarbinnen samenleving en burger tot hun recht komen
JUST
17
Bevorderen van de ontwikkeling van de Europese en de internationale rechtsorde
BZK
25.1
De veiligheidspartners in staat stellen om hun werk efficiënt en effectief uit te kunnen oefenen
BZK
31.2
Het stimuleren van de politieke participatie en de betrokkenheid van de burger bij het democratisch proces
BZK
33.1
Het verminderen van de regeldruk voor burgers, professionals en medeoverheden
BZK
33.2
Een betere dienstverlening door goed informatiebeleid, innovatie en de ontwikkeling van e-overheidsvoorzieningen
BZK
35.1
Het bijdragen aan de zorg voor een voldoende aanbod van goed geschoold overheidspersoneel
OCW
4.2
Deelnemers volgen beroepsonderwijs en volwasseneneducatie van hoge kwaliteit
OCW
4.3
Deelnemers kunnen zonder drempels beroepsonderwijs en volwasseneneducatie volgen dat het beste past bij hun talenten en specifieke behoeften
OCW
6/7.2
Binnen- en buitenlandse studenten volgen hoger onderwijs en (wetenschappelijk) personeel doet onderzoek van hoge én excellente kwaliteit
OCW
11.5
Stimuleren van internationale studentenmobiliteit
OCW
14.1
Bevorderen van de deelname van de burgers aan cultuuruitingen
OCW
16.1
Zorgen voor een voldoende toerusting van het onderzoeksstelsel
FIN
2.1
Goed functionerende financiële markten
FIN
2.2
Integer financieel stelsel
FIN
7.1
Optimaal handelen in vastgoed
FIN
7.2
Beheer/verkoop onroerende zaken
FIN
8.3
Reductie regeldruk
DEF
Eindevaluatie ISAF inclusief evaluatie Van Geel gelden (2008-2009)
DEF
Evaluatie Actieplan Werving en behoud
VROM
2.1
Behouden en ontwikkelen van de ruimtelijke kwaliteit
VROM
2.2
Integrale, ruimtelijke projecten van nationale betekenis
VROM
3.4
Bevorderen Duurzame Industrie
VROM
4.3
Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen
VROM
6.2
Bescherming tegen straling
VROM
6.4
Beheersing van risico’s die samenhangen met Externe Veiligheid
VROM
7.1
Clean Development Mechanism
V&W
33.03
Veiligheid luchtvaart
V&W
36.01
Verbeteren leefomgeving hoofdwegen
V&W
36.02
Verbeteren leefomgeving spoorwegen
EZ
2.2
Topprestaties op innovatiethema’s
EZ
3.1
Bevorderen level playing field
EZ
3.3
Benutten van gebiedsgerichte economische kansen
EZ
10.2
Een veilig en betrouwbaar elektronisch- en postnetwerk
EZ
10.3
Realiseren economische/maatschappelijke meerwaarde ICT toepassingen/diensten voor burgers/bedrijven/overheid
SZW
41
Zorgdragen voor een evenwichtige en activerende inkomensontwikkeling
SZW
42.1
Beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten/42.2 Stijging van het aandeel werkenden en werklozen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie
SZW
44
Bevorderen van veilige en gezonde arbeidsomstandigheden en een goede verzuimaanpak
VWS
46
Een sportieve samenleving waarin zowel veel aan sport wordt gedaan als van sport wordt genoten
WWI
1.2
Vitale wijken tot stand brengen
WWI
1.3
Voldoende woningproductie
WWI
3.1
Regelgeving ter bevordering van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad
7 Budgettair overzicht interventies t.b.v. de financiële sector
Tabel 1: Budgettair overzicht kredietcrisismaatregelen (in miljoenen euro)
Miljoenennota 2010
2008
2009
2010
2011
Artikel
A.
Verwerving Fortis/RFS/AA
1.
Deelneming Fortis/AA
16 800
1 350
490
IX-B, artikel 3
2.
Deelneming RFS/AA
6 540
3 038
302
IX-B, artikel 3
3.
Verkoop FCI
-
-350
IX-B, artikel 3
4.
Overbruggingskredieten Fortis
44 341
IX-A, artikel 1
5.
Aflossingen overbruggingskredieten Fortis
-
-36 516
-
-3 250
-
-825
IX-A, artikel 1
6.
Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis
-
-502
-
-705
-
-167
-
-60
IX-A, artikel 1
7.
Dividend ABN Amro Group
0
0
0
IX-B, artikel 3
8.
Dividend ASR
0
0
0
IX-B, artikel 3
9.
Dividend RFS
0
0
0
IX-B, artikel 3
Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)
10.
Garantieverlening (geëffectueerd)
32 611
IX-B, artikel 3
11.
Afname voorwaardelijke verplichting
-
-2 602
IX-B, artikel 3
zonder uitgaven)
12.
Premieontvangsten uit CRI
-
-28
-
-165
IX-B, artikel 3
Mandatory Convertible Notes ABN-AMRO
13.
Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)
800
-
-800
IX-B, artikel 3
14.
Renteontvangsten uit MCN 7/09
0
0
IX-B, artikel 3
15.
Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)
1 800
-
-1 800
IX-B, artikel 3
Counter Indemnity ABN-AMRO (garantie)
16.
Garantieverlening (geëffectueerd)
950
IX-B, artikel 3
17.
Premieontvangsten uit garantie
-
-19
-
-26
IX-B, artikel 3
? Staatsschuld (excl. nr. 10, 11 en 16)
67 179
- 33 649
- 2 673
- 609
B.
Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)
18.
Verstrekt kapitaal ING
10 000
IX-B, artikel 3
19.
Verstrekt kapitaal Aegon
3 000
IX-B, artikel 3
20.
Verstrekt kapitaal SNS Reaal
750
IX-B, artikel 3
21.
Aflossing ING
-
-5 000
IX-B, artikel 3
22.
Aflossing Aegon
-
-1 000
-
-500
IX-B, artikel 3
23.
Aflossing SNS Reaal
-
-185
IX-B, artikel 3
24.
Couponrente ING
-
-645
-
-39
IX-B, artikel 3
25.
Couponrente Aegon
-
-166
-
-11
IX-B, artikel 3
26.
Couponrente SNS Reaal
-
-38
-
-1
IX-B, artikel 3
27.
Repurchase fee ING
-
-295
-
-52
IX-B, artikel 3
28.
Repurchase fee Aegon
-
-108
-
-52
IX-B, artikel 3
29.
Repurchase fee SNS Reaal
0
IX-B, artikel 3
? Staatsschuld
13 750
- 7 436
- 655
0
C.
Back-up faciliteit ING1
1,44
1,29
1,25
EUR/USD wisselkoers:
30.
Funding fee (rente + aflossing)
3 903
4 029
2 978
IX-B, artikel 3
31.
Management fee
59
47
44
IX-B, artikel 3
32.
Portefeuille ontvangsten (rente + aflossing)
-
-3 819
-
-3 741
-
-2 717
IX-B, artikel 3
33.
Garantiefee
-
-129
-
-103
-
-96
IX-B, artikel 3
34.
Additionele garantiefee
0
-
-154
-
-144
IX-B, artikel 3
35.
Additionele fee
-
-14
-
-77
-
-65
IX-B, artikel 3
36.
Saldo Back-up faciliteit ( 30 t/m 35)
0
0
0
IX-B, artikel 3
37.
Meerjarenverplichting aan ING
15 857
13 931
11 677
Saldibalans
38.
Alt-A portefeuille
18 352
17 328
15 229
Saldibalans
? Staatsschuld = 36. Saldo Back-up faciliteit
0
0
0
D1.
Garantiefaciliteit bancaire leningen
39.
Garantieverlening (geëffectueerd)
2 740
47 535
IX-B, artikel 2
40.
Afname voorwaardelijke verplichting
(zonder uitgaven)
-
-3 424
-
-7 853
-
-2 930
IX-B, artikel 2
41.
Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen
0
-
-116
-
-407
-
-362
IX-B, artikel 2
42.
Schade-uitkeringen
0
0
IX-B, artikel 2
D2.
Stabiliteitsmechanisme
43.
Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting
2 946
IX-B, artikel 4
44.
Garantieverlening NL-aandeel SPV
25 872
IX-B, artikel 4
45.
Deelneming EFSF
2
IX-B, artikel 4
? Staatsschuld = (excl. nr. 39, 40, 43 en 44)
116
405
- 362
E1
IJsland
46.
Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave
1 236
192
IX-B, artikel 2
47.
Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB
7
IX-B, artikel 2
48.
