Westalgie

Met dank overgenomen van F.C.G.M. (Frans) Timmermans i, gepubliceerd op dinsdag 3 november 2009.

“We moeten ons bevrijden van de verlammende nostalgie naar een Oosten en een Westen die nooit hebben bestaan” schrijft Frans Timmermans.

Het Verdrag van Lissabon maakt een einde aan een Europese marathon die begon met het Verdrag van Maastricht in 1992. Sinds die tijd worstelt de EU met het einde van de Europese deling. De noodzakelijke aanpassing van de EU spelregels hield nooit gelijke tred met de uitbreiding van het lidmaatschap en de nieuwe uitdagingen waar Europa zich voor gesteld zag. Met als gevolg dat het EU systeem permanent overbelast was, niet toegerust op de vragen van de tijd en de verwachtingen van de burgers. Een perfecte voedingsbodem voor euroscepsis.

Gaat het nieuwe Verdrag een einde maken aan de euroscepsis? Nee, want die scepsis heeft maar ten dele iets van doen met het gebrek aan slagvaardigheid, democratie en transparantie van de EU. De twijfel over Europa is een symptoom van een veel bredere twijfel over de politiek in het algemeen en de beïnvloedbaarheid van maatschappelijke ontwikkelingen in het bijzonder.

We leven in een tijd van hypercommunicatie, die de wereld samenbalt tot dagelijks bestanddeel van ons leven, of we dat nu willen of niet. ‘Ver weg’ bestaat bijna niet meer, niet alleen omdat er voortdurend vreemde wandelaars over ons erf lopen, maar ook omdat we 24 uur per dag zien wat er in alle uithoeken van de planeet gebeurt. Daardoor groeit het besef dat gebeurtenissen elders, waar wij geen invloed op hebben, wel degelijk ons leven zeer direct kunnen beïnvloeden. Al die drukte maakt ons onzeker. ‘Vluchten kan niet meer’, is de boodschap die mensen glashelder registreren. Bovendien voelen wij donders goed aan dat het nog maar de vraag is of die veranderingen wel zo goed voor ons gaan uitpakken. Geloof in vooruitgang is niet meer vanzelfsprekend, vrees voor verlies van rijkdom, invloed, welzijn en geluk is een steeds duidelijker bestanddeel van de Westerse samenleving.

Dat tij moet en kan keren

Tot twintig jaar geleden zat alles nog stevig onder het deksel van twee machtige snelkookpannen aan beide zijden van de Muur. De ideologische tegenstelling van de Koude Oorlog overheerste alle andere tegenstellingen en speelde een rol bij alles wat er in de wereld gebeurde. Met de Val van de Muur kwam een einde aan de wereldwijde ideologische en geopolitieke dichotomie, maar er kwam geen einde aan de geschiedenis, zoals toen wel werd verondersteld. De deksels gingen van de snelkookpannen. Oude tegenstellingen herleefden, sluimerende conflicten bloeiden weer op en nieuwe ontstonden.

En een eeuwenoude brandstof voor haat werd herontdekt. Zo kwam Milosevic bij zijn toespraak op het Merelveld in Kosovo tot de ontdekking dat hij zijn macht kon behouden door het communisme in te ruilen voor virulent nationalisme. Hij ontdekte toen het meest effectieve en destructieve politieke instrument van na de ideologische tegenstelling: de identitaire tegenstelling. Een oude en machtige Europese demon werd wakker gekust en het bloedvergieten kon weer beginnen.

De door het Westen gedomineerde internationale diplomatie reageerde aarzelend en onzeker. Alles was erop gericht conflicten te voorkomen die als bijna vanzelf het gevolg waren van het aanwakkeren van identitaire of etnische conflicten. In het voormalige Joegoslavië, in de voormalige Sovjet-Unie en her en der in Centraal en Oost Europa moest de internationale diplomatie alles uit de kast halen om oorlogen in de kiem te smoren of, als dat niet lukte, belendende percelen nat te houden zodat oorlogen zich niet als een veenbrand over het hele continent konden verspreiden.

