Roemenië en Bulgarije moeten aan de slag - Hoofdinhoud
Frans Timmermans schrijft over het trage tempo van hervormingen in Roemenië en Bulgarije: “Ik ben niet alleen voor het onverkort handhaven van het controlemechanisme. Ik wil ook andere onderwerpen bij de discussie betrekken. Zoals het beheer van EU fondsen.”
In mijn laatste bijdrage over Italië kwam het regionalisme in Europa kort aan de orde. Dat riep een paar vragen op, waar ik graag op inga. Om een aantal redenen voelen de West-Europese natiestaten de behoefte niet langer streng op te treden tegen de wens om meer regionale autonomie. De belangrijkste is naar mijn stellige overtuiging dat er geen betwiste gebieden meer zijn in de grensstreken. Al die gebieden die vroeger heen en weer geschoven werden of die eeuwenlang zijn betwist, worden nu niet meer door de buren opgeëist. Dus is er geen aanleiding meer voor de Fransen om het Nederlands te onderdrukken in het Noorden, of om in de Elzas iedere vorm van verduitsing hardnekkig te bestrijden. Met andere woorden, de natiestaat wordt niet meer bedreigd en kan dus het zelfvertrouwen opbrengen om de regio’s ruimte te gunnen.
Verder is de economische schaal al heel lang grensoverschrijdend, zoals ook, paradoxaal genoeg, bleek in de crisis rond de auto-industrie. Al te nationalistische reflexen, zoals aanvankelijk van de Franse regering, werden door de industrie zelf bepaald niet op prijs gesteld. Verrassend genoeg zie je ook dat de Europese bevolking sceptisch is over staatssteun: een van de populairste politici in Duitsland is de Minister van Economische Zaken die grote twijfels heeft geuit over speciale steun aan de auto-industrie.
Dat de natiestaat zich niet meer bedreigd hoeft te voelen, is ook te danken aan de Europese integratie. Hier hebben we te maken met een bijzondere, symbiotische relatie: zonder natiestaat geen Europa; zonder Europa, gedonder rond de natiestaat.
In het Oosten van Europa zit het allemaal (nog) iets anders. Daar voelt men op sommige plaatsen wel nog steeds een bedreiging voor de natiestaat als er een roep is om meer regionale autonomie. Dat heeft alles te maken met de geschiedenis van de drie grote, multinationale rijken waaruit veel van de landen afkomstig zijn: de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, het Tsaristisch Rusland en het Ottomaanse rijk. Ook is het een gevolg van de schijnsoevereiniteit in de communistische periode: op papier waren de landen onafhankelijk, in de praktijk bepaalde Moskou alles. In sommige van de nieuwe EU lidstaten is er nog steeds een sterke impuls om de roep om autonomie te onderdrukken, zeker als het gaat om nationale minderheden die aan de grens een ‘moederland’ weten, zoals de Hongaren in Slowakije en Roemenië.
In het Westen zijn deze zorgen afwezig, zorgen die ik mij van vroeger nog goed herinner, bijvoorbeeld in België, Frankrijk en Italië, met name rond Südtirol. In veel traditioneel hypercentralistische landen wordt regionale autonomie toegestaan en soms zelfs bevorderd. Verder is inmiddels de geopolitieke positie van de grote Europese landen behoorlijk geslonken. In Italië, waar men, met uitzondering van de fascistische periode (‘Mare nostrum’), nooit zulke sterke geopolitieke aspiraties heeft gevoeld, ziet men dit sneller in dan in de meeste andere Europese voormalige grootmachten, maar ook elders zie je de ontspanning toenemen. De geopolitieke dimensie wordt steeds nadrukkelijker gezocht via de EU en dat is een proces dat gewoon door zal gaan.
Als grensbewoner valt mij nog iets anders op, dat ik ook hoor van andere mensen, die aan andere grenzen wonen. Hoewel het regionalisme bloeit en in economische zin de grenzen bijna geheel zijn vervaagd, is de nationale integriteit groter dan ooit. Limburgers zijn Nederlandser dan ooit eerder in de geschiedenis, onze buren in Vlaanderen en onze buren in het Rijnland zijn Vlaamser en Duitser geworden in die zin dat zij maatschappelijk en cultureel veel meer aansluiting hebben gevonden met de nationale ‘mainstream’ en dus grotere afstand hebben gekregen van de buren vlak over de grens. Maatschappelijk en cultureel is de grens vandaag nadrukkelijker aanwezig dan vroeger en de maatschappelijke en culturele homogeniteit is in de West-Europese natiestaten groter dan ooit tevoren in de geschiedenis. Dus ook vanuit deze invalshoek is er niets waarover de natiestaat zich zorgen hoeft te maken.