Vordering op IJsland
1 322
7
Saldibalans
49.
Opgebouwde rente op vordering
74
78
82
Saldibalans
50.
Ontvangsten lening IJsland (i.) aflossing
0
IX-B, artikel 2
51.
Ontvangsten lening IJsland (i.)
0
IX-B, artikel 2
E2
Griekenland
52.
Lening Griekenland
1 800
1 750
IX-B, artikel 4
53.
Vordering Griekenland
1 800
3 505
Saldibalans
54.
Ontvangsten lening Griekenland (i.) aflossing
0
IX-B, artikel 4
55.
Ontvangsten lening Griekenland (ii.) premie
-
-42
-
-119
IX-B, artikel 4
? Staatsschuld = (excl. nr. 48, 49 en 53)
1 236
199
1 758
1 586
F.
Overige gevolgen
56.
Uitvoeringskosten en inhuur externen
11
43
22
2
IX-B, artikel 3
57.
Terug te vorderen uitvoeringskosten inhuur
0
3
0
0
Saldibalans
58.
Ontvangen uitvoeringskosten externen
-
-2
-
-12
-
-8
0
IX-B, artikel 3
? Staatsschuld (excl. rentelasten)
82 165
- 41 002
- 1 976
615
Staatsschuld cumulatief (excl. rentelasten)
82 165
41 163
39 187
39 802
59.
Toerekenbare rentelasten
450
2 036
1 445
1 499
1
Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
Tabel 2: Balans (standen en mutaties in mln)
Op de balans staan de bezittingen en schulden welke in het kader van de financiële interventies zijn ontstaan. Balansonderdelen zijn hierbij opgeno men op nominale basis. Voor de financiering van de activa vindt een uitsplitsing plaats naar drie componenten: I staatsschuld (excl. rentelasten), II het resultaat en III het uitgavenkader. Naarmate er opbrengsten ontstaan vanuit de diverse bezittingen vindt - in deze opstelling - een verschuiving plaats van financiering uit staatsschuld naar financiering uit resultaat.
Omschrijving:
2008
2009
mutatie
2010 1
Omschrijving:
2008
2009
mutatie
20101
A. Verwerving Fortis/RFS/AA
I: Financiering met staatsschuld
82 165
41 163
-
-1 976
39 187
-
1.Deelneming Fortis/AA (+ 3)
16 800
17 800
490
18 290
II: Financiering uit resultaat (tabel 3)
43
44
-
-426
-
-381
-
2.Deelneming RFS/AA
6 540
6 540
3 038
9 578
III: Financiering via uitgavenkader
9
43
11
54
-
4.Overbruggingskredieten Fortis (+ 5)
44 341
7 825
-
-3 250
4 575
-
13.Verstrekte converteerbare lening (MCN 7/09)
800
-
-800
0
Te betalen rente op staatsschuld
450
2 486
1 445
3 931
-
15.Verstrekte converteerbare lening (MCN 12/09)
1 800
-
-1 800
0
B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (20 mld)
C. Back-up faciliteit ING
-
18.Verstrekt kapitaal ING (+ 21)
10 000
5 000
5 000
-
37.Meerjarenverplichting aan ING2
15 857
-
-1 926
13 931
-
19.Verstrekt kapitaal Aegon (+ 22)
3 000
2 000
-
-500
1 500
Voorziening3
2 530
297
2 827
-
20.Verstrekt kapitaal SNS Reaal (+ 23)
750
565
565
Te betalen funding fee
31
-
-31
0
Verwacht resultaat IABF4
569
569
C. Back-up faciliteit ING
-
38.Alt-A portefeuille2
18 352
-
-1 024
17 328
E1. IJsland
Te ontvangen rente
65
-
-65
0
Openstaande verplichting IJsland
86
0
D2. Stabiliteitsmechanisme
-
45.Deelneming EFSF
2
2
E1. IJsland
-
48.Vordering op IJsland
1 322
1 329
1 329
-
49.Opgebouwde rente op vordering
74
78
152
E2. Griekenland
-
53.Vordering Griekenland
1 800
1 800
F. Overige gevolgen
Saldo terug te vorderen uitvoeringskosten
0
3
-
-3
0
Totale activa:
82 753
62 153
-
-2 034
60 118
Totale passiva:
82 753
62 153
-
-2 034
60 118
1
Voor 2010 op basis van ramingen.
