Solidara steunt bewoners van Twente en wijst voorstel voor nieuwe burgerluchthaven af - Hoofdinhoud
Solidara, wijst - "het wetsvoorstel Wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (30452)" af. Deze wet werd op 8 december 2008 behandeld in de Eerste Kamer der Staten Generaal. Tot nu toe zien we geen reden om hiermee in te stemmen. Lees onze bijdrage in de Kamer.
De heer Yildirim : Voorzitter. Na bestudering van het wetsvoorstel, nr. 30452, inzake de wijziging van de Wet luchtvaart en na bestudering van de vragen en antwoorden in de schriftelijke ronde, komt mijn fractie tot de conclusie dat het voorliggende voorstel geen concrete helderheid biedt over het belang van een nationale of van een regionale luchtvaart. Waar beginnen en eindigen de bevoegdheden van een regionaal bestuursorgaan? Wanneer wordt op basis van een wet de instandhouding van luchtvaart landelijk bepaald? Op dat gebied biedt het voorliggende voorstel geen helderheid.
Er wordt gesproken over beleidsvrijheid, over beleidskeuzen en over kennis bij de provincies van hun eigen ruimtelijke indeling. Dat mag zo zijn, maar het is vervolgens niet helder of provincies alleen mogen meepraten of ook zelfstandig mogen beslissen. Mijn fractie is tevens van mening dat provincies over meer taken mogen gaan dan tot nu toe het geval is. Echter, als het huidige wetsvoorstel ongewijzigd wordt ingevoerd, zijn wij enigszins bevreesd dat provincies in een bestuurlijke spagaat terechtkomen. In zo'n geval is geen enkel bestuursorgaan gebaat bij kretologie als "decentraal wat kan en centraal wat mag". Mijn fractie is van mening dat luchthavens die meer dan 30.000 à 40.000 passagiers per jaar vervoeren, behoren tot het nationale belang.
Voor ons is de vraag urgent hoeveel luchthavens Nederland moet beschikken. Gezien de compactheid van het land, denk ik dat het van belang is om eerst samen stil te staan bij concrete beleidskeuzen alvorens te besluiten om luchthavens van een bepaalde omvang wel of niet te decentraliseren.
Mijn fractie betreurt het enigszins dat in de brief wordt gesuggereerd dat luchthaven Twente mogelijk open wordt gehouden. Dat doet tekort aan de ingezette bestuurlijke samenwerking tussen gemeenten en maatschappelijke organisaties, alsmede aan de bewoners die jarenlang actie hebben gevoerd om de burgerluchthaven in dat gebied op te heffen in de hoop dat dit ook zou gebeuren. Nu wordt hun deze hoop ontnomen.
Daarnaast vindt mijn fractie het nodig dat, alvorens het voorstel tot wijziging van de wet te bespreken en mogelijk in te stemmen met decentralisatie van de huidige Luchtvaartwet, eerst de aangekondigde Luchtvaartnota behandeld wordt en wij samen tot beleidskeuzen komen op basis van een discussie over de nota.
Door mij gestelde interruptievragen en daarop gegeven antwoorden van de minister Eurlings:
De heer Yildirim : De minister geeft aan dat het de bedoeling van de wet is om de juridische positie van luchthavens te regelen. Is het dan niet logisch om het huidige voorstel daartoe te beperken en bij de behandeling van de Luchtvaartnota te praten over eventuele decentralisatie van die regionale luchthavens?
Minister Eurlings: Ik zeg dat de wet op dit moment de positie handhaaft zoals zij is. De wat grotere regionale luchthavens blijven landelijk aangestuurd worden in plaats van in handen te komen van de provincies. Dat is de "nationale betekenis". Dat houdt niets meer en niets minder in dan dat het Rijk het bevoegd gezag houdt en dat niet gedeputeerde staten of het provinciebestuur het bevoegd gezag wordt. Bij de provincies zelf is ook een omslag in denken te zien. Sommigen van u memoreerden het al. De provincie Drenthe wilde bijvoorbeeld vroeger het bevoegd gezag over Eelde worden, maar wil dat nu niet meer. De heer Tindemans, de president-directeur van Maastricht Aachen Airport, zegt dat men niet meer wil dat de luchthaven gedecentraliseerd wordt, maar dat men liever heeft dat deze landelijk aangestuurd blijft worden.
