Meer maatwerk... - Hoofdinhoud
Enige tijd geleden sprak ik met Co Verdaas (gedeputeerde provincie Gelderland) en professor De Zeeuw over de problemen die zij ervaren met (Europese) wetgeving bij gebiedsontwikkeling. Wij spraken toen af dat ik hierover samen met minister Cramer een brief zou sturen naar de Europese Commissie. Met de brief wordt aandacht gevraagd voor ‘territoriale impact assessment’ en vroege betrokkenheid van juristen in het proces van Europese wetgeving als middelen om de kwaliteit van deze wetgeving te verbeteren en mogelijke problemen in de praktijk van gebiedsontwikkeling te voorkomen. De bedoeling van de brief is om te komen tot verbetering en vereenvoudiging van regelgeving bij gebiedsontwikkeling.
Gelukkig had de Commissie zelf al voorgesteld om de bestaande impact assessments die zij bij iedere nieuwe richtlijn laat uitvoeren aan te vullen met een ‘territoriale impact assessment’. Bovendien wil de Commissie, in navolging van Nederland, grote vooruitgang boeken bij het vereenvoudigen en verbeteren van regelgeving. Daarom is er nu, bij het aantreden van de nieuwe Commissie, een mooi moment gekomen om te bezien of wij hier ook echt resultaten kunnen boeken.
Voor Nederland staat er veel op het spel. Als deltagebied met een hoge bevolkingsdichtheid op een betrekkelijk gering oppervlak staat ons land voor grote opgaven. Ga maar na: de bouw van 75.000 woningen per jaar, beveiliging tegen overstromingen, de vernieuwing van oude wijken, de herstructurering van 16.000 hectare oude bedrijventerreinen, het saneren van vervuilde bodems, het terugdringen van geluidsoverlast, omschakelen op 20 % hernieuwbare energie met onder meer windmolenparken op zee en op het land, de realisatie van de Natura 2000 gebieden en overige natuurgebieden en de versterking van de mobiliteit zowel per spoor als via de weg.
Op al deze terreinen moeten we rekening houden met een steeds complexer stelsel van wetgeving. In de regel leidt een samenloop van gedetailleerde regels en procedures tot forse vertragingen, die weer heel veel geld kosten en minstens evenveel frustratie opleveren. Daarom hebben wij in eigen land de wetgeving voor gebiedsontwikkeling de afgelopen jaren sterk aangepast. Daarbij stonden een helder, sneller proces en optimale keuzes voorop. Voorbeelden daarvan zijn het verkorten van de proceduretijd bij bestemmingswijzigingen, het verminderen van goedkeuringsvereisten en het vereenvoudigen van processen door de integratie van vergunningstelsels. We bekijken ook de mogelijkheden om grensoverschrijdende gebiedsontwikkelingen te verbeteren. Deze aanpassingen zorgen er voor dat projecten nu sneller kunnen starten, dat er voor een nieuw project minder beslissingen van verschillende overheden nodig zijn en dat burgers en bedrijven bij één instantie terecht kunnen voor vergunningen. Dat moet en kan nog veel beter als er ook bij Europese wet- en regelgeving vanuit dezelfde filosofie zal worden gewerkt.
Dat wij het nu op deze meer integrale manier benaderen is een gevolg van een veranderde aanpak bij de Nederlandse inbreng voor Europese regelgeving. Onder het vorige kabinet is uitvoerig geanalyseerd waarom het op dit vlak in het verleden fout is gegaan. In de kern kwam het erop neer dat het proces veel te laat politiek werd aangestuurd en er ook veel te laat werd gekeken naar de gevolgen voor aanpalende beleidsterreinen. Niet zelden werd de voorbereiding van richtlijnen overgelaten aan gespecialiseerde ambtenaren, die hier hun grote kennis in kwijt konden, maar van wie niet gevraagd kon worden een meer integrale afweging te maken van het Nederlands belang. Bovendien kwam het wel voor dat zaken die niet rechtstreeks in Nederland geregeld konden worden, omdat daar de weerstanden te groot waren, alsnog werden ingestoken bij de opstelling van Europese regelgeving. Zo probeerde men soms via Brussel alsnog het gelijk te halen dat men thuis niet had gekregen.
Sinds een aantal jaren werken we echt anders. Dat komt ook omdat de Eerste en Tweede Kamer nu een veel grotere betrokkenheid tonen aan het begin van het Europese wetgevingstraject. Wij maken daarom helemaal aan het begin een politieke weging van waar het Nederlands belang het beste mee is gediend. Een afweging waar niet alleen het direct betrokken departement over gaat, maar het hele kabinet. Daarmee kunnen we voorkomen dat zich de bekende problemen uit het verleden voordoen, zoals met de vogelrichtlijn en de fijnstofrichtlijn.