2
Nominale omvang van de portefeuille en de gegarandeerde waarde, beide op kasbasis.
3
Voorziening in een jaar omvat het gerealiseerd resultaat uit voorgaande jaren, maar is exclusief het geraamde resultaat van het lopende jaar.
4
Raming verwacht resultaat lopend jaar, voor toevoeging aan voorziening.
Tabel 3a: Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten (in mln)
In deze tabel vindt een toerekening plaats van kosten en opbrengsten van crisismaatregelen met gebruik van bedrijfseconomische principes. Op basis van een grove toerekening is het resultaat op interventies opgenomen. Vanwege afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.
(toerekenbare) Kosten
(toerekenbare) Opbrengsten
Omschrijving:
2008
2009
20101
Omschrijving:
2008
2009
20101
Rente op Staatsschuld
450
2 036
1 445
A. Verwerving Fortis/RFS/AA
-
6.Renteontvangsten overbruggingskredieten Fortis
502
705
167
E1. IJsland
-
7.Dividend ABN Amro Group
0
Kosten i.v.m. topping up
106
-
8.Dividend ASR
0
-
9.Dividend RFS
0
F. Overige gevolgen
-
12.Premieontvangsten uit CRI
28
165
-
56.Uitvoeringskosten en inhuur externen
11
43
22
-
14.Renteontvangsten uit MCN 7/09
0
0
-
58.Ontvangen uitvoeringskosten externen
-
-2
-
-12
-
-8
-
17.Premieontvangsten uit garantie
19
B. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (20 mld.)
-
24.t/m 26. Ontvangen couponrente
848
51
-
27.t/m 29. Ontvangen repurchase fees
403
104
C. Back-up faciliteit ING
Resultaat IABF (na vorming voorziening)
0
0
D1. Garantiefaciliteit bancaire leningen (200 mld.)
-
41.Premieontvangsten op basis van garanties bancaire leningen)
116
407
E1. IJsland
-
49.Opgebouwde rente op vordering
74
78
E2. Griekenland
-
55.Premieontvangsten lening Griekenland
42
Totale kosten:
459
2 173
1 459
Totale opbrengsten:
502
2 174
1 033
Resultaat (negatief teken is verlies)
43
1
- 426
1
Voor 2010 op basis van ramingen; tevens kan vanwege afronding de som der delen afwijken van het totaal.
Tabel 3b: Specificatie resultaat ING IABF (in mln)
Gedurende het jaar zullen voortaan uitsluitend de toevoegingen/onttrekkingen aan de IABF worden weergegeven; hiervan is sprake als het saldo van de kasstromen (tabel 1: post 36) ongelijk is aan nul. Met het verschijnen van het FJR zal jaarlijks het gerealiseerde resultaat op de IABF achteraf worden gepubliceerd.
Omschrijving:
2008
2009
20101
Omschrijving:
2008
2009
20101
C. Back-up faciliteit ING
C. Back-up faciliteit ING
toevoeging IABF
0
0
onttrekking IABF
0
0
1
Voor 2010 op basis van ramingen.
Tabel 4: Verstrekte garanties (in miljoenen euro)
Omschrijving:
2008
2009
mutatie
20101
A.
Verwerving Fortis/RFS/AA
10.
Garantieverlening (geëffectueerd)
32 611
32 611
11.
Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)
-
-2 602
-
-2 602
16.
Garantieverlening (geëffectueerd)
950
950
D1.
Garantiefaciliteit bancaire leningen (€ 200 mld.)
39.
Garantieverlening (geëffectueerd)
2 740
50 275
50 275
40.
Afname voorwaardelijke verplichting (zonder uitgaven)
-
-3 424
-
-7 853
-
-11 277
D2.
Stabiliteitsmechanisme
43.
Garantie NL-aandeel EU-begroting
2 946
2 946
44.
Garantie NL-aandeel SPV
25 872
25 872
Saldo openstaande garanties:
2 740
79 462
19 313
98 775
1
Voor 2010 op basis van ramingen.
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
AOW-spaarfonds
Fonds waarin de, voor de toekomstige AOW-uitgaven geoormerkte schuldreductie, wordt bijgehouden. Hiertoe vinden vanaf 1997 stortingen in het fonds plaats. Over de als geheel ten gunste van het fonds geboekte bedragen wordt jaarlijks rente bijgeboekt. Het fonds maakt deel uit van de collectieve sector.
