Wet Water en Brood schiet door - Hoofdinhoud
Volgende week bespreekt de Tweede Kamer de nieuwe bijstandswet: de Wet werk en bijstand (WWB). De invoering van de ‘Wet Water en Brood’ - zo wordt de nieuwe wet in oppositionele kringen raak getypeerd - per 1 januari 2004 lijkt onafwendbaar. Enkele uitgangspunten van de wet, zoals het streven naar werk voor iedereen die dat kan en het wegsnijden van een hoop onnodige regelgeving, zijn goede zaken. De nieuwe wet is echter door de forse bezuinigingstaakstelling gekoppeld aan nieuwe rigide regels betreffende inkomensaspecten van de bijstandswet, onevenwichtig. Aanpassing van de wet in het belang van de bijstandgerechtigde en om een goede uitvoering door de gemeenten mogelijk te maken is noodzakelijk.
door Henk van Gerven, wethouder Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de SP in Oss
Kijkend naar de ontwikkeling van de bijstandswet de afgelopen decennia dan zien we een geleidelijke verandering. Eerst lag de nadruk op het recht op inkomen. Bij de nieuwe Algemene Bijstandwet van 1996 zien we naast het recht op inkomen de plicht tot arbeid een duidelijke positie innemen. Bij de WWB wordt de nadruk gelegd op de arbeidsplicht (reïntegratie). En op dit punt schiet de wet door waarvoor de bijstandgerechtigde de rekening betaalt.
Op het reïntegratiebudget wordt 25 tot 30 procent gekort. En dat in deze tijden van recessie. Het is niet uit te leggen dat met veel minder geld meer mensen aan een baan kunnen worden geholpen. Ook de aanscherping van de arbeidsplicht zal geen soulaas bieden. Het opjagen van de alleenstaande bijstandsmoeder met kinderen beneden de vijf jaar en de bijstandsoudere van 57,5 jaar en ouder met een arbeidsperspectief dat ver achter de horizon is verdwenen, zal tot grote spanningen leiden, zowel bij de bijstandsconsulenten als de bijstandgerechtigden.
In onze gemeente staat persoonlijke begeleiding van de bijstandgerechtigde met het bieden van uitzicht en inzicht centraal. Wij denken meer met honing te bereiken dan met de stok. Deze humane en op respect gebaseerde aanpak leidt ook tot goede cijfers. Het cliëntenbestand van Oss toont in 2003 nog steeds een geringe daling ondanks de recessie.
Op het inkomensbudget (algemene en bijzondere bijstand) vindt eveneens een ongehoorde korting plaats Dit wordt met name gerealiseerd door het afschaffen van het categoriale beleid en de vrijlatingsregelingen.
Het categoriaal (groepsgewijs) verstrekken van bijzondere bijstand in plaats van iedere bijstandsgerechtigde voor elke aanvraag voor bijzondere bijstand ‘door te lichten’, kent sinds 1996 bij de gemeenten een sterke groei. Een beleid dat maatwerk koppelt aan een van meer respect voor de bijstandgerechtigde getuigende en minder bureaucratische vorm van bijzondere bijstand. De nieuwe wet breekt met dit beleid.
De beoogde bezuiniging betekent een forse daling van het besteedbaar inkomen voor gezinnen op bijstandsniveau. Oss geeft thans jaarlijks 1,6 miljoen euro uit aan bijzondere bijstand en armoedebeleid. Dit wordt met de nieuwe wet 910.000 euro minder! Per gezin op bijstandsniveau betekent dit een daling van het besteedbaar inkomen in de orde van 400 euro per jaar. Het wegvallen van de vrijlatingsregelingen - het mogen houden van een deel van de inkomsten bij parttime werkenden met een bijstandsuitkering - is welhaast desastreus. Voor alleenstaande bijstandsmoeders betekent dit een inkomensdaling die kan oplopen tot circa 160 euro per maand! Mede gezien de komende verslechteringen inzake de huursubsidie en de invoering van een eigen risico in de zorg is dit vanuit menselijk oogpunt onaanvaardbaar te noemen. De strakke regelgeving inzake lokale inkomenspolitiek zal averechts werken: meer administratieve balast en meer mensen die door de bodem van het vangnet van de WWB zullen zakken. Meer huisuitzettingen en meer werk voor de gemeentelijke schuldhulpverleningsinstellingen. Op zowel humane gronden als vanwege redenen van doelmatigheid is aanpassing van de wet gewenst: de beleidsvrijheid onder de huidige bijstandswet voor gemeenten dient gehandhaafd te blijven en de bezuinigingen afgeblazen.
Onweerstaanbaar dringt zich ook een vergelijking op met de invoering van de Wet voorzieningen gehandicapten. De decentralisatie van deze wet naar de gemeenten in 1994 ging ook gepaard met een forse bezuinigingsoperatie. Dit leidde tot een daling van het voorzieningenniveau en een vergroting van de verschillen tussen gemeenten. Hetzelfde dreigt met de invoering van de WWB. Bij een tekort aan middelen zullen de gemeenten de regels aanscherpen dan wel scherper interpreteren. De prijs voor decentralisatie gekoppeld aan bezuinigingen is een onaanvaardbare vorm van rechtsongelijkheid op inkomensniveau.
De kosten die thans in het kader van de bijstandswet worden gemaakt voor de kleine 400.000 bijstandgerechtigden zijn beperkt: minder dan 2 procent van het bruto nationaal product. Dat is relatief weinig geld voor dat deel van de samenleving dat geen enkele kant op kan en alle hoop daarop heeft gevestigd. De manier waarop wij als samenleving omgaan met de bijstandgerechtigde is een weerspiegeling van ons denken over de kwetsbaren in onze samenleving. Kiezen we naar Amerikaanse snit voor de negatieve benadering en leggen we de schuld vooral bij de bijstandgerechtigde zelf, dan moet de WWB onverkort worden ingevoerd. Huldigen wij het standpunt dat bijstandgerechtigden een positieve en respectvolle benadering verdienen waarbij inkomenswaarborg een kernfunctie van de wet blijft naast het bieden van mogelijkheden om in het eigen levensonderhoud te voorzien, dan dient de WWB te worden aangepast. Ik kies voor het laatste. Een mens leeft niet bij brood alleen.
21 augustus 2003