Tweedeling dreigt ook in politiezorg - Hoofdinhoud
In de nasleep van de rellen in de Groningse Oosterparkwijk is de aandacht inmiddels verschoven van de slachtoffers naar de autoriteiten, compleet met het overbekende zwarte-pieten. Politiechef Veenstra is weg - wie volgt, de burgemeester, de officier van Justitie of allebei maar? Daardoor dreigen twee meer fundamentele vragen onbeantwoord te blijven: Wat is er eigenlijk in de Oosterparkwijk aan de hand dat het er zo uit de hand kon lopen? En krijgen we in Nederland ook te maken met tweedeling op het terrein van veiligheid en bescherming?
door Remi Poppe, Tweede-Kamerlid SP en Peter Verschuren, fractievoorzitter SP gemeenteraad Groningen
De Oosterparkwijk in Groningen is zo'n wijk die in de jaren na de Eerste Wereldoorlog werd gebouwd als toentertijd vooruitstrevend antwoord op de woonellende van de arbeiders. Maar wat mooi was, blijft niet altijd zo - zeker als het wordt vergeten. Dat is met de Oosterparkwijk gebeurd - zoals dat gebeurt met een heleboel wijken in ons land. "Achterstandswijken" worden ze tegenwoordig genoemd in dikke rapporten. Daarin scoort de Oosterparkwijk inmiddels hoog. Een derde plaats mét stip volgens sommige onderzoekers. Nu zijn die klassementen ook maar wat je ervoor geeft en vaak leiden ze tot onrechtvaardige conclusies voor de inwoners van zo'n wijk. Maar feit is dat het de Oosterparkwijk in zijn totaliteit zeker niet goed gaat. Een groot deel van de buurt moet vanwege vergrijzing of werkloosheid van een schrale uitkering zien rond te komen. En de gemeente Groningen stopt haar geld ook niet in deze wijk. Het prestige van de stad wordt opgekrikt via dure investeringen in het centrum, niet door nieuwe voorzieningen in de Oosterparkwijk. De bewoners kampen steeds meer met een opeenhoping van problemen als slechte huisvesting, afnemende voorzieningen (de bibliotheek in de wijk wordt bijvoorbeeld binnenkort gesloten) en toename van vandalisme, diefstal en andere criminaliteit. Wie in de Oosterparkwijk woont, voelt zich daarom steeds vaker in de kou staan, aan zijn lot overgelaten door de overheid. Dat geldt niet alleen voor volwassenen maar nadrukkelijk ook voor de kinderen en opgroeiende jongeren. Wie dat weet, moet begrijpen dat bij een toenemend aantal jonge mensen de frustratie hoog oploopt en daarmee de drang om die frustratie ergens af te reageren. Individueeel of groepsgewijs. Op banken en telefooncellen en andere spullen in de openbare ruimte. Of zelfs op andere inwoners van de buurt, zoals in Groningen op grote schaal gebeurde maar zich ook elders, op wat kleinere schaal, voordoet.
Pas op: Wie "werkloosheid", "sociale uitkering", "armoede" en "jongeren" even snel bij elkaar optelt en "onrust" en "rellen" als uitkomst noteert, snapt weinig van de werkelijkheid. Die is veel ingewikkelder, heeft veel meer -vaak tegenstrijdige- aspecten. In de Oosterparkwijk wonen bijvoorbeeld een heleboel mensen die het ondanks hun karige financiën en hun geringe perspectief toch aardig weten te rooien. Veel Oosterparkers proberen er tegen de verdrukking in iets van te maken. Ze zijn bijvoorbeeld actief in het verenigingsleven, of verzetten zich tegen de afbraak van voorzieningen.
Maar tegelijkertijd zien we de andere ontwikkeling: weg van positief gerichte strijdbaarheid, richting individualisme, apathie, verveling, verongelijktheid, woede, agressie tegen alles en iedereen. Zo ontstaat er een situatie die snel kan ontvlammen - en dat rond oudjaar ook deed.
Elke wijk is anders. Toch zijn er een heleboel Oosterparkwijken in Nederland: wijken die op een aantal punten sterke overeenkomsten met elkaar vertonen en waar het leven, ondanks de stapels beleidsplannen over "probleemcumulatiegebieden", "sociale vernieuwing" en "grote-stedenbeleid" de afgelopen jaren beroerder is geworden. Waar het zicht op verbetering uitgebleven is. Sterker nog: de opdeling van de steden op basis van werk, inkomen, onderwijs, voorzieningen, toekomstkansen wordt nog steeds scherper. Dat is het huidige paarse kabinet zwaar aan te rekenen. Nergens hebben we een duidelijke koerswijziging gezien van het beleid van eerdere kabinetten, een beleid waarvan al zichtbaar was dat het zou leiden tot steeds meer tweedeling. Een falend volkshuisvestingsbeleid heeft gezorgd voor een concentratie van mensen met lage inkomens in verwaarloosde wijken. De armoede is niet structureel aangepakt en de afbraak van voorzieningen, onder andere voor jongeren, is ook in de jaren '90 doorgegaan. Daarbij komen in toenemende mate de financiële problemen van de politie en het capaciteitsgebrek bij justitie voor jongeren die een strakke begeleiding nodig hebben. Die problemen kunnen met geen mogelijkheid verholpen worden met de roep van de afgelopen tijd om een herstel van normen en waarden, om opvoedingsondersteuning aan ouders. Wellicht is dat appèl goedbedoeld, maar het blijft een loze kreet zolang niet de sociaal-economische oorzaken van criminaliteit worden aangepakt.
