Lessen trekken uit onvrije tijden - Hoofdinhoud
Het is vandaag precies twintig jaar geleden dat de Muur viel. Al weken kunnen we genieten van vele terugblikken en analyses, met name in de Duitse media. En zo worden we als het ware uitgenodigd om zelf ook weer terug te denken aan die tijd - voor zover we die bewust hebben meegemaakt.
Een bewerkte versie van deze tekst van mij verscheen op maandag 9 november als opiniestuk in dagblad Trouw.
Het toeval wil dat ik geboren ben in het jaar dat de Muur is gebouwd. Mijn oudste zoon is geboren in het jaar dat de Muur viel en mijn jongste in het jaar dat de landen die bij de val van de Muur hun vrijheid herwonnen, lid werden van de Europese Unie.
Het helpt om aan de hand van dit soort gebeurtenissen de geschiedenis in context te plaatsen. Want voor mij is de Koude Oorlog nog een levendige herinnering. Als militair ben ik opgeleid om de Sovjetvijand tegen te houden op de Noord-Duitse laagvlakte en als diplomaat om de ideologische tegenstander op het wereldtoneel in toom te houden. Ik heb nog door een veldkijker naar het IJzeren Gordijn staan turen, mij afvragend hoe het zou zijn om ‘drüben’ te wonen. Mijn zoon gaat met zijn studievrienden op het strand liggen in Bulgarije en vindt het doodnormaal dat land zo maar in en uit te reizen. Voor hem is de Muur geschiedenis en de gedachte dat achter die Muur honderden miljoenen Europeanen in een gevangenis leefden niet echt te bevatten.
Het is van het grootste belang het bewustzijn over dat gedeelde Europa van toen op een hoger plan te tillen. Op drie uur rijden van de Nederlandse grens stond een hek, niet bedoeld om ons buiten te houden, maar om de bewoners aan de andere kant binnen te houden. De mensen die daar leefden waren onvrij, zij konden vaak niet zelf kiezen hoe zij wilden leven, welk beroep zij wilden uitoefenen, waar zij wilden wonen. Maar vooral mochten zij niet zeggen wat zij dachten. Onvrijheid was een essentieel bestanddeel van het bestaan. Waarmee niet gezegd is, dat iedereen voortdurend vervolgd werd. Het leven was er voor iedereen die zich netjes aan de regels hield vooral dodelijk saai, zoals zo prachtig beschreven wordt in de roman 'De Toren' van Uwe Tellkamp, die onlangs in Nederlandse vertaling verscheen.
Het is taaie kost, dat boek, maar de lezer raakt gefascineerd door de allesoverheersende saaiheid en banaliteit van de DDR, totdat ineens iemand zich niet aan de regels houdt, zodat het staatsapparaat in al z’n gruwelijkheid in actie komt. Naast al deze banaliteit kende het Oostblok ook een gruwelijke en niets ontziende repressie, die mensen rechtstreeks de dood in joeg of naar een ver Siberisch kamp afvoerde. Niemand heeft dat beter verwoord dan Nobelprijswinnares Hertha Müller in haar meesterwerk 'Atemschaukel'. En wie de film 'Das Leben der Anderen' heeft gezien, weet waartoe de Stasi in de DDR in staat was om de burgers in toom te houden of uit te schakelen.
Vraag aan Nederlandse jongeren wat vrijheid is en ze geven je een heel persoonlijk antwoord. Voor hen is vrijheid toch vooral dat zij zelf hun keuzes mogen maken. Daar moeten ze vaak ook best een tijdje over nadenken, want vrijheid is zo vanzelfsprekend, zo alomtegenwoordig, dat de vraag stellen lijkt op het vragen aan een vis hoe water smaakt. Die vis zal je een antwoord schuldig blijven, want voor hem is water overal, altijd, alles. Pas als je hem uit het water haalt, zal hij goed beseffen hoe belangrijk dat water is. Daarom is het belangrijk dat in ons maatschappelijk debat en in ons onderwijs de pedagogiek van de vrijheid meer aandacht krijgt. Door te laten zien hoe het was om onder de Duitse bezetting te moeten leven en een oorlog mee te maken, maar ook door te laten zien hoe tot twintig jaar geleden honderden miljoenen Europeanen onderdrukt werden in hun eigen land, door cynische politici, uit naam van een zogenaamd verheven ideaal.
Dat vrijheid voor onze kinderen zo vanzelfsprekend is, mag een groot goed heten, waarvoor wij onze ouders en grootouders dankbaar moeten zijn. Maar we gaan echt een stap te ver als we denken dat vrijheid alleen iets persoonlijks is en niet iets dat de gemeenschap als geheel aangaat. Onvrijheid ligt altijd op de loer. Er zijn altijd mensen die vanuit utopische (waan)denkbeelden de wereld willen ‘ombouwen’.
Ieder 'isme' kent haar doorgeslagen fanatici. Die mensen vinden dat zij als enige de waarheid in pacht hebben en zijn bereid het leven van de ander, de vrijheid van de ander, ondergeschikt te maken aan hun utopisch streven. Het fenomeen is onuitroeibaar, want bestanddeel van de menselijke natuur. Altijd komt er weer iemand die bereid is anderen het mes op de keel te zetten om ervoor te zorgen dat zij de wereld door zijn ogen zien. Zo iemand is nooit bereid ook eens door de ogen van de ander te kijken, want dan komt zijn utopie in gevaar. De fanaticus kent geen twijfel.
Alleen een weerbare samenleving, van mensen die beseffen dat vrijheid veel meer is dan iets persoonlijks, die begrijpt dat vrijheid niet alleen bestaat uit claimen, maar ook uit gunnen, is goed gewapend tegen de donkere kanten van de menselijke natuur. Twintig jaar na de val van de Muur kan de herinnering aan het onvrije Europa ons helpen de vrijheid beter te onderhouden dan we geneigd zijn te doen.
-
-