Inmenging past in bananenrepubliek, niet in rechtsstaat - Hoofdinhoud
Eerst werd de wet aangepast om 24-uurs cameratoezicht op Volkert van der G. mogelijk te maken, vervolgens wordt gepleit het recht op onaantastbaarheid van het lichaam aan te tasten en nu moet volgens de LPF ook het zwijgrecht eraan geloven. Politieke inmenging in het strafrecht en het scheppen van gelegenheidswetgeving horen thuis in een bananenrepubliek en niet in een rechtsstaat, betoogt SP-parlementariër Jan de Wit.
Door Jan de Wit, SP Tweede-Kamerlid
Tot voorkort was het niet mogelijk om gedetineerden die geen gevaar voor zichzelf vormden, onder permanent cameratoezicht te stellen. Omdat de kans dat Volkert van der G. zelfmoord zou plegen door leken hoog werd ingeschat en omdat de overheid dacht dat de maatschappelijke onrust na een zelfmoord niet te overzien zou zijn, werd de wet aangepast. De angsten waren misschien begrijpelijk, maar het aanpassen van de wetgeving vertont sterke trekken van gelegenheidswetgeving.
Vervolgens begon de LPF met een publiciteitsoffensief tegen een van de rechters die zaak tegen Volkert van der G. moest behandelen. Zijn vroegere werkzaamheden voor het zeer respectabele Vluchtelingenwerk Nederland maakten hem in de ogen van de Tweede-Kamerfractie van die partij een radicale linkse extremist. Hij zou een te sterke politieke verwantschap hebben met de verdachte en daarom werd hij ongeschikt geacht. Deze onnavolgbare redenatie zou normaal gesproken enkel reden tot lachen geven, maar omdat het hier politieke inmenging in het strafproces betrof, was het eerder gevaarlijk dan grappig.
Vervolgens barstte de discussie los rond eventuele toediening van dwangvoeding. Een persoon die in hongerstaking is, mag dwangvoeding weigeren. Iedereen heeft immers het grondwettelijk recht op onaantastbaarheid van het lichaam, ongeacht de aanleiding voor de hongerstaking, zijn identiteit en de eventuele maatschappelijke gevolgen van zijn daad. Alleen een formele wet kan dat recht aantasten. Hiervoor wordt door voorstanders van dwangvoeding verwezen naar artikel 32 van de Penitentiaire Beginselenwet, maar dat is onterecht. Men wil Van der G. in leven houden om het recht haar beloop te gunnen. De Penitentiaire Beginselenwet geeft weliswaar de mogelijkheid om via een dokter in te grijpen, maar die is volgens de memorie van toelichting bedoeld voor de behandeling van agressieve, zwaar gestoorde gedetineerden. Hier voldoet Van der G. niet aan. Er is dus geen basis voor dwangvoeding, hoe hard het politieke klimaat daar ook om roept.
Bovendien moet een geneeskundige handeling als het toepassen van dwangvoeding worden goedgekeurd door een arts. Deze is gehouden mensen geen dwangvoeding toe te passen volgens de professionele code van de World Medical Association en de World Health Organisation, overgenomen door de Nederlandse KNMG. Dwangvoeding is dus ook medisch-ethisch niet aanvaardbaar. Het standpunt van minister Donner, die geen bezwaren ziet, is dan ook niet houdbaar.
De meest recente oproep tot gelegenheidswetgeving kwam van LPF justitiewoordvoerder Schonewille. Hij wil geen "Turkse toestanden" maar schroomt er niet voor om voor te stellen het zwijgrecht af te schaffen. Hij smacht, zoals vrijwel iedereen, naar een verklaring van Volkert van der G. en ziet het zwijgrecht als obstakel. Voor dit individuele geval wil hij dan maar een Grondwetswijziging voorstellen. Deze jurist zou toch moeten weten dat gelegenheidswetgeving een destabiliserende factor is voor elke rechtsstaat. Het is zeer bezwaarlijk dat politieke machten er ook nu weer op aandringen om voor een individueel geval de wet aan te passen. Recht is recht en dat geldt voor iedereen, of voor niemand.
Politici moeten de verleiding weerstaan om met behulp van gelegenheidswetgeving maatschappelijke onrust te voorkomen of de politieke achterban gerust te stellen. Dat gaat namelijk ten koste van de scheiding der machten. Parlementariërs die oproepen tot gelegenheidswetgeving zetten de bijl aan de basis van ons grondwettelijk bestel.
Dit artikel verscheen 27 augustus 2002 in dagblad Trouw