Naast de voortdenderende sociaal-economische tweedeling is er ook een toenemende tweedeling in veiligheid. Ook dat element dient bezien te worden als we zoeken naar een verklaring voor de recente gebeurtenissen in Groningen en de mogelijk toekomstige gebeurtenissen elders. Uit onderzoek naar de veiligheidssituatie in de Rotterdamse wijken en omliggende buurgemeenten van november 1995 blijkt dat er een verband bestaat tussen de problemen in een wijk, zoals werkloosheid, verpaupering en armoede, en de kans slachtoffer te worden van crimineel gedrag. Bewoners van arme wijken worden eerder en vaker slachtoffer van criminaliteit. Nederland heeft met andere woorden te maken met sociaal-economische veiligheidsverschillen.
De gebeurtenissen in de Oosterparkwijk hebben daar nog een dimensie aan toegevoegd. Volgens het rapport van voormalig korpschef Veenstra zag de politie langdurig af van ingrijpen omdat ze dacht niet tegen de overmacht op te kunnen. Pas na enkele uren werd toestemming gevraagd om de ME in te schakelen. In de tussentijd werd afgewacht en niets gedaan. Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat mensen in verantwoordelijke posities de stille hoop hebben gehad dat de trammelant vanzelf over zouden waaien - omdat ze waarschijnlijk ook dachten dat ie vanzelf gekomen was. Het begrip "terugtrekkende overheid" wordt daarmee wel erg cynisch. Toch denken veel mensen in Groningen en daarbuiten dat deze "overwaaien-gedachte" een belangrijk element is van de verklaring van het uitblijvende politie-optreden. Tegelijkertijd denken velen dat zoiets elders in de stad ánders zou zijn aangepakt. Weliswaar reageerde burgemeester Ouwerkerk furieus op de vraag van de SP-fractie in de Groningse gemeenteraad of hetzelfde gebeurd zou zijn als de relschoppers niet door een volkswijk "waar het altijd rumoerig is rond de jaarwisseling" waren getrokken, maar door een villawijk. Maar elke gewone Groninger wéét dat dat natuurlijk een rol speelt. Zo ver zijn we gekomen met tweedeling op veiligheidsgebied. Terwijl in "arme" wijken het risico groter is, is de mate van bescherming kleiner (nog los van het feit dat mensen met veel geld zich tegenwoordig een keur aan particuliere bescherming kunnen kopen: van video-camera's, hoge hekken en alarminstallaties tot particuliere "politieagenten").
Wie structureel de dreiging van "Groningse toestanden" wil bestrijden, moet naast een aantal directe maatregelen (voldoende politie, goed aangestuurd en niet lamgelegd door ruziënde verantwoordelijken) iets ondernemen tegen de voortschrijdende tweedeling, op sociaal-economisch en ook op veiligheidsgebied. In plaats van wijken te vergeten moeten ze bovenaan de agenda, moet er echt aangepakt gaan worden op een wijze die mensen weer vertrouwen geeft in de overheid. Herstel van vertrouwen is een voorwaarde om tot sociale wederopbouw te komen. Uiteindelijk zullen het de mensen zelf moeten doen. Maar van de overheid mag verlangd worden dat zij daarvoor de omstandigheden schept. De overheid moet bescherming garanderen - en dat is méér dan politie-agenten goed geïnformeerd, uitgerust en gestuurd de straat opsturen als dat nodig is (hoe belangrijk dat óók is). Bescherming betekent ook bescherming voor armoede, voor uitsluiting, voor een te schraal leven. In het rijkste land van de wereld moet voldoende geld aanwezig zijn om alle wijken van alle steden een fatsoenlijk minimumniveau aan inkomen, werk en voorzieningen te bieden. Zolang de meerderheid van de politiek zich dát niet realiseert, kan het op een heleboel plaatsen uit de hand lopen. Wie tweedeling zaait, zal Amerikaanse toestanden oogsten.
Dit artikel verscheen in het Algemeen Dagblad op 10 januari 1998