Tour de Frans - Hoofdinhoud
Frans Timmermans fietste in 3 dagen 300 km door de Belgisch-Nederlandse grensstreek "om met eigen ogen de problemen te zien van het leven mét de grens."
In drie dagen zo’n driehonderd kilometer langs de Nederlands-Belgische grens. Op de fiets, met ontmoetingen in zowel Vlaanderen als Nederland. Ik kan het iedereen aanraden. In de eerste plaats omdat je op de fiets pas echt ontdekt hoe mooi de grensstreek is. De Malpie, ten zuiden van Waalre, is een adembenemend mooi natuurgebied, zeker als je er op een mooie oktoberochtend door kan fietsen op een perfect aangelegd fietspad. Prachtig zijn ook de kanalen in Belgisch-Limburg, waar de jachtpaden, vroeger bedoeld voor de arme sloebers en de paarden die trekschuiten door de Nederlanden trokken, nu dienst doen als ideale fiets- en wandelpaden. En dan de Grevelingendam, waar je als fietser de neiging hebt om de paar honderd meter te stoppen om de aanwezige vogelpracht te bewonderen.
De afspraken die wij onderweg gemaakt hadden, waren bedoeld om inzichtelijk te maken wat het betekent in de grensstreek te leven, of beter gezegd: mét de grens te moeten leven. Door het verdwijnen van de controles aan de landsgrenzen en de komst van één markt en één munt is begrijpelijkerwijs de indruk ontstaan dat die landsgrens verdwenen is. Maar de mensen die in de grensstreek wonen, weten wel beter. Misschien het meest sprekende voorbeeld daarvan zijn de ervaringen van de medewerkers van de Rabobank in Baarle-Nassau. Die bank heeft zich gespecialiseerd in het adviseren van Nederlanders die emigreren naar België. Mensen zien een mooi huis in Vlaanderen, zien dat het mooier is dan zij voor hetzelfde geld in Nederland kunnen kopen en denken: “Doen! Die Vlamingen spreken ook Nederlands en zijn altijd zo aardig, dus wat kan er mis gaan?” En dan komen de mensen van de Rabo uitleggen dat er heel veel gevolgen kunnen zijn: voor de sociale zekerheid, voor het pensioen, voor de belastingen, voor de gezondheidszorg, voor het onderwijs van de kinderen. De helft van de mensen haakt dan ook weer af als zij zien wat er allemaal bij komt kijken. En er zijn ook spijtoptanten, mensen die er achter komen dat er wel degelijk een cultureel verschil is dat groter is dan verwacht, of mensen die hun sociale omgeving gaan missen.
In het Mariaziekenhuis van Overpelt kreeg ik te horen dat er nog steeds geen goede regeling is voor grensoverschrijdende ambulancezorg. Banale zaken als de kleur van de ambulance en het geluid van de sirene staan een rimpelloze samenwerking in de weg. Ook zaken als het verschil in behandeling, zelfs taalkundige verschillen en het verschil in prijsberekening spelen de zorgverleners parten. De Vlaamse en Nederlandse verpleegkundigen hebben één voor één alle knelpunten in kaart gebracht en van een (potentiële) oplossing voorzien. Het wachten is op een akkoord in Beneluxverband. Daar wil ik nu razendsnel werk van maken. Het mag niet meer mogelijk zijn dat iemand komt te overlijden omdat men te lang moet wachten op een ambulance uit het eigen land, terwijl de ambulance van over de grens wel veel eerder bij de patiënt had kunnen zijn.
De meeste knelpunten die ik tegenkwam hebben helemaal niets met Europa te maken, maar moeten tussen Nederland en België of Nederland en Vlaanderen worden opgelost. Maar ik kreeg ook veel vragen over Europese regelgeving, zoals van bakker Van Heeswijk uit Luyksgestel, die graag zou zien dat zijn ambacht wordt beschermd tegen misbruik door industriële bakkers en die duidelijkheid wilde over de benaming ‘streekproduct’. Ook mosselkweker Van den Berg uit Bruinisse, bezig met een mega-operatie om zijn bedrijf te laten omschakelen naar een duurzame mosselkweek, zat met vragen over de Natura 2000 regelgeving en de manier waarop de Nederlandse overheid met de Brusselse natuurbeschermingswetgeving omgaat. Bij Dommelsch in Dommelen vraagt men zich terecht af waarom de wijnsector en die van sterke drank wel gratis CO2 emissierechten krijgen en de brouwerijsector niet. Ook iets om uit te zoeken. En in Eindhoven wil men op twee fronten een Europese topregio worden of blijven: design en technologie. Voor beide sectoren is de EU cruciaal.
Dit brengt mij bij een algemeen punt, ook zo benadrukt door de net afgezwaaide gouverneur van Vlaams-Limburg Steve Stevaert tijdens ons gesprek op dinsdagochtend in Hasselt. Het is - letterlijk - van levensbelang voor de ontwikkeling van de grensprovincies dat wij de grenzen echt wegpoetsen. Van natuurschoon alleen kunnen deze ook sterk op industriële productie en dienstverlening leunende regio’s niet leven. Werkgelegenheid voor mensen met verschillende talenten is nodig, om ervoor te zorgen dat deze regio’s aantrekkelijker worden voor jonge mensen. Nu vertrekken zij teveel naar de toch al overvolle Randstad. Zowel in de productie als de dienstverlening, als in de high-tech liggen grote kansen. In de driehoek Eindhoven-Leuven-Aken ligt één van de slimste, modernste, technologisch meest intensieve en daarnaast qua leefgenot meest aantrekkelijke regio’s van Europa. De verdere ontplooiing van die regio wordt gehinderd door barrières die dringend moeten worden weggewerkt of op z’n minst flink verlaagd. Hier ligt voor bestuurders, politici, ondernemers en ook burgers een belangrijke taak. Wij werken er hard aan en zullen binnenkort ook resultaten laten zien.