Armoede onder kinderen dreigt verder toe te nemen

Met dank overgenomen van J.M.A.M. (Jan) de Wit i, gepubliceerd op woensdag 29 november 2000.

Vijf jaar paars armoedebeleid hebben niet geleid tot minder armoede. Erger nog: het aantal kinderen dat in armoede opgroeit is toegenomen en dat betekent onder andere een slechtere gezondheid en lagere schoolprestaties. Deze kinderen lopen een achterstand op die ze waarschijnlijk nooit meer in zullen lopen.

door Jan de Wit, Tweede-Kamerlid voor de SP

Vijf jaar geleden sprak de Koningin over stille armoede in de troonrede. Meteen dat jaar organiseerde toenmalig minister Melkert een eerste Sociale Conferentie. Sindsdien werd de uitkering ieder jaar gekoppeld aan de gemiddelde loon ontwikkeling en is er nog een miljard aan extra armoedebestrijding uitgegeven. Nu is het echter wel weer genoeg, lijken de regering en de meerderheid van de partijen in de Tweede Kamer te denken. De laatste Sociale Conferentie is inmiddels achter de rug en in de laatste troonrede, noch in de hoofdpunten van het regeringsbeleid voor het komende jaar is ook maar met een woord aandacht aan armoede besteed. Met de invoering van het nieuwe belastingstelsel komt aan een aantal jaren van koppeling van de uitkeringen aan de lonen nu voor het eerst weer een eind.

Volgens Hans Dijkstal van de VVD bestaat armoede niet in Nederland. Maar hoe wil hij het dan noemen als uit onderzoek blijkt dat 82 procent van de kinderen in gezinnen die van een inkomen op bijstandsniveau moeten rondkomen door geldgebrek niet op vakantie, noch een dagje uit kan? Of dat 70 procent van de ouders onvoldoende goede kleding voor hun kinderen kan veroorloven of dat een kwart niet dagelijks warm eten kan betalen?! Uit een recent onderzoek van de GGD in West-Brabant blijkt dat de gezondheid van 9 procent van de basisschoolkinderen uit Breda en 7 procent van die uit Oosterhout wordt bedreigd door geldgebrek.

Het aantal huishoudens dat van een minimaal inkomen moet leven is alleen maar toegenomen. Ondanks de stijgende werkgelegenheid en het paarse armoedebeleid is daar sinds 1995 geen kentering in gekomen. Alleen werken er nu meer mensen voor datzelfde sociaal minimum. Het betreft in totaal ruim 10 procent van het aantal huishoudens. Binnen deze groep is het aantal (eenouder-) gezinnen - en dus het aantal kinderen - flink gestegen. Deze kinderen worden met ongelijke kansen direct aan het begin van hun leven op achterstand gezet.

Minister Vermeend (PvdA) van Sociale Zaken weigert echter categorisch om de bijstandsuitkering structureel te verhogen. Dat zou ten koste gaan van de prikkel om te werken. De meerderheid van de mensen met een inkomen op of onder het sociaal minimum zijn echter alleenstaande ouderen of eenoudergezinnen. Ouderen hoeven niet meer te werken en alleenstaande ouders kunnen zich meestal niet meer veroorloven dan een deeltijdbaan. Daarmee ontworstelt zich echter - volgens de statistieken - bijna niemand aan de armoede. 'Werk, werk, werk' als recept tegen de armoede werkt hier dus niet.

Bovendien is het verschil tussen uitkeringen en lonen al twintig jaar steeds verder opgelopen. De meeste uitkeringen zijn flink verlaagd en mensen zijn veel eerder op een minimale uitkering aangewezen. Terwijl de economie is gegroeid als kool en de meeste mensen daar vooral de laatste tien tot vijftien jaar aardig van hebben geprofiteerd - het aantal miljonairs is bijvoorbeeld vertienvoudigd - is door jaren van ontkoppeling de koopkracht van de huidige bijstandsuitkering twintig procent lager dan twintig jaar geleden.

Het verschil neemt volgend jaar nog verder toe. Hoewel de uitkeringen bruto officieel gekoppeld worden en ook uitkeringsgerechtigden een lastenverlichting krijgen, raken de netto-uitkeringen weer minimaal een procent verder achterop bij de nettoloonontwikkeling. De modale lonen krijgen met het nieuwe belastingplan namelijk één tot anderhalve procent meer lastenverlichting en de hogere inkomens nog meer. Hoeveel de beloofde lastenverlichting aan extra koopkracht voor de uitkeringsgerechtigden oplevert moeten we trouwens nog afwachten, want pas achteraf kun je het totale effect meten van hogere BTW en ecotax, een toenemende inflatie, hogere huren en ongetwijfeld hogere lokale lasten.

Vorig jaar is de mensen met een minimuminkomen - onder druk van de bonden en de Kamer - juist een extra procent koopkracht beloofd om een stukje van de achterstand in te lopen. Deze belofte is niet waargemaakt, maar dat is voor premier Kok geen reden om dat dit jaar alsnog goed te maken. Het is van deze regering immers bewust beleid om de afstand tussen uitkering en loon groter te maken. Kok en Vermeend kunnen zich gesteund voelen door de OESO - de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling van de rijke landen. De OESO voorspelt namelijk dat de economische groei in Nederland zal aanhouden, maar vanwege de krappe arbeidsmarkt adviseert ze om de voorwaarden voor een uitkering aan te scherpen en de hoogte van de uitkeringen te verlagen. Eerst moesten de uitkeringen omlaag vanwege de recessie en nu vanwege de hoogconjunctuur!

De bonden hebben om een verhoging van de uitkeringen gevraagd. De voorzitter van de stuurgroep van de Sociale Conferenties heeft voor een structurele verhoging gepleit. Zelfs Unicef heeft de armoede onder kinderen in Nederland opgemerkt en een verhoging van de laagste inkomens voorgesteld. De organisatie van sociale diensten DIVOSA en de Vereniging Nederlandse Gemeenten zeggen al een aantal jaar dat het niveau van de bijstand te laag is. Wij hebben in de Kamer al regelmatig een verhoging voorgesteld. Ook indirect hebben we geprobeerd de netto-inkomsten van huishoudens met een minimuminkomen te verhogen, bijvoorbeeld door invoering van een inactievenkorting of een inkomensafhankelijke kinderbijslag. Maar tevergeefs, want van deze regering hoeven we dergelijke verbeteringen voor niet-werkenden echt niet meer te verwachten. Als de Kamer volgende week bij de begroting van Sociale Zaken niet duidelijk stelling neemt, zal zelfs de belofte van vorig jaar van één mager procentje extra niet worden nagekomen. Dan valt helaas alleen maar te verwachten dat de armoede onder kinderen de komende jaren nog verder zal toenemen. Ik kan me niet voorstellen dat de meerderheid van de bevolking daar achter zou kunnen staan. Wordt het misschien tijd voor nieuwe verkiezingen?

Dit artikel verscheen in het Rotterdams Dagblad van 29 november 2000