Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tweede voortgangsverslag over de werking van richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit

1.

Tekst

Belangrijke juridische mededeling

|

2.

52010DC0043

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement tweede voortgangsverslag over de werking van richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit /* COM/2010/0043 def. */

[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 9.2.2010

COM(2010)43 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

TWEEDE VOORTGANGSVERSLAG OVER DE WERKING VAN RICHTLIJN 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

TWEEDE VOORTGANGSVERSLAG OVER DE WERKING VAN RICHTLIJN 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit

INLEIDING

In de R&TTE-richtlijn 1999/5/EG (hierna “de richtlijn” genoemd)[1] wordt een wettelijk kader ingesteld inzake het op de markt brengen, het vrije verkeer en de ingebruikneming in de Europese Unie van radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur. De richtlijn heeft betrekking op een groot deel van de markt voor telecommunicatie- en radioapparatuur, die 90 miljard euro vertegenwoordigt, waaronder mobiele telefoons, zenders voor mobiele netwerken, vaste telefoons en modems voor datatransmissie. Niet op radiotelecommunicatie gebaseerde infrastructuur zoals schakelsystemen valt niet onder de richtlijn. De richtlijn is van kracht in de Europese Economische Ruimte (EER) en in Turkije krachtens de overeenkomst betreffende de douane-unie tussen de EU en Turkije. Zwitserland heeft zijn nationale wetgeving vrijwillig in overeenstemming gebracht met de bepalingen van de richtlijn.

De apparatuur waarop de richtlijn betrekking heeft, ondervindt ook grote invloed van andere Europese wetgeving, zoals het regelgevingskader voor elektronische communicatie[2], en met name de Radiospectrumbeschikking[3] en de uitvoeringsmaatregelen daarvan voor de geleidelijke harmonisatie van het spectrum.

Het tweede voortgangsverslag wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 17 van de richtlijn, waarin de Commissie wordt verzocht periodiek verslag uit te brengen over de werking van de richtlijn, waarin onder andere de bij de opstelling van de betrokken normen gemaakte vooruitgang alsmede eventuele bij de uitvoering van de richtlijn gerezen problemen aan de orde worden gesteld.

Het verslag is gebaseerd op:

  • een openbare raadpleging in 2007 waarbij 60 respondenten hebben geantwoord op circa 120 vragen over de werking van de richtlijn[4],
  • de werkzaamheden van het Permanent Comité (TCAM[5]),
  • feedback van nationale autoriteiten voor markttoezicht en andere belanghebbenden.

Het verslag vestigt de aandacht op een aantal problemen met de tenuitvoerlegging van de richtlijn die het bereiken van de gewenste effecten bemoeilijken. Mogelijke oplossingen zullen aan de orde komen in een uitgebreide effectbeoordeling bij de toekomstige herziening van de richtlijn, waarvoor de Commissie eind 2010 een voorstel zal indienen.

WERKING VAN DE RICHTLIJN

Toepassingsgebied van de richtlijn

Het juridische begrip “eindapparatuur” , dat in artikel 2 is gedefinieerd, is een essentieel onderdeel van de reikwijdte van de richtlijn. Het onderscheid tussen “eindapparatuur” en “telecommunicatienet” is in de jaren negentig in de EU-wetgeving geïntroduceerd om de gezamenlijke dominantie van monopolistische netwerkexploitanten en samenwerkende producenten van gebruikersapparatuur tegen te gaan. Dit onderscheid en de verplichting van exploitanten om de technische specificaties van hun netwerkinterfaces te publiceren, zoals voorgeschreven door artikel 4, lid 2, van de richtlijn, zijn bedoeld om de markt voor gebruikersapparatuur open te stellen voor alle producenten en zo concurrentie en innovatie te stimuleren. Gezien de technologische ontwikkelingen en de veranderde marktomstandigheden moet worden nagegaan of dit onderscheid nog steeds relevant is als het gaat om het stimuleren van de concurrentie. Daarnaast wordt in soortgelijke concurrentiekwesties nu ook rekening gehouden met de toegang tot inhoud, die vaak losstaat van de aanbieders van eindapparatuur of van aanmelding voor telecommunicatiediensten.

