Politiek moet topsalarissen in toom houden

Met dank overgenomen van E. (Ewout) Irrgang i, gepubliceerd op woensdag 25 augustus 2004.

Minister-president Jan Peter Balkenende zei vorig jaar dat een bovenmatige inkomensontwikkeling aan de top van de semi-publieke sector 'onverantwoord en onaanvaardbaar' is. Als hij dat nog steeds vindt, moet hij nu overgaan tot actie. Dat kan door de salariëring van ZBO's (zelfstandige bestuursorganen) weer onder controle van de politiek te stellen. Ook door erop aan te dringen dat in de cao afspraken worden gemaakt over koppeling van de salarisstijging voor de top aan die op de werkvloer. En door als aandeelhouder in overheidsbedrijven zich te verzetten tegen bovenmatige salarisstijgingen.

 

door Agnes Kant en Ewout Irrgang


Uit onderzoek van de SP naar 36 jaarverslagen blijkt dat de

bestuurskosten in de semi-publieke sector afgelopen jaar met 8,2 procent stegen. In 2002 en 2003 samen stegen de kosten met maar liefst een derde. Dat mag met reden 'bovenmatige inkomensontwikkeling' heten.

Half juli bleek uit opmerkingen van vice-premier Gerrit Zalm dat ook het kabinet de verzelfstandiging van een groot aantal ZBO's wil terugdraaien. Het Rijk herneemt de mogelijkheid om in te grijpen in de beloning van topbestuurders in de (semi-)publieke sector. Zelfs als onafhankelijkheid is vereist, zoals bij de Nederlandsche Bank, kan in het instellingsbesluit worden vastgelegd dat de minister de bezoldiging vaststelt. Bij een aantal ZBO's zoals Autoriteit Financiële Markt (AFM),

Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) en Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (Opta) heeft het kabinet deze bevoegdheid echter al. Dezelfde minister Zalm stemde daar dit jaar in met een salarisstijging van 14 procent bij AFM, nadat het salaris vorig jaar ook al met ruim 8 procent was gestegen. Bij de PVK vinden vergelijkbare salarisstijgingen plaats met instemming van Zalm.

De premier is met de mond tegenstander van bovenmatige inkomensstijgingen maar met de daad zet minister Zalm gewoon een handtekening onder een salarisstijging van 14 procent, terwijl van gewone werknemers 'de nullijn' wordt geëist. Toen de SP in april een motie in de Tweede Kamer indiende om deze stijging in ieder geval volgend jaar te beperken tot de gemiddelde contractloonstijging, kreeg die slechts de steun van Groen Links en PvdA.

Het kabinet wil op advies van de commissie-Dijkstal een maximumsalaris in de semi-publieke sector invoeren, dat net zo hoog is als het salaris van een minister. Dit salaris wordt dan nog wel even met 30 procent verhoogd. Hoewel ook hier geldt dat iets beter is dan niets, zijn de praktische consequenties klein voor de meeste semi-publieke instellingen. Volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verdiende in 2002 slechts 13 procent van de topbestuurders in de semi-publieke sector meer dan een minister. Als dat ministersalaris nog eens met dertig procent verhoogd wordt, zal dat percentage nog een stuk lager komen te liggen. Voor minstens 87 procent van de topbestuurders heeft een dergelijk maximumsalaris dus geen consequenties; er blijft ruimte om de eigen salarissen nog jarenlang aanzienlijk te verhogen.

De meeste semi-publieke instellingen als ziekenhuizen en universiteiten zijn geen ZBO's maar privaatrechtelijke instellingen. De overheid kan hier haar positie als verstrekker van publiek geld gebruiken, door via de bekostigingsvoorwaarden grenzen te stellen aan de hoogte van salarisstijgingen. Of eisen dat in cao's wordt vastgelegd dat de salarissen niet harder mogen stijgen dan op de werkvloer. Het kabinet kan ook hier meer doen dan slechts zijn veroordeling uitspreken, zoals minister Hans Hoogervorst ritueel deed over de topsalarissen bij sommige zorginstellingen.

Tot slot is de overheid in overheidsbedrijven ook aandeelhouder. Als de overheid van private aandeelhouders verwacht dat zij zich actief verzetten tegen zelfverrijking aan de top, zou zij zelf het goede voorbeeld moeten geven. Bij de Bank Nederlandse Gemeenten stegen de bestuurskosten vorig jaar met bijna 44 procent en in 2002 en 2003 samen met liefst 118 procent. Het is onbegrijpelijk dat minister Zalm en de lokale overheden hier als aandeelhouders akkoord mee gaan. Ook bij energiebedrijven als Essent zouden gemeenten en provincies zich veel harder kunnen opstellen.

Agnes Kant is kamerlid en Ewout Irrgang is beleidsmedewerker voor de SP. Zij zijn auteurs van het rapport 'De gemeenschap op kosten in 2003'.

Dit artikel werd gepubliceerd in het Financieele Dagblad op 25 augustus 2004