Uit de startblokken - Hoofdinhoud
"Alsof je van een sloep overstapt op een fregat". Zo typeert Frans Timmermans in zijn eerste weblog de overgang van de Tweede Kamer naar het ministerie van Buitenlandse Zaken, waar hij sinds kort staatssecretaris voor Europese Zaken is.
In de eerste dagen voelt het als aan het begin van het wielerseizoen wanneer je twee weken later dan je trainingsmaten weer met trainen begint: het tempo van het peloton is net iets hoger dan je lief is, dus moet je net iets harder trappen dan je zou willen. Maar na een week of zo stel je vast dat je steeds beter in je ritme komt en dat je af en toe zelfs weer even op kop kan rijden. Zo zou ik mijn ervaring sinds de beëdiging op 22 februari hier bij Buitenlandse Zaken willen kenschetsen. Het ministerie, de permanente vertegenwoordiging in Brussel, de ambassades in de landen waar wij op bezoek gaan, het draait allemaal als een zonnetje en terecht wordt er van mij verwacht dat ik meteen meedraai en ook als teamleider opereer. Is trouwens wel wennen na negen jaar Kamer, waarbij je toch met een klein clubje zeer toegewijde mensen vooral als kleine zelfstandige moet proberen de regering te controleren en bij te sturen. Alsof je van een sloep overstapt op een fregat, om het in marinetermen te gieten.
NRC Handelsblad deed al verslag van mijn bezoeken aan Luxemburg en Brussel. Intussen hebben we ook de Europese Raad achter de rug en heb ik de kans gehad met een aantal Europese collega's ook wat langere gesprekken te voeren om een beeld te krijgen van waar we staan in de discussie over een nieuw verdrag. Het wordt