De reikwijdte van de richtlijn moet onder de loep worden genomen. Zo vallen radio- en tv-ontvangers niet onder de richtlijn als ze niet via radio of kabel kunnen uitzenden, maar wel als ze dat wel kunnen.

Een aantal vrij specifieke onderdelen van radioapparatuur vormen een geïntegreerd onderdeel van systemen die ook onder andere EU-wetgeving op het gebied van beveiliging en veiligheid of internationale verdragen vallen. Dit is met name het geval voor maritieme, land- en luchtbeveiligingssystemen . De R&TTE-procedures en -normalisatieprocessen zijn hierop niet voldoende afgestemd.

Vaststelling van essentiële eisen

Artikel 3 van de richtlijn bevat een aantal essentiële eisen om de gezondheid en veiligheid te beschermen, elektromagnetische compatibiliteit te waarborgen en schadelijke interferentie te vermijden. De belanghebbenden zijn het over het algemeen eens met de wijze waarop deze essentiële eisen in de richtlijn worden vastgesteld. Het begrip “gebruik waarvoor de apparatuur bestemd is” lijkt echter enige verwarring te scheppen tussen de essentiële eisen van de richtlijn en andere algemene belangen zoals openbare veiligheid en vrijheid van communicatie, die buiten haar reikwijdte liggen.

Artikel 3, lid 3, onder e), dat de EU toestaat aanvullende eisen te stellen aan de toegang tot alarmdiensten, werd een aantal keren effectief toegepast met betrekking tot specifieke zee- en landbeveiligingsapparatuur.

Geharmoniseerde normen ter ondersteuning van de richtlijn

De richtlijn is gebaseerd op het uitgangspunt van de nieuwe aanpak: naleving van geharmoniseerde normen houdt een vermoeden van overeenstemming met de essentiële eisen van de richtlijn in; dit is een mogelijkheid die meestal door producenten van R&TTE-apparatuur is gebruikt. Van andere mogelijkheden om aan de essentiële eisen te voldoen, is slechts bij uitzondering gebruikgemaakt. Er wordt regelmatig een aanzienlijk aantal normen in het Publicatieblad gepubliceerd; in totaal gaat het inmiddels om 200 normen.[6] Normalisatie speelt dus een cruciale rol in de toepassing van de richtlijn.

Het is maar zeer zelden voorgekomen dat de normen niet overeenstemming waren met de essentiële eisen van de richtlijn en de Commissie heeft dan ook slechts zelden richtsnoeren hoeven geven aan een normalisatie-instelling. Zo veroorzaakten in 2007 5 GHz WiFi RLAN-systemen[7] storing voor de weerradars die in dezelfde band werkten en aan de geharmoniseerde norm voldeden. De Commissie en het TCAM kwamen in actie door richtsnoeren te geven om de desbetreffende geharmoniseerde normen te herzien en stemde, in overleg met de belanghebbenden, in met een migratietraject om WiFi RLAN-producten aan te passen vóór deze massaal op de markt worden gebracht. Nadat de 5GHz-band in 2003 behalve voor meteorologische diensten wereldwijd ook beschikbaar werd gesteld voor mobiel gebruik (d.w.z. WiFi RLAN), werd bij de Europese normalisatie geen rekening gehouden met het volledige scala aan meteorologische applicaties. Dit toont aan dat alle belanghebbende partijen op het gebied van gedeeld spectrumgebruik betrokken moeten worden bij de normalisatie.

Ook is gebleken dat de genormaliseerde normen soms te streng zijn. Campagnes voor markttoezicht hebben laten zien dat een deel van de vergunningsvrije apparatuur met een laag vermogen niet voldoet aan de geharmoniseerde normen (zie § 2.5). Het geregistreerde niveau van de schadelijke interferentie lijkt hierdoor niet te zijn beïnvloed.

