Voorstel van wet - Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 32420 - Implementatie van richtlijn 2008/115/EG over gemeenschappelijke normen en procedures voor de terugkeer van illegale vreemdelingen i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98); Voorstel van wet; Voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 23-06-2010 |
Publicatiedatum | 24-06-2010 |
Nummer | KST324202 |
Kenmerk | 32420, nr. 2 |
Externe link | originele PDF |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2009–2010
32 420
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98) in de Vreemdelingenwet 2000 te implementeren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
A
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt in onderdeel r door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
s.terugkeerbesluit: het terugkeerbesluit, bedoeld in artikel 3, punt 4, van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over de gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98);
-
t.inreisverbod: het inreisverbod, bedoeld in artikel 3, punt 6, van de richtlijn, bedoeld onder s.
B
Artikel 27 wordt gewijzigd als volgt:
-
1.In het eerste lid, aanhef, wordt «heeft van rechtswege tot gevolg» vervangen door: geldt als terugkeerbesluit en heeft van rechtswege tot gevolg.
-
2.Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4.De beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan tevens een inreisverbod inhouden.
C
Artikel 45 wordt gewijzigd als volgt:
-
1.In het eerste lid, aanhef, wordt «heeft van rechtswege tot gevolg» vervangen door: geldt als terugkeerbesluit en heeft van rechtswege tot gevolg.
-
2.Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 8. De beschikking, bedoeld in het eerste lid, kan tevens een inreisverbod inhouden.
D
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 54, eerste lid, onderdeel g, door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
h.het stellen van zekerheid;
-
i.het overleggen van documenten, anders dan bedoeld onder g.
E
Aan artikel 59 worden drie leden toegevoegd, luidende:
-
5.Onverminderd het vierde lid duurt de bewaring krachtens het eerste lid niet langer dan zes maanden.
-
6.In afwijking van het vijfde lid en onverminderd het vierde lid kan de bewaring krachtens het eerste lid ten hoogste met nog eens twaalf maanden worden verlengd, indien de uitzetting, alle redelijke inspanningen ten spijt, wellicht meer tijd zal vergen, op grond dat de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
-
7.Het vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de vreemdeling aan wie de verplichting of maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste of tweede lid, dan wel artikel 58 is opgelegd.
F
Het opschrift van hoofdstuk 6 komt te luiden:
HOOFDSTUK 6. VERTREK, UITZETTING, INREISVERBOD EN ONGEWENSTVERKLARING
G
Aan artikel 62 worden drie leden toegevoegd, luidende: 5. Onze Minister kan de termijn, bedoeld in het eerste lid, verlengen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van het individuele geval. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de duur van de verlenging en de gevallen aangewezen waarin de termijn kan worden verlengd.
-
6.Onze Minister stelt de vreemdeling, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, die Nederland ingevolge het derde lid, onder a of b, onmiddellijk had moeten verlaten en dat niet heeft gedaan, van die verplichting schriftelijk in kennis, tenzij de vreemdeling door een andere lidstaat van de Europese Unie wordt teruggenomen op grond van een op 13 januari 2009 geldende bilaterale overeenkomst of regeling.
-
7.De kennisgeving, bedoeld in het zesde lid, geldt als terugkeerbesluit en kan tevens een inreisverbod inhouden.
H
Onder vernummering van hoofdstuk 6, afdeling 3, tot hoofdstuk 6, afdeling 4, wordt een afdeling ingevoegd, luidende:
AFDELING 3. INREISVERBOD
Artikel 66a
-
1.Onverminderd artikel 67 kan Onze Minister een inreisverbod uitvaardigen tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 niet van toepassing is en die Nederland:
-
a.onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, derde lid, onder a of b, of vierde lid, of
-
b.niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten, in welk laatste geval het inreisverbod slechts door middel van een zelfstandige beschikking wordt uitgevaardigd dan wel een beschikking die mede strekt tot wijziging van het reeds gegeven terug-keerbesluit.
-
2.De vreemdeling tegen wie een inreisverbod is uitgevaardigd wordt ter fine van weigering van de toegang gesignaleerd in de daartoe bij of krachtens een verdrag, een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie of een algemene maatregel van bestuur aangewezen informatie- dan wel signaleringssystemen.
-
3.De duur van het inreisverbod bedraagt niet meer dan vijf jaren, tenzij de vreemdeling een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid. In geval de duur niet meer bedraagt dan vijf jaren wordt die duur berekend met ingang van de datum waarop de vreemdeling Nederland daadwerkelijk heeft verlaten.
-
4.Indien de bekendmaking van de beschikking, waarbij het inreisverbod is uitgevaardigd, geschiedt door toezending, wordt van de beschikking mededeling gedaan in de Staatscourant.
-
5.In afwijking van artikel 8 kan de vreemdeling tegen wie door Onze Minister een inreisverbod is uitgevaardigd of die ter fine van weigering van de toegang is gesignaleerd geen rechtmatig verblijf hebben, met uitzondering van het rechtmatig verblijf van de vreemdeling:
-
a.die een aanvraag als bedoeld in artikel 28 heeft ingediend zolang op die aanvraag nog niet is beslist;
-
b.op wie artikel 64 van toepassing is, dan wel
-
c.wiens uitzetting op grond van een rechterlijke beslissing achterwege dient te blijven totdat op het bezwaarschrift of beroepschrift is beslist.
Artikel 66b
-
1.Onze Minister kan ambtshalve of wegens gewijzigde omstandigheden dan wel op aanvraag van de vreemdeling besluiten tot opheffing of tijdelijke opheffing van het inreisverbod.
-
2.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van deze afdeling.
I
Aan artikel 94 wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.Het eerste, derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing op een besluit tot verlenging van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 59, zesde lid. In afwijking van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
J
Artikel 109 wordt gewijzigd als volgt:
-
1.In het eerste lid wordt «een voor Nederland bindend verdrag of besluit van een volkenrechtelijke organisatie» vervangen door: een voor Nederland bindend verdrag, EU-verordening, -richtlijn of -besluit.
-
2.Het vierde en vijfde lid, komen te luiden:
-
4.Ter uitvoering van een verdrag, EU-verordening, -richtlijn of -besluit, op grond waarvan de grenscontrole plaatsvindt aan buitengrenzen, wordt in de artikelen 5, tweede lid, 54, eerste lid, aanhef en onder a en e, 56, tweede lid, 59, derde lid, en 66a, derde lid, onder «Nederland» mede verstaan de gebieden waarop dat verdrag, die verordening, die richtlijn of dat besluit van toepassing is.
-
5.Ter uitvoering van een verdrag, EU-verordening, -richtlijn of -besluit, bedoeld in het vierde lid, wordt in artikel 3, eerste lid, en artikel 12, eerste lid, onder «openbare orde» alsmede «nationale veiligheid» steeds mede verstaan de openbare orde in, onderscheidenlijk de nationale veiligheid van andere bij dat verdrag aangesloten staten.
ARTIKEL II
Indien het bij koninklijke boodschap van 9 september 2009 ingediende voorstel van wet (Kamerstukken II 2008/2009, nr. 32052, nrs. 1-3) (Wet modern migratiebeleid) tot wet is verheven of wordt verheven, en eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, komt artikel I, onderdeel A, van deze wet te luiden:
A
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt in onderdeel u door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:
-
v.terugkeerbesluit: het terugkeerbesluit, bedoeld in artikel 3, punt 4, van de richtlijn nr. 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over de gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PbEU L 348/98);
-
w.inreisverbod: het inreisverbod, bedoeld in artikel 3, punt 6, van de richtlijn, bedoeld onder v.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,