Privatisering energiemarkt per definitie slechte zaak - Hoofdinhoud
Ferd Crone (PvdA) geeft in Forum van vrijdag 23 augustus jongstleden vier redenen waarom privatisering van energiedistributiebedrijven geen goed idee is. Hij doet dit naar aanleiding van de suggestie van minister Heinsbroeks om de liberalisering met regels dicht te timmeren. SP-parlementariër Arda Gerkens begrijpt niet waarom Crone toch de deur naar privatisering open houdt.
Door Arda Gerkens, SP Tweede-Kamerlid
Met zijn argumenten tegen privatisering slaat Ferd Crone de spijker op de kop. Groot was dus mijn verbazing toen uit de conclusie bleek dat de PvdA netwerken in principe wilde uitsluiten van privatisering, maar dit eventueel op termijn wel wel wilde overwegen, zolang het particuliere investeerders betreft zonder andere belangen in de energiewereld. Daarmee zet hij de deur open naar privatisering.
Hij stelt ten eerste dat door privatisering een monopolist ontstaat die misbruik kan maken van zijn positie. Ten tweede onderkent Crone dat zo'n bedrijf niet het publieke, maar het aandeelhoudersbelang zal dienen. Ten derde is het mogelijk dat een distributiebedrijf dat ook zelf stroom produceert, eigen leveranciers zal voortrekken. Ten vierde kan de monopolist de gegarandeerde inkomsten uit het netwerk als onderpand gebruiken voor risicovolle investeringen. Wat dan kan gebeuren zagen we bij het UMTS-drama van KPN. Crones conclusie is dus op zijn best halfslachtig. De toevoeging dat slechts institutionele beleggers het netwerk in handen mogen krijgen, zorgt er inderdaad voor dat het derde risico wordt vermeden. Maar de andere bezwaren die Crone noemt, zijn een gevolg van het streven van private geldschieters naar maximaal rendement en blijven onverkort van kracht.
Volgens Crone is iedereen het erover eens dat meer marktwerking in de productie van en handel in stroom mogelijk is. Onzin! De SP heeft zich altijd hevig verzet tegen het aan de markt uitleveren van Nuts-voorzieningen. Ook in deze sector dient liberalisering de duurzaamheid niet. Stroomleveranciers kunnen als gevolg van de liberalisering overal in Europa hun stroom inkopen en de prijs is van doorslaggevend belang. Goedkopere stroom uit bruinkool- en kerncentrales levert een hogere winstmarge op. Relatief milieuvriendelijke centrales kunnen die prijsconcurrentie niet aan en moeten sluiten. Ten tweede neemt door meer import van stroom de leveringszekerheid af. Als de vraag in het exporterende land opeens toeneemt, gaan haar eigen afnemers voor. Bovendien wordt de stroom over grotere afstanden vervoerd en groeit de kans dat ergens het netwerk overbelast raakt, zoals dat eind mei in België gebeurde. Ook is het niet rendabel om tijdelijke overcapaciteit te behouden, zodat de levering sneller in gevaar komt wanneer de stroomvraag harder stijgt dan voorzien. Ten derde is het voor concurrerende bedrijven rendabeler om geld uit te geven aan marketing dan aan, bijvoorbeeld, de ontwikkeling van duurzame technieken. Zo werd in de eerste helft van 2001 in Nederland al 16 miljoen euro zaken als reclamecampagnes en sportsponsoring uitgegeven. Ten vierde blijkt dat vergelijkbare geprivatiseerde nutsbedrijven steeds grotere conglomeraten gaan vormen om de marktmacht beter te kunnen uitbuiten en echte vrije concurrentie komt zo niet van de grond. Tot slot is het waarschijnlijk dat grootverbruikers lagere prijzen weten te bedingen die de leverancier bij de kleinverbruikers, u en ik, moeten terughalen.
Voorstanders van geprivatiseerde en geliberaliseerde stroommarkten stellen vaak dat Europese regels ons ertoe dwingen en dat tegenwerking daarom zinloos is. Dat is niet waar. Europese regels bepalen alleen dat lidstaten concurrerende energieleveranciers moeten toelaten op hun markt. De regels zeggen niks over het netwerk. We hoeven dus niets te privatiseren als we dat niet willen. Voorwaarden voor het toelaten van leveranciers zijn evenmin dichtgetimmerd en de lidstaten mogen ze zelf bepalen. In de praktijk liberaliseert Frankrijk haar markten niet en piekert al helemaal niet over privatisering van haar electriciteitsbedrijven. Dat kunnen wij ook.
Nutsvoorzieningen kunnen beter in handen van de overheid zijn om problemen met stroomuitval, faillissementen, prijsverhogingen en slechte voorwaarden te voorkomen. Voor de infrastructuur geldt dit dubbel. De beperkingen die de EU oplegt, zijn niet zo strikt dat er geen ruimte meer is voor nationaal beleid. Een nutsvoorziening hoort het algemeen nut te dienen en geprivatiseerde stroomleveranciers en producenten hebben per definitie ander belangen, namelijk die van zichzelf en de aandeelhouder.
Dit artikel verscheen op 30 augustus 2002 in de Volkskrant