De raadpleging bevestigde dat er obstakels voor het mkb en consumenten bestaan waardoor zij niet volledig deelnemen aan het normalisatieproces in de telecomsector, zoals meer in het algemeen in twee mededelingen van de Commissie is besproken[8][9]. Uit de raadpleging bleek ook dat het normalisatieproces transparanter moet worden. Daarnaast laat de EU onder andere op het gebied van radioapparatuur zien dat zij moeite heeft een voortrekker te zijn op het gebied van wereldwijde normalisatie, zoals ook in het witboek van de Commissie over de ICT-normalisatie[10] naar voren kwam. Het proces voor de toewijzing van frequentiebanden en het gebruik daarvan verschilt per werelddeel en de normen zijn niet altijd onderling uitwisselbaar.

In de raadpleging werd ook benadrukt dat de timing van het normalisatiewerk en soortgelijke processen die tot regelgevende besluiten over spectrumgebruik leiden, kan worden verbeterd zodat de technische werkzaamheden gebaseerd zijn op een stabiel regelgevingskader. Dit vraagt om een grotere inzet van de overheden om op verschillende niveaus aan het ETSI deel te nemen.

Tot slot werd er in de raadpleging op aangedrongen dat het accent moet komen te liggen op meer flexibele en algemene geharmoniseerde normen die niet specifiek op een technologie of applicatie zijn afgestemd.

Aangemelde instanties (AI’s)

Indien er nog geen geharmoniseerde normen beschikbaar zijn of de fabrikant deze nog niet opvolgt, bepaalt de richtlijn dat de aangemelde instanties de fabrikanten gedurende de hele procedure van de overeenstemmingsbeoordeling moeten ondersteunen, met name door advies te geven over de technische documentatie van producten. In de praktijk hebben de meeste AI-adviezen betrekking op producten die geharmoniseerde normen gebruiken om naleving van de essentiële eisen van de richtlijn te waarborgen, maar waarvoor fabrikanten – vanwege de vaak grote technische complexiteit van de overeenstemmingsbeoordeling – liever de goedkeuring van een ervaren, gekwalificeerde instelling vragen.

Veel AI’s zijn door lidstaten bij de Commissie aangemeld[11]. De AI’s zijn gevestigd in de EER en ook in landen waarmee de Europese Unie overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning heeft gesloten. De AI’s verenigen zich op vrijwillige basis in het kader van de R&TTE Compliance Association .[12] Er is geen melding gemaakt van specifieke problemen met de samenwerking tussen de fabrikanten en de AI’s.

Autoriteiten voor markttoezicht, handhaving van de richtlijn en naleving

Elk jaar melden de autoriteiten voor markttoezicht bij de Commissie ongeveer 50 gevallen van niet-conforme apparatuur die op hun nationale markt zijn verboden op grond van de vrijwaringsclausule in artikel 9.

De autoriteiten voor markttoezicht werken op EU-niveau nauw met elkaar samen en komen regelmatig bijeen in de ADCO-groep (Administratieve Coöperatie voor Markttoezicht) voor R&TTE. De ADCO-groep coördineert gezamenlijke toezichtcampagnes en moet nu gebruikmaken van de bepalingen die in het nieuwe wettelijke kader[13] zijn geïntroduceerd om de samenwerking te versterken. In eerdere campagnes was al bezorgdheid geuit over de naleving in bepaalde productfamilies . Met name bij radioapparatuur met laag vermogen kwam een zeer gebrekkige naleving van de richtlijn naar voren, en in mindere mate op een aantal andere gebieden. Een aantal importeurs en fabrikanten van deze apparatuur is niet van de richtlijn op de hoogte of negeert deze bewust. Een aantal belanghebbenden merkte op dat dit niet tot evidente risico’s voor de consumentenveiligheid en de integriteit van de telecommunicatienetwerken heeft geleid of tot een toename van de schadelijke interferentie. Bedrijven die aan de richtlijn voldoen, vinden dat niet-conforme producten concurrentievervalsing veroorzaken.

De traceerbaarheid van producten met gebreken is reden voor bezorgdheid: de autoriteiten voor markttoezicht kunnen vaak de fabrikant of de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een product niet opsporen, vooral bij kleinere marktdeelnemers. Het opsporen van fabrikanten of importeurs is tijdrovend en duur, hetgeen een efficiënte verdeling van de beperkte middelen van de autoriteiten voor markttoezicht in de weg staat. Een van de voorstellen in de raadpleging was een verplichte online registratie van de fabrikanten of de producten en/of een aanpassing van de richtlijn aan het nieuwe wettelijke kader om de traceerbaarheid te verbeteren.