Apparaatsuitgaven
Het totaal van de personeelsuitgaven en materiële uitgaven.
Automatische stabilisatie
Conjuncturele schommelingen in de collectieve inkomsten (en uitgaven) resulteren niet in een beleidsreactie, maar lopen in het begrotingssaldo. Bij versnelling van de conjunctuur nemen de belasting- en premie-inkomsten toe en de uitgaven voor werkloosheid af. Hierdoor neemt het begrotingssaldo toe. Bij vertraging van de conjunctuur treedt het omgekeerde op. Automatische stabilisatoren hebben daarmee een dempende invloed op de intensiteit van de conjuncturele uitslagen.
Belastinguitgaven
Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
Beleidsintensiveringen
Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt. Deze term wordt meestal beperkt tot beleidsmatige mutaties in de netto-uitgaven. Een beleidsmatige verlaging van de belastingontvangsten wordt doorgaans aangeduid met de term lastenverlichting.
Bruto Binnenlands Product (bbp)
De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.
Bruto Nationaal Product (bnp)
Het bnp is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.
Budgetdisciplinesector
Cluster van uitgaven die voor de regels budgetdiscipline op identieke wijze worden behandeld. Er zijn drie budgetdisciplinesectoren: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en de Zorgsector.
Collectieve lastendruk
Het totaal van belasting- en premieontvangsten, vermeerderd met enkele niet-belastingontvangsten, uitgedrukt in procenten van het Bruto Binnenlands Product.
Collectieve uitgaven
Het totaal van de relevante uitgaven van het Rijk (inclusief debudgetteringen en de uitgaven van de agentschappen), de overige publiekrechtelijke lichamen (OPL) en de sociale fondsen. Onderlinge betalingen worden geconsolideerd.
Consolidatie
De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto-boeken van onderlinge betalingen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Dit geldt ook voor bijdragen van een departement aan een agentschap. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
Contractloon
Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.
Derdenrekeningen
Rekening-courantverhoudingen die het Rijk heeft met derden en rekeningen waarop uitgaven en ontvangsten staan die conform de Comptabiliteitswet niet via de begroting lopen, omdat zij met derden of met andere onderdelen van het Rijk kunnen worden verrekend. De mutatie in het saldo van de derdenrekeningen is niet relevant voor het EMU-saldo.
Diergezondheidsfonds
Fonds waaruit uitgaven gedaan worden voor de bewaking en de bestrijding van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen en het Rijk (minsterie van LNV).
Economische en Monetaire Unie (EMU)
De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.
Eindejaarsmarge
Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan om binnen een begroting tot maximaal 1,0 procent van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal aan gelden tussen opeenvolgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.
EMU-saldo
Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.
EMU-schuld(-quote)
Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.
Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het bbp.
Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)
Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.
Financieringssaldo
Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie van de derdenrekeningen.
Fonds Economische Structuurversterking (FES)
Het FES wordt gevoed met een deel van de gasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds; vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.
Gemeentefonds
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, word het accres genoemd.
Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)
De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.
Infrastructuurfonds
Fonds waarin de middelen die voorheen op de begrotingen van Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds beschikbaar waren voor de uitgaven aan de weg-, water- en railinfrastructuur, zijn samengevoegd. Tevens worden uit dit fonds uitgaven in het kader van de Investeringsimpuls 1994-1998 gedaan. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES).
Inkomstenindicator
Elke wijziging in bestaand overheidsbeleid die effect heeft op de voor het EMU-saldo relevante collectieve inkomsten.
Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)
De evaluatie van beleidsterreinen en ontwikkeling van beleidsvarianten volgens een door de regering vastgestelde interdepartementale procedure. Deze procedure voorziet onder meer in de totstandkoming van openbare rapportages.
In- en (uit)verdieneffecten
Besparingen (verliezen) die in de uitgaven van een bepaalde regeling kunnen optreden ten gevolge van beleidsintensiveringen (ombuigingen) in een andere regeling. Bijvoorbeeld: het intensiveren van de arbeidsmarktmaatregelen kan leiden tot grotere uitstroom of minder instroom in de werkloosheidsregelingen.
Kasbegrip
Het moment van feitelijke uitgave of ontvangst van middelen wordt als meetmoment genomen.
Kas- transverschillen
De verschillen die ontstaan door toepassing van zowel het kas- als het transactiebegrip.
