Vrijhandel benadeelt vooral ontwikkelingslanden - Hoofdinhoud
PvdA-Kamerleden Diederik Samsom en Kris Douma zijn het niet eens met partijgenoot Thijs Berman over het landbouwbeleid van de EU (Volkskrant 13 juli 2005). Berman zou de omstreden miljardenuitgaven veel te weinig aan willen pakken. Samsom en Douma willen ze per direct afschaffen. Maar afschaffing van de landbouwsubsidies zal het echte probleem van de armoede eerder verergeren.
door Kartika Liotard en Remi Poppe
Het pleidooi van Samsom en Douma voor vrijhandel zal de ontwikkelingslanden weinig helpen. Ook Nederlandse boeren blijven moeilijk overeind in een open wereldmarkt. Zij kunnen onmogelijk produceren voor wereldmarktprijzen als zij tevens innovatief en duurzaam moeten zijn. Eenzijdig vrijhandel bepleiten is dus behoorlijk naïef. Nu al stoppen gemiddeld tien boerenbedrijven per dag, vooral de kleinere. De opbrengst van hun producten zit vaak op of onder de kostprijs. Ze produceren te veel, wat binnen een marktsysteem nu eenmaal tot lage prijzen leidt. Dat onze boeren overigens al behoorlijk innovatief en duurzaam werken (met name in de biologische sector en in de veehouderij), is de schrijvers kennelijk ontgaan.
Een verdere liberalisering van de handel in landbouwproducten door het afschaffen van handelsbarrières en landbouwsubsidies, is de dood in de pot van onze boeren en tevens van die in de derde wereld. Vrijhandel wordt vooral doorgedrukt door landen die zelfvoorzienend zijn. Landen die niet zelfvoorzienend zijn, maar in hoge mate agrarisch, zullen door marktwerking over moeten gaan op productie van in het westen gewenste producten. Dat zal het ontstaan van agrarische monoculturen (katoen, soja, suikerriet, oliehoudende gewassen) verder stimuleren. Deze landen komen terecht in de wurggreep van markten die beheerst worden door enkele grote landbouwbedrijven, terwijl de eigen bevolking blijft zitten met voedseltekort en milieuproblemen. Niks geen wonderbaarlijke nieuwe mogelijkheden voor arme landen.
Liberalisering van de wereldhandel klinkt mooi, maar de landbouw in de derde wereld kan over het algemeen niet concurreren met de Braziliaanse megaplantages of de Amerikaanse industriële landbouw. Dus zal vrijhandel in landbouwproducten het aandeel van ontwikkelingslanden in de wereldhandel alleen maar verslechteren. Het gat dat in de Europese landbouwproductie ontstaat, als alle subsidies radicaal worden afgeschaft, zal onmiddellijk worden opgevuld door andere agrarische grootmachten, en niet door de ontwikkelingslanden.
In plaats van de botte introductie van vrijhandel bestaat er reeds het "Everything but Arms"-verdrag, dat de armste landen nu al gedeeltelijk, en vanaf 2009 volledig vrije toegang geeft op de Europese markten. Door geen tarieven te vragen aan deze landen kunnen zij exclusief hun producten kwijt aan het rijke Europa. Deze bevoorrechte positie is alleen mogelijk dankzij de Europese tariefmuren die rijke landen juist buiten de deur houden. Met dit soort gerichte verdragen zijn ontwikkelingslanden meer gebaat dan met de eenzijdige vrijhandeldogma’s van Samsom en Douma.
Zolang voedingsgiganten hun producten voor één cent per ton goedkoper kunnen inkopen en daarvoor de halve wereld afstropen, blijven armoede, afhankelijkheid en milieuproblemen de wereld teisteren. Niet ondanks, maar dankzij de gepropageerde mondiale vrije markt. Europese boeren zullen vanwege hun relatief hoge productiekosten nauwelijks kunnen overleven. Overschotten gaan voor wereldmarktprijzen van de hand. Daar kan geen boer fatsoenlijk van bestaan, hier niet en in de derde wereld niet.
Het afbouwen van landbouwsubsidies en het afschaffen van exportsubsidies is zeker nodig. Maar het domweg afschaffen van landbouwsubsidies is te kort door de bocht, zeker als we ook nog milieu- en diervriendelijke landbouw willen, van de allerhoogste kwaliteit. Kortom, de landbouwvisie van Samsom en Douma is te simpel. Daar schiet geen boer en geen voedselconsument (en dat zijn we allemaal) iets mee op. Eerlijke prijzen voor boer en consument zijn de enige oplossing, en alleen mondiale internationale afspraken kunnen dat garanderen.
Bij landbouwpolitiek gaat het om meer dan commerciële belangen en simpele rekensommetjes. Het gaat over de levenswijze van een bevolking, het landschap, het milieu en de veiligheid van ons voedsel. Dat is te belangrijk om over te laten aan de grillen van de markt.
Kartika Liotard is lid van het Europees Parlement namens de SP
Remi Poppe is voormalig SP-woordvoerder Landbouw in de Tweede Kamer
Dit artikel verscheen in de Volkskrant van 15 juli 2005