De richtlijn voorziet in vrijwaringsmaatregelen (artikel 9), zoals een verkoopverbod. De huidige procedure staat nationale maatregelen alleen toe als deze aan de Commissie worden meegedeeld. Deze procedure wordt als te lang beschouwd omdat deze meestal niet voor het eind van de levensduur van het niet-conforme product kan worden afgerond. Een van de aanbevelingen in het advies over het stroomlijnen van het wettelijke kader voor het spectrumgebruik van de Beleidsgroep Radiospectrum (BGR)[14] was de mogelijkheid te onderzoeken om waar nodig nationale vrijwaringsclausules uit te breiden naar de gehele EU-markt[15].

Ongebruikte en minder gebruikte bepalingen

In een aantal gevallen is overwogen artikel 3, lid 3, onder a) tot en met d), en f), op grond waarvan de EU aanvullende eisen mag opleggen in het openbaar belang, bijvoorbeeld om fraude te bestrijden of de interoperabiliteit of persoonlijke levenssfeer te waarborgen, toe te passen, maar uiteindelijk is hiervan afgezien.

Er zijn geen kennisgevingen van afsluiting van eindapparatuur krachtens artikel 7, lid 4, of van een verbod op conforme apparatuur krachtens artikel 9, lid 5, ontvangen.

Wanneer de nationale radio-interfaces worden geharmoniseerd als gevolg van technische uitvoeringsmaatregelen krachtens de Radiospectrumbeschikking[16], is een beoordeling van hun gelijkwaardigheid overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de richtlijn voor een indeling in een apparatuurcategorie overbodig.

De richtlijn bevat achttien bestuursrechtelijke bepalingen en de relevantie van sommige daarvan is in twijfel getrokken. Er zijn bijvoorbeeld verschillende types zeer kleine apparatuur, zoals RFID-labels of cochleaire implantaten, die radiosignalen uitzenden die waarschijnlijk geen schadelijke interferentie veroorzaken. Mogelijk is het niet gerechtvaardigd alle bestuursrechtelijke bepalingen in de richtlijn toe te passen op deze vrij onschuldige apparatuur, vooral gezien de administratieve belasting die dit met zich meebrengt. Deze lichte apparatuur heeft spectrum nodig om te functioneren en daarom moet er bij wetgevingsbesluiten inzake spectrum rekening mee worden gehouden.

Samenhang met andere bepalingen van het EU-recht

Steeds meer massaproducten, waaronder speelgoed, bevatten nu radioapparatuur. Dit leidt tot complexe situaties, meerdere overeenstemmingsbeoordelingsprocedures en uiteenlopende interpretaties en werkwijzen in de lidstaten.

Hoewel de richtlijn op bepaalde punten een goede aanvulling vormt op de Radiospectrumbeschikking[17], zijn er verschillende problemen met de afbakening en consistentie tussen beide wettelijke instrumenten die onduidelijkheden scheppen over de toepassing. Ook de uitkomsten van de beoordeling van het regelgevingskader voor elektronische communicatie[18] en richtlijnen zoals de BGS-richtlijn[19] en de AEEA-richtlijn[20] alsmede de uitvoeringsmaatregelen krachtens de ecodesignrichtlijn 2005/32/EG hebben belangrijke gevolgen voor R&TTE-apparatuur. De R&TTE-richtlijn is niet volledig in overeenstemming met deze wetteksten en dit leidt wederom tot problemen met de toepassing en interpretatie.

TCAM en de consistente toepassing van de richtlijn

Het bij de richtlijn ingestelde comité heeft jaarlijks ongeveer drie bijeenkomsten van elk twee dagen gehouden, waaraan vrijwel alle lidstaten deelnamen. In de beginjaren van de richtlijn besprak het comité voornamelijk gemeenschappelijke onderwerpen, maar nu houdt het zich steeds vaker bezig met onderwerpen in verband met wetgeving of normen, problemen met de handhaving, en de mogelijke toepassing van artikel 3, lid 3, die de mogelijkheid biedt aanvullende eisen te stellen.