Lastenverlichting (en -verzwaring)
Een verlaging (verhoging) van belastingtarieven dan wel verruiming (beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (verhoging) van de tarieven van de socialeverzekeringspremies.
Leen- en depositofaciliteit
Een budgettaire faciliteit waarvan dienstonderdelen van het Rijk die een baten-lastenstelsel voeren gebruik kunnen maken; zij kunnen bij de minister van Financiën geldmiddelen lenen om investeringen te plegen, dan wel rentedragend geld uitzetten.
Loonbijstelling
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.
Najaarsnota
Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Vermoedelijke Uitkomsten. De Najaarsnota moet uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Prijs Nationale Bestedingen (pNB)
De Nationale Bestedingen bestaan uit particuliere consumptie, de overheidsconsumptie, de bedrijfsinvesteringen en de overheidsinvesteringen. De prijs van deze bestedingen is het gemiddelde prijspeil van deze afzetcategorieën. De reële uitgavenkaders worden op basis van de pNB omgerekend in lopende prijzen, zodat de geraamde uitgaven aan deze kaders kunnen worden getoetst. De Nationale Bestedingen-deflator (NB-deflator) geeft de ontwikkeling van de pNB weer.
Nationale Rekeningen
De Nationale Rekeningen is het statistische systeem waarmee de Nederlandse economie in kaart wordt gebracht. Ook wel de Nationale Boekhouding genoemd.
Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin
Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid dan wel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.
Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.
Netto-uitgaven Zorgsector
De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZFW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZFW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.
Niet-belastingontvangsten
Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk gasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.
Prijsbijstelling
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Prijsbijstelling.
Progressiefactor
De mate waarin de belastinginkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de economische groei.
Provinciefonds
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto- gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT's kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT's die geen ZBO zijn en ZBO's die geen RWT zijn.
Reële disconteringsvoet
Rekenrente waarmee een bedrag in de toekomst wordt teruggerekend naar het huidige prijsniveau.
Ruilvoetwinst (-verlies)
Een zodanig verschil in ontwikkeling tussen het niveau van prijs nationale bestedingen (pNB) enerzijds en het loon- en prijsniveau in de collectieve sector anderzijds, dat er sprake is van een uitgavenmeevaller (respectievelijk uitgaventegenvaller) ten opzichte van het uitgavenkader.
Sociale fondsen
Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.
Sovereign Wealth Funds
Ook wel staatsfondsen genoemd. Kapitaalfondsen waarvan het kapitaal eigendom is van een staat.
Staatsbalans
Een balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.
Stabiliteits- en Groeipact
Samenstel van Europese afspraken, waarin de lidstaten van de Europese Unie zich verplichten om op middellange termijn te streven naar een begroting die nabij evenwicht is of een overschot vertoont. In dit kader stellen de lidstaten elk jaar een stabiliteitsprogramma op - een rapportage over de stand van zaken en verwachtingen voor de economie en overheidsfinanciën.
Transactiebegrip
Het moment van economische handeling die leidt tot een uitgave of ontvangst - de transactie - wordt als meetmoment genomen.
Trendmatig begrotingsbeleid
Bij een trendmatig begrotingsbeleid wordt, op basis van doelstellingen of randvoorwaarden voor het overheidstekort en de inkomstenontwikkeling, aan het begin van de kabinetsperiode een uitgavenkader vastgesteld. Daar wordt tijdens de kabinetsperiode op gekoerst. Mutaties die tijdens die periode in de belasting- en premieontvangsten optreden komen tot uitdrukking in een mutatie van het saldo en van de lasten.
Vermoedelijke Uitkomsten
Ten tijde van de Miljoenennota voorziene uitkomsten van de begrotingsuitvoering van het lopende jaar.
Voorjaarsnota
Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Voorlopige Rekening
De laatste budgettaire nota over de voorlopige realisatie van de begroting van het voorgaande jaar. De Voorlopige Rekening moet uiterlijk op 1 maart van het opvolgende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO)
Orgaan waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.