In de afgelopen twintig jaar heeft Europa het niet slecht gedaan. Zeker, er was vreselijk menselijk lijden op de Balkan en in de Kaukasus, maar vergeleken bij wat er allemaal mis had kunnen gaan, is het ongekende succes van de landen die vanaf 2004 lid zijn van de EU een wonder en het grootste succes van de Europese samenwerking. Daarbij mogen we de ogen niet sluiten voor wat minder geslaagd is. Soms aanzienlijke delen van de bevolking in het Nieuwe Europa hebben helemaal niet het gevoel als winnaars uit deze omwenteling te zijn gekomen. Het leidt ertoe dat zij zich afkeren van de samenleving of terugverlangen naar de zekerheden van weleer, een gevoel dat in Duitsland treffend met ‘Ostalgie’ wordt omschreven.

Bij alle aandacht die wij hadden voor de buren in het Oosten, hebben wij over het hoofd gezien dat het einde van de deling ook ons heeft veranderd. Ook in onze samenleving hebben identitaire verschillen een sterke politieke lading gekregen. In die klein geworden wereld wandelen niet alleen vreemde mensen over ons erf, er zijn er behoorlijk wat die zelfs kamers in ons huis bewonen. Zolang ‘de ander’ niet tot voornaamste bron van (internationale) conflicten was gebombardeerd, bekeken wij zijn aanwezigheid met welwillende onverschilligheid, in de veronderstelling dat hij wel zou opkrassen bij het verstrijken van zijn economisch nut. Dus hij was als een tijdelijke gast aan tafel wiens vreemde eetgewoonten je maar even voor lief neemt en wiens onbekendheid met je tafelmanieren niet hoeft te leiden tot een verhelderende instructie van hoe het wel moet.

Nu overal in de wereld conflicten een identitaire, meestal etnische of religieuze lading krijgen, gaan wij onze eigen pluriformiteit, dit fundament van onze samenleving, deze bron van onze rijkdom, ineens bezien als een bedreiging voor ons zijn. Sinds ongeveer tien jaar zijn identitaire tegenstellingen de katalysator die de cocktail van onzekerheden een bijna existentieel karakter geven: moeten wij vrezen als cultuur, als natie, als identiteit in dit Europa, in deze wereld op te zullen lossen als suiker in een kop thee?

Dit leidt bij een deel van de mensen tot een nostalgisch verlangen naar ‘vroeger’, toen geluk nog heel gewoon was en de eigen wereld herkenbaar en onder controle. Naast ‘Ostalgie’ is er wel degelijk ook ‘Westalgie’.

Dat brengt ons bij de kern van de uitdaging. In ons verlangen onze wereld weer in de greep te krijgen, zoeken we naar de instrumenten die ons vroeger zo goed gediend hebben, de natiestaat voorop. Echter, de grote vraagstukken waar de politiek een oplossing voor moet vinden: de nieuwe ordening tussen mens en natuur, de nieuwe ordening in de wereldeconomie, de nieuwe geopolitieke ordening, vragen alle om actie op continentaal niveau. De nationale schaal en traditionele diplomatie tussen ‘soevereine’ landen leveren onvoldoende resultaten op. Er zal tussen continenten: Europa, Amerika, Azië, gesproken moeten worden. De Europese verdeeldheid is inmiddels een bron van teleurstelling en frustratie bij de andere continenten en leidt, tenzij wij die verdeeldheid overwinnen, tot het steeds vaker simpelweg negeren van Europa en haar belangen. Zo veroordelen wij onszelf tot speelbal van Amerikanen, Chinezen en Indiërs. Alleen eensgezind optreden kan dit tij keren.

Deze vaststelling is rationeel niet te weerleggen, maar roept emotioneel veel weerstanden op. Want je lot delen met vele nationaliteiten en identiteiten voelt als bij de duivel te biecht gaan. Je wordt namelijk afhankelijk van wat je het meeste vreest: ‘de ander’. De eigen gemeenschap en de natiestaat die ervoor symbool zou moeten staan, zijn de enige plekken die dan nog een beetje comfort bieden. Maar die staat heeft inmiddels onvoldoende politieke legitimiteit om mensen te overtuigen in vertrouwen de sprong naar de toekomst te maken. Die legitimiteit kan worden herwonnen, als politiek handelen merkbaar effect sorteert. Maar dat lukt alleen als we ook de juiste schaal hanteren voor het bereiken van resultaten en die schaal is steeds vaker Europees. Dit lukt alleen als natiestaat en EU elkaar ondersteunen. Doen zij dat niet, verliest iedereen. Doen zij dat wel, dan kan Europa zich bevrijden van die verlammende nostalgie naar een Oosten en een Westen die nooit hebben bestaan en de rol spelen die de wereld van haar verwacht.