De lidstaten hebben in het TCAM toegestemd in een geharmoniseerde aanpak van een aantal zaken. Het lukte echter niet altijd overeenstemming te bereiken over een gezamenlijke aanpak, vooral als het om innovatieve technologieën ging. Dit kan sommige bedrijven en investeerders ertoe hebben aangezet hun innovatieve producten buiten Europa te introduceren.

Er bestond tot nu toe geen gemeenschappelijk criterium voor kennisgevingen krachtens artikel 6, lid 4, van apparatuur die frequentiebanden gebruikt die niet zijn geharmoniseerd. Sinds januari 2008 heeft het gecentraliseerde online kennisgevingssysteem de gevolgen van de huidige verschillen tussen de lidstaten enigszins verzacht, maar ze zijn nog niet volledig opgelost.

Tijdens de raadpleging uitten diverse belanghebbenden de wens dat de TCAM-conclusies ten aanzien van een aantal elementen van de werking van de richtlijn bindend zou worden voor alle lidstaten.

Technologische uitdagingen

De richtlijn heeft de mogelijkheid geboden de meeste technologische uitdagingen het hoofd te bieden. Een bijzondere uitdaging vormt echter apparatuur die tijdens het gebruik door de gebruiker en/of een andere entiteit dan de fabrikant kan worden geherconfigureerd, zoals softwareradio (SDR) of herconfigureerbare cognitieve radio . In de huidige richtlijn, die ervan uitgaat dat één juridische entiteit de apparatuur ontwerpt en de conformiteit definitief vaststelt, is geen rekening gehouden met deze flexibiliteit.

De R&TTE-richtlijn en het algemene kader voor concurrentievermogen en innovatie op dit gebied

De richtlijn is sinds haar inwerkingtreding essentieel geweest voor de consolidatie van de interne markt voor de producten waarop zij betrekking heeft. Het kader werkt goed voor het in de handel brengen van apparatuur die gebruikmaakt van de gangbare technologieën en vergemakkelijkt ook de ontwikkeling daarvan, met name wanneer de geharmoniseerde normen tijdig worden aangepast.

De richtlijn lijkt minder geschikt voor de toelating op de markt van producten die op fundamenteel nieuwe radiotechnologieën zijn gebaseerd waarvoor nog geen geharmoniseerde normen bestaan. Als er geen geharmoniseerde normen zijn, moet de fabrikant een AI raadplegen voordat hij een product op de markt brengt. In het advies over het stroomlijnen van het wettelijke kader voor het spectrumgebruik[21] merkte de BGR op dat belanghebbenden (aangemelde instanties, fabrikanten enz.) niet met enige mate van zekerheid kunnen vaststellen of radioapparatuur aan de essentiële eisen van de R&TTE-richtlijn voldoet als er geen geharmoniseerde norm is toegepast of bestaat. Regelgevende instanties zijn ook geneigd niet al te strenge gebruikseisen aan innovatieve radioproducten te stellen binnen de banden die zijn toegestaan.

Een ander probleem, dat niet rechtstreeks met de richtlijn te maken heeft maar wel nauw verband houdt met de introductie van innovatieve radiotechnologieën, is het feit dat innovaties soms niet voldoende in de bestaande spectrumtoewijzingen passen en daarom wettelijk niet gebruikt mogen worden. De lidstaten bieden wel de mogelijkheid van experimentele gebruiksrechten, die de ontwikkeling van innovatieve technologieën op nationaal niveau kunnen ondersteunen.

Bij de overgang van de onderzoek- en ontwikkelingfase naar de commerciële introductie kan het ontbreken van geharmoniseerde normen die ervoor zorgen dat innovatieve producten overeenkomstig de wettelijke eisen in de handel kunnen worden gebracht, en de beschikbaarheid van geschikte spectrumtoewijzingen en daarmee samenhangende gebruiksvoorwaarden, rechtsonzekerheid scheppen en derhalve potentiële investeerders in technologie afschrikken. Bij de herziening van het regelgevingskader voor elektronische communicatie in 2009 is de flexibiliteit voor spectrumgebruik echter vergroot en zou dit probleem opgelost kunnen zijn.

