Relatie minimumloon en werkloosheid bestaat niet - Hoofdinhoud
Minister De Geus en de coalitie hebben hun huiswerk niet gedaan. Anders joegen ze hun plan voor werken onder het minimumloon door de papierversnipperaar.
door Jan de Wit, lid van de Tweede Kamer voor de SP
Bij het vwo-examen economie in 2003 stond een opdracht over de vermeende relatie tussen minimumloon en werkloosheid. Alsof de opstellers van het examen voorzagen dat de discussie over het verlagen van het minimumloon om de werkloosheid te bestrijden weer actueel zou worden.
Onlangs lanceerden Frans Weekers (VVD), Gerda Verburg (CDA) en Bert Bakker (D66) het idee om werken tegen tachtig procent van het wettelijk minimumloon mogelijk te maken. Minister van Sociale Zaken Aart Jan de Geus zag niets in het plan, maar weigerde er toen afstand van te nemen. Hij kreeg een motie van wantrouwen van PvdA, Groen Links en SP aan zijn broek.
Vlak voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken kwamen deze kamerleden van de coalitie, onder de titel 'Nieuwe kansen door gericht investeren', met een nieuwe versie van het plan. Een werkgever hoeft maar negentig procent van het minimumloon te betalen als hij een leer-werktraject aan iemand in de bijstand aanbiedt. Dat traject mag twee jaar duren en vervolgens is de werkgever verplicht om een arbeidsovereenkomst voor twee jaar tegen het normale loon af te sluiten. De bijstandsuitkering wordt overgeheveld naar de werkgever, zodat zijn kosten voor een nieuwe werknemer maar twintig procent van het wettelijk minimumloon bedragen. Vrijwel gratis personeel dus.
Het plan stoelt op het onuitroeibare idee dat de hoogte van het
wettelijk minimumloon voor werkgevers een beletsel is om mensen aan te nemen. Het klinkt logisch. Iemand met een minimumloon is niet productief genoeg om dat loon voor de werkgever terug te verdienen. Dus neemt hij geen mensen aan. Hij zou er immers geld bij moeten leggen. Helaas voor de bedenkers van het plan klopt die redenering niet.
De examenopdracht geeft werkloosheidscijfers, het niveau van het minimumloon en nog een aantal gegevens van landen in Europa. De opdracht was om na te gaan of er een relatie bestaat tussen de hoogte van het minimumloon en de omvang van de werkloosheid. De student ziet in de cijfers dat er landen zijn met een hoger minimumloon dan Nederland en met een hogere werkloosheid. Het omgekeerde komt ook voor.
Prof. Eric van Damme, econoom aan de Universiteit van Tilburg, die samen met anderen de examenopdrachten beoordeelde, heeft de cijfers geanalyseerd en komt tot de conclusie dat er geen verband is. Sterker nog: hoe dichter het minimumloon bij het gemiddelde loon ligt, hoe lager de werkloosheid.
Toen minister van Sociale Zaken Ad Melkert in 1995 met een plan kwam om dispensatie van het minimumloon te verlenen voor langdurig werklozen wees de SER dat plan af omdat het nauwelijks tot meer werk zou leiden. Het plan verdween twee jaar later in de prullenbak.
In 1999 heeft de SER uitvoerig de relatie tussen het minimumloon en de werkloosheid bestudeerd. 'Uit studies blijkt dat de werkloosheid onder laagopgeleiden in landen met een wettelijk minimumloon niet systematisch hoger is dan die in landen zonder wettelijk minimumloon. Evenmin is de werkloosheid onder laagopgeleiden systematisch hoger in landen met een (relatief) hoog minimumloon dan in landen met een (relatief) laag minimumloon. Evenmin is er een eenduidig verband tussen het uitkeringsniveau aan de onderkant van de arbeidsmarkt en de werkloosheid onder de minst gekwalificeerden.'
De reden voor het ontbreken van een verband is ook niet zo moeilijk te achterhalen. Door technologische veranderingen en export van ongeschoold werk naar het buitenland is er minder vraag naar laagopgeleide werknemers. Verlaging van het minimumloon zal dus niet leiden tot meer vraag.
Wat er zal gebeuren is dat laagopgeleide werknemers, die nu tegen het minimumloon werken - ongeveer 187.000 werknemers - verdrongen zullen worden door anderen. Zoals nu al 13-jarige vakkenvullers de wat ouderen en herintreedsters verdringen, zodat de supermarkten hun prijzenslag over de ruggen van het personeel kunnen doorzetten.
Minister De Geus noemde het coalitievoorstel een sociaal plan, zo sociaal dat het misschien wel niet uitvoerbaar is. De werkgeversorganisaties hebben er grote problemen mee. Gratis personeel willen ze wel, maar de verplichting om twee jaar een contract tegen cao-loon aan te bieden, verwerpen ze.
De Geus spot met fundamentele beginselen als gelijk loon voor gelijk werk. Door het plan niet af te wijzen, verliest hij zijn fatsoen. Het minimumloon was een sociale fatsoensnorm, hield hij tot nu toe vol. Die norm is kennelijk niet van vaste waarde en geldt niet meer voor iedereen. Net als Weekers, Verburg en Bakker is hij voor het examen gezakt.
Natuurlijk moet er alles aan worden gedaan om mensen in de bijstand te betrekken bij de samenleving. Het liefst door ze snel weer aan werk te helpen. Maar niet door ze aan werkgevers cadeau te doen. Beter kan De Geus inzetten op speciale opleidingen, creëren van werk en anders vrijwilligerswerk en andere vormen van zinvolle dagbesteding. De dagbesteding bestaat er nu vooral uit dat ze uren bezig zijn om uit te zoeken waar ze het goedkoopst aan eten kunnen komen.
Dit artikel verscheen in het Financieele Dagblad, 24 december 2004