Wat ik belangrijker of zeker zo belangrijk vind -- laat ik mij voorzichtig uitdrukken -- is dat ik in de Kamer van links tot rechts bemerk dat de discussie zo gevoelig is, dat men de zaken wel ten opzichte van elkaar wil blijven bezien, misschien juist wel om te voorkomen dat men op het ene vlak het ene doet en op het andere vlak het andere. De ontwikkeling van de verschillende velden moet een beetje in balans blijven. Ik ben daar een voorstander van. Formeel, in de discussie over de Luchtvaartnota, zal ik dit in de Tweede Kamer nog wisselen. Ik zeg u echter dat er geen vuur is ontstaan in de Tweede Kamer toen ik de brief naar deze Kamer stuurde, waarvan ik een afschrift aan de leden van de Tweede Kamer heb doen toekomen.
De heer Yildirim : Voorzitter. Als ik het antwoord van de minister goed heb gehoord, is hier aan de orde dat wordt gesproken over de nationalisering van de luchthavens. De wijze waarop dit in de wet is geformuleerd, roept heel veel vragen op en is wat mij betreft misleidend. Zou het niet logischer zijn om bijvoorbeeld het sport- en zweefvliegen naar de provincies te decentraliseren? Welke luchthavens dat ook mogen zijn wanneer wordt gesproken over nationalisering, op basis daarvan zullen wij weer met elkaar in discussie gaan als de nota eenmaal is verschenen.
Minister Eurlings: Het is precies zoals de heer Hillen zegt. Ik zeg toe dat ik de Luchtvaartnota aan de Kamer zal voorleggen en dat wij daarover uit en te na zullen komen te spreken. Tot na die bespreking, en rekening houdend met de conclusies die in het debat zullen worden getrokken, ga ik dus niet over tot het instellen van een nationaal systeem. Dientengevolge laat ik het artikel dat is geamendeerd door de heer Haverkamp niet in werking treden. Dat zeg ik de Kamer hier toe "for the record".
De heer Yildirim: Naar aanleiding van het vorige punt heb ik een verduidelijkende vraag. Is het juist dat de minister zijn voorkeur heeft uitgesproken voor het in stand houden van een burgerluchthaven in Twente?
Minister Eurlings: Wij willen beide opties verder versneld uitwerken. Wij hebben niet meer drie jaar tussentijd -- daarvoor was die interim-openstelling bedoeld -- nu de collega van Financiën samen met mij heeft geconcludeerd dat dat niet gaat. Wij hebben dus weinig tijd. Als wij niet snel in beeld brengen of een luchthaven een kansrijke optie is, weten wij één ding zeker: dan is het definitief geen optie meer. Nu kan dat in lijn liggen met de bedoeling van sommigen, maar wij willen echt dat die optie ook tot zijn recht kan komen. Daarom zullen wij versneld een aantal zaken moeten doen waarvoor wij anders een paar jaar zouden hebben gehad. Beide opties worden verder onderzocht. Misschien is er nog wel een tussenvariant mogelijk, waarin je nog een gedeelte luchtvaart hebt en een gedeelte andere ontwikkeling. Misschien zijn die ook nog wel heel mooi te combineren. Juni 2009 is de termijn waarop wij tot een definitief besluit zullen moeten komen. Dat betekent dat er nog heel veel zal moeten gebeuren in de komende maanden.
Het tweede instrument betreft kartelvorming. Daarmee kan toezicht worden gehouden op ondernemingen die beschikken over een economische machtspositie. Daarbij is het van belang dat het hebben van zo'n machtspositie als zodanig niet is verboden. Het toezicht is erop gericht om te voorkomen dat een onderneming misbruik maakt van zijn dominante positie, bijvoorbeeld door het vragen van hogere prijzen of door het opleggen van onredelijke voorwaarden. Zolang de Schipholgroep zich van dergelijk misbruik onthoudt, zullen beide mededingingsautoriteiten niet ingrijpen.
Ten slotte houden beide mededingingsautoriteiten voorafgaand toezicht op concentraties. Voor concentraties met een grote omvang geldt dat zij vooraf bij de NMa, dan wel bij de Europese Commissie, moeten worden gemeld. (voor de volledige bijdrage zie de Eerste Kamer).
Kijk ook naar discussiebijeenkomst welk werd gehouden op 2 december 2009 :
Meer over ...