Vanwege het complexe en tamelijk rigide wettelijke kader kunnen bedrijven ervoor kiezen de testfase, de precommerciële fase en het begin van de commerciële introductie in andere handelszones zoals de Verenigde Staten te laten plaatsvinden. Dit betekent dat de innovatie op het gebied van radiotechnologieën in Europa niet haar volle potentieel kan bereiken.

CONCLUSIES

De richtlijn is cruciaal geweest voor de voltooiing van de interne markt voor radioapparatuur, doordat zij duizenden nationale typegoedkeuringsprogramma's heeft vervangen en een soepele regelgeving heeft ingevoerd om innovatie en concurrentie te stimuleren. In het algemeen heeft het wettelijke kader dat bij de richtlijn is ingesteld, het mogelijk gemaakt de doelen te bereiken , namelijk een goede bescherming van de gezondheid en veiligheid van de gebruikers, de elektromagnetische compatibiliteit (EMC) voor telecommunicatie-eindapparatuur en radioapparatuur en het vermijden van schadelijke interferentie.

Wat spectrumgebruik betreft, zijn er ondanks de beperkte technische conformiteit van sommige producttypes geen aanwijzingen van een stijging van de schadelijke interferentie. Dit kan betekenen dat de normen te streng zijn en dat aanpassingen van de technische aanpak op dit gebied tot een intensiever en efficiënter spectrumgebruik kunnen leiden.

Er zijn twee belangrijke punten die nader moeten worden onderzocht: markttoegang voor innovatieve radiotechnologieën met het oog op het huidige proces om de nodige regelgevende besluiten over spectrumgebruik en geharmoniseerde normen in te voeren, en de traceerbaarheid van de fabrikant of de persoon die verantwoordelijk is voor het in de handel brengen van een product.

[1] PB L 91 van 7.4.1999, blz. 10.

[2] Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/21/EG inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/19/EG inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, en Richtlijn 2002/20/EG betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, alsmede Richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, Richtlijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.

[3] Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap.

[4] Een samenvatting van de antwoorden is te vinden op http://ec.europa.eu/enterprise/rtte/index_nl.htm.

[5] Comité voor overeenstemmingsbeoordeling en markttoezicht inzake telecommunicatie.

[6] http://ec.europa.eu/enterprise/rtte/harstand.htm.

[7] Lokale radiotoegangsnetwerken.

[8] COM(2008) 133 definitief. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité – Naar een grotere bijdrage van normalisatie aan innovatie in Europa

[9] COM(2008) 394 definitief. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Denk eerst klein": een Small Business Act voor Europa.

[10] COM(2009) 324 definitief: Witboek – Modernisering van de ICT-normalisatie in de EU - Hoe nu verder?

[11] http://ec.europa.eu/enterprise/newapproach/nando/index.cfm?fuseaction=directive.notifiedbod y&dir_id=22&type_dir=NO%20CPD&pro_id=99999&prc_id=99999&ann_id=99999&prc_anx=99999

[12] http://www.rtteca.com/.

[13] Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad.

Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93.Verordening (EG) nr. 764/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG.

[14] De Beleidsgroep Radiospectrum (BGR) is een adviesgroep van de Europese Commissie die bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten die belast zijn met het spectrumbeleid (zie: http://rspg.ec.europa.eu/).

[15] Aanbeveling 5.19 in document RSPG08-246 (http://rspg.ec.europa.eu/rspg_opinions/index_en.htm).

[16] Op. cit., blz. 2.

[17] Op.cit., blz. 2

[18] Op. cit., blz. 2.

[19] Richtlijn betreffende de beperking van gevaarlijke stoffen (2002/95/EG).

[20] Richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (2002/96/EG).

[21] RSPG08-246 (http://rspg.ec.europa.eu/rspg_opinions/index_en.htm).

 
 

3.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de juridische context.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

4.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.