Asbestslachtoffers in de kou

Met dank overgenomen van J.M.A.M. (Jan) de Wit i, gepubliceerd op donderdag 18 januari 2001.

Juist vóór het kerstreces is de Tweede Kamer akkoord gegaan met een wetsvoorstel dat de verjaring van asbestclaims regelt. Het wetsvoorstel geeft echter alleen een oplossing voor het geval iemand in de toekomst aan asbestvezels wordt blootgesteld en een asbestziekte oploopt. Het biedt geen oplossing voor het veel ernstiger probleem dat honderden asbestslachtoffers een dodelijke asbestziekte hebben opgelopen maar geen vordering tot schadevergoeding kunnen instellen omdat de besmetting door asbest zo'n 30 jaar geleden plaatsvond en om die reden hun vordering is verjaard. Wanprestatie van de Tweede Kamer?

door Jan de Wit, lid Tweede Kamer voor de SP

In ons land overlijden jaarlijks 600 mensen aan de gevolgen van blootstelling aan asbest. In zijn rapport "Asbestslachtoffers" van maart 1997 berekende de oud-minister van Justitie, prof. mr. J. de Ruiter, dat dit aantal in het jaar 2030 zal oplopen tot zo'n 1500 slachtoffers per jaar. In datzelfde rapport signaleerde De Ruiter het schrijnende probleem dat er in ons land asbestslachtoffers zijn die tot hun verbazing op het moment dat zich bij hen een asbestziekte openbaart (meestal mesothelioom) te horen krijgen dat hun vordering tot schadevergoeding is verjaard. Dat is wrang: terwijl men niet eens wist dat men een asbestziekte had blijkt de vordering tot schadevergoeding te zijn verjaard omdat tussen het moment van de blootstelling aan asbestvezels en de openbaring van de ziekte meer dan 30 jaar is verstreken. Uit onderzoek van het Comité Asbestslachtoffers blijkt dat 15 procent van de asbestclaims door deze verjaring wordt getroffen. De Ruiter adviseerde de wetgever dringend dit probleem op te lossen.

In het wetsvoorstel dat minister Korthals van Justitie bij de Tweede Kamer indiende wordt de 30-jarige verjaringstermijn afgeschaft en wordt een nieuwe verjaringstermijn van 5 jaar ingevoerd die eerst gaat lopen vanaf het moment dat ziekte zich heeft geopenbaard. Die nieuwe verjaringstermijn geldt echter alleen voor de toekomst. Dat wil zeggen alleen voor diegenen die na de invoering van de wet aan asbest worden blootgesteld. Nu kun je op je vingers uittellen dat dát er niet zoveel meer zullen zijn. Gelukkig! Immers in ons land mag sinds juli 1993 niet meer met asbest worden gewerkt en gelden de strengste veiligheidsvoorschriften als ergens asbest wordt aangetroffen en moet worden verwijderd. Conclusie: het wetsvoorstel heeft slechts een zeer beperkte werking. Het echte probleem van de asbestslachtoffers wier vordering al is verjaard wordt door dit wetsvoorstel niet opgelost.

Een amendement van de SP-fractie in de Tweede Kamer om dit probleem wél op te lossen door de nieuwe verjaringstermijn met terugwerkende kracht ook van toepassing te verklaren op de vorderingen die al tegen de 30 jarige termijn zijn aangelopen kreeg geen meerderheid. De Kamer - met uitzondering van GroenLinks en SP - volgde klakkeloos de bezwaren die minister Korthals tegen het amendement aanvoerde. Deze komen op het volgende neer: je weet niet hoeveel claims je je daarmee op de hals haalt; werkgevers worden opeens geconfronteerd met claims waarvan ze dachten dat ze er vanaf waren; en de verzekeraars van diezelfde werkgevers hebben dit soort claims nimmer verzekerd.

Nu is het al vanaf 1949 bekend dat asbest doodt. Sinds 1990 gaat de rechter er in ons land vanuit dat werkgevers aansprakelijk zijn voor asbestziekten die zich later bij hun werknemers openbaren. Tenzij ze kunnen aantonen dat ze alles in het werk hebben gesteld om besmetting te voorkomen. En omdat de meeste werkgevers die voorzorgsmaatregelen niet hebben genomen en werknemers aan onverantwoorde risico's hebben blootgesteld weten zij op zijn minst sinds 1990 dat ze de kans lopen aansprakelijk te worden gesteld. En hadden ze dus maatregelen moeten nemen bijvoorbeeld door een verzekering af te sluiten. Dat ze - bewust calculerend - dat niet hebben gedaan kan niet worden tegengeworpen aan de werknemers die met dit dodelijke spul hebben moeten werken. Zij hebben hun werk met hun gezondheid moeten bekopen en kunnen er natuurlijk niets aan doen dat een asbestziekte al gauw een incubatietijd heeft van 20 tot 40 jaar. Dat we niet weten wat er allemaal in de toekomst aan claims op ons afkomt is natuurlijk waar. Maar De Ruiter berekende dat tot 2030 in totaal 20.000 mensen aan mesothelioom zullen overlijden. Welnu, als 15% daarvan tegen de oude verjaringstermijn van 30 jaar aanloopt komen we uit op 3000 slachtoffers over een periode van 30 jaar. We weten dus waar we over praten bij asbestziekten.

In een recente uitspraak van de Hoge Raad (20 oktober 2000, Soolsma/Hertel) veegt de advocaat-generaal bij de Hoge Raad, Spier, de vloer aan met de bezwaren die werkgevers en verzekeraars - en in hun kielzog minister Korthals - aanvoeren. "Ze laten na diepe indruk te maken", aldus Spier. Het is triest dat de meerderheid van de Tweede Kamer zich wel liet imponeren door Korthals. De asbestslachtoffers zijn daardoor niet alleen slachtoffer van asbest maar nu ook nog eens van wetgeving.

Gelukkig moet de Eerste Kamer nog over het wetsvoorstel besluiten. Hij kan weliswaar het wetsvoorstel niet meer veranderen maar kan de minister wel duidelijk maken dat dit niet de oplossing is waarde asbestslachtoffers in ons land recht op hebben en daarom de minister opdragen met een wijziging te komen. Ik doe daarom graag een dringend beroep op de Eerste Kamer nog eens ouderwets zijn tanden te laten zien. Anders blijven de asbestslachtoffers in de kou staan.

Dit artikel verscheen in het Limburgs Dagblad van 18 januari 2001