Lijst van gebruikte afkortingen
ABK
Aanvullend beleidsakkoord
AOW
Algemene Ouderdomswet
AZ
Algemene Zaken
BBP
Bruto Binnenlands Product
BKZ
Budgettair Kader Zorg
BNP
Bruto Nationaal Product
BPM
Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen
BTW
Belasting Toegevoegde Waarde
BuZa
Buitenlandse Zaken
BZK
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CA
Coalitieakkoord
CAO
Collectieve Arbeidsovereenkomst
CBS
Centraal Bureau voor de Statistiek
CKB
Centraal Kasbeheer
CPB
Centraal Planbureau
CVZ
College voor Zorgverzekeringen
DNB
De Nederlandsche Bank
ECB
Europese Centrale Bank
EC
Europese Commissie
EFSF
Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit
EFSM
Europees Financieel Stabiliteitsmechanisme
EIA
Energie-investeringsaftrek
EMU
Economische en Monetaire Unie
EU
Europese Unie
EZ
Economische Zaken
FES
Fonds voor Economische Structuurversterking
GCJ
Global Competitiveness index
GGZ
Geestelijke Gezondheids- en verslavingszorg
IMF
Internationaal Monetair Fonds
ISV
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing
LNV
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
MCN
Mandatory Convertible Note
MEV
Macro Economische Verkenning
MKB
Midden- en kleinbedrijf
MLT
Middellange Termijn verkenning
MN
Miljoenennota
MR
Ministerraad
MRB
Motorrijtuigenbelasting
MTO
Medium Term Objective
NBO
Niet-belastingontvangsten
NZa
Nederlandse Zorgautoriteit
OCW
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OV
Openbaar Vervoer
OVB
Overdrachtsbelasting
pNB
prijscomponent van de Nationale Bestedingen
RGB-eng
Rijksbegroting in enge zin
RRP
Recovery and Resolution plan
RWT
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak
S&O
Speur- en Ontwikkelingswerk
SBR
Studiegroep Begrotingsruimte
SGP
Stabiliteits- en Groeipact
SZA
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
SZW
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
UWV
Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen
V&W
Verkeer en Waterstaat
VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
VROM
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu
VS
Verenigde Staten
VWS
Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Wajong
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jong-gehandicapten
WAO
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
WAZO
Wet Arbeid en Zorg
WBSO
Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk
WSW
Wet Sociale Werkvoorziening
WTCG
Wet Tegemoetkoming Chronisch zieken en Gehandicapten
WTO
World Trade Organisation
WW
Werkloosheidswet
WWB
Wet Werk en Bijstand
WWI
Wonen, Wijken en Integratie
ZBO
Zelfstandig Bestuursorgaan
ZVW
Zorgverzekeringswet
ZW
Ziektewet
1
De sociale fondsen zijn de «verzekeringsfondsen» betrekking hebbende op de volksverzekeringen (inclusief zorg) en de werknemersverzekeringen.
2
In een begroting op kasbasis worden transacties geboekt in de periode waarin de betaling plaatsvindt; in een begroting op transactiebasis worden transacties geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan.
1
In een begroting op kasbasis worden transacties geboekt in de periode waarin de betaling plaatsvindt, in een begroting op transactiebasis worden transacties geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan.
2
De belasting en premie volksverzekeringen op EMU-basis zijn voor de meeste ontvangstensoorten gelijk aan de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis. Dit betekent dat de ontvangsten op EMU-basis voor een bepaald jaar worden bepaald door de kasontvangsten van februari van dat jaar tot en met januari van het daaropvolgende jaar. Op deze wijze wordt zo goed mogelijk de opbrengst benaderd die samenhangt met de economische transacties uit het lopende jaar. Alleen de successierechten, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de inkomensheffing zijn hiervan uitgezonderd. Voor deze belastingsoorten geldt dat EMU-basis gelijk is aan kasbasis, omdat voor deze belastingsoorten geldt dat de 1-maands verschoven ontvangsten op kasbasis geen betere aansluiting vormt met de onderliggende economische transacties.
3
Kamerstukken 2008/2009, 31 070, nr. 24.
4
De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.(WVA) en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet IB 2001.
5
De benchmarkreeks is de ramingsreeks in de eerste Miljoenennota van een nieuw kabinet inclusief het nieuwe beleid in het volgende begrotingsjaar. Naar de huidige stand van zaken is de benchmarkreeks de huidige stand Miljoenennota 2011.
6
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009 - 2010, 32 123 IXB, nr. 9.
7
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009-2010, 32 156, nr. 2.
8
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, Kamerstuknummer 32 123- IXB, nr. 17.
9
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, Kamerstuknummer 31 935, nr. 6.