Roemenië en Bulgarije moeten aan de slag - Hoofdinhoud
Frans Timmermans schrijft over het trage tempo van hervormingen in Roemenië en Bulgarije: “Ik ben niet alleen voor het onverkort handhaven van het controlemechanisme. Ik wil ook andere onderwerpen bij de discussie betrekken. Zoals het beheer van EU fondsen.”
Vanaf de omwentelingen aan het begin van de jaren negentig, bracht mijn werk mij vaak in Roemenië en Bulgarije. Twee landen die zeer zwaar geleden hadden onder het communisme. Niet dat de dictaturen identiek waren: Ceaucescu voerde een meer eigen koers ten opzichte van de Sovjet-Unie (en werd daarom vaak ten onrechte door het vrije Europa over de bol geaaid), terwijl Zjivkov van Bulgarije in feite de zestiende Sovjetrepubliek had gemaakt. In beide gevallen was de repressie verpletterend, het morele verval groot en de economische situatie desastreus.
Tot ver voorbij de helft van de jaren negentig heb ik gedacht dat de achterstand met de rest van Europa onoverbrugbaar zou blijven. Maar inmiddels kan ik zonder overdrijven vaststellen dat de ontwikkelingen miraculeus zijn geweest. Roemenen en Bulgaren hebben hun landen opnieuw uitgevonden en hebben gigantische vorderingen gemaakt. Zowel economisch, als politiek, als moreel.
Dit alles laat onverlet dat de afstand tot het Europese gemiddelde nog steeds groot is en dat er op alle fronten nog veel te doen zal zijn totdat deze nieuwe lidstaten hun potentieel daadwerkelijk benutten.
Bij de toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de EU, twee jaar geleden, is afgesproken dat de EU die landen zou helpen de op dat moment nog bestaande tekortkomingen in de werking van de rechtsstaat weg te werken. Tegelijkertijd zou de Europese Commissie erop toezien dat de nieuwe lidstaten ook de afspraken nakomen die zij met de EU hebben gemaakt om snel op het vereiste niveau te komen met hun rechtsstaat. In het bekende Brusselse jargon heet dit tweezijdig zwaard het Coöperatie en Verificatiemechanisme (CVM).
Sinds mijn aantreden heb ik veel aandacht besteed aan dit onderwerp. Het spreekt voor zich dat het niet altijd even makkelijk is. Lidstaten worden niet graag op tekortkomingen aangesproken en bovendien zit er altijd een grote binnenlandspolitieke dynamiek aan vast. Maar voor de Nederlandse regering is het niet meer dan terecht dat je die landen helpt om het vereiste niveau te halen en tegelijkertijd ook niet je mond dichthoudt als die landen hun beloften niet nakomen. Strikt, maar fair, met oog voor de moeilijke omstandigheden waar Roemenië en Bulgarije mee te maken hebben.
De Europese Commissie heeft de verantwoordelijkheid ieder jaar een rapport uit te brengen over de voortgang met de noodzakelijke hervormingen van de rechtsstaat. Een aantal keren achter elkaar was de toon van de rapporten niet positief. Men signaleert wel voortgang, maar onvoldoende. Men signaleert ook dat er zeer goede intenties zijn en dat de politiek zich steeds meer bewust is van de noodzaak snel maatregelen te nemen, maar de daadwerkelijke veranderingen laten op zich wachten. Omdat Roemenië en Bulgarije ook te maken hebben met objectief vast te stellen grote obstakels, hebben zij ook steeds het voordeel van de twijfel gekregen.
Maar nu de Commissie in haar rapport van afgelopen juli weer 16 verbeterpunten voor Roemenië en zelfs 21 verbeterpunten voor Bulgarije heeft gesignaleerd, kan de conclusie niet anders zijn dat er onvoldoende politieke wil is geweest om onomkeerbare hervormingen ook daadwerkelijk door te voeren. Het is mooi dat het allemaal op de tekentafel ligt, maar het moet nu ook in de echte wereld tot veranderingen leiden.
Je hoort in Brussel andere lidstaten vaker zeggen dat het toch de goeie richting uitgaat en dat we met ‘zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet’ meer bereiken dan met het aankondigen van vervelende maatregelen als het niet beter gaat. Ik ben het daar niet mee eens. Keer op keer hebben Commissie en lidstaten gewaarschuwd dat als het niet beter gaat, dit niet zonder gevolgen kan blijven. Als je dan uiteindelijk toch niet bereid bent de daad bij het woord te voegen, help je niet alleen die twee lidstaten geen stap verder, je ondermijnt ook je eigen geloofwaardigheid.
Daar komt nog eens bij dat tekortkomingen in de rechtsstaat ertoe leiden dat Roemenië en Bulgarije en de mensen uit die landen niet in staat zijn de kansen die het EU lidmaatschap oplevert ook ten volle te benutten. Bovendien zouden die tekortkomingen, bij het geheel wegvallen van de grenzen en grenscontroles, ook een negatieve invloed op de rechtsstaat van andere lidstaten kunnen hebben. En dat mogen wij niet laten gebeuren.
Daarom ben ik niet alleen voorstander van het onverkort handhaven van het CVM, maar wil ik ook dat andere onderwerpen bij de discussie worden betrokken. Zoals het beheer van EU fondsen, waarover de Commissie volgende maand een rapport zal uitbrengen. En de gevraagde toekomstige toetreding tot de Schengenzone, waarvan naar mijn oordeel geen sprake kan zijn als Roemenië en Bulgarije geen substantiële vorderingen boeken met de rechtsstaat. Ik weet heel goed dat de Nederlandse regering hiermee een hardere lijn hanteert dan andere lidstaten. Dat levert boze blikken op en dat kan ook leiden tot ingewikkelde discussies met onze partners in Roemenië en Bulgarije. Het goede nieuws is dat de Roemeense regering een groter gevoel van urgentie nu ook lijkt te gaan vertalen in beleid en dat de nieuwe Bulgaarse premier zelfs de verkiezingen gewonnen heeft op basis van zijn inzet om de corruptie te bestrijden. Die landen zullen de Commissie en hun partners dus voorhouden dat zij al zoveel (gaan) doen, dat zij geen verdere aansporing nodig hebben.
Maar toch wil ik er bij de Commissie en andere lidstaten voor pleiten hier een strikte lijn te hanteren. Niet omdat ik denk beter te weten wat goed is voor die landen dan de regeringen van die landen zelf, maar simpelweg omdat het algemene belang van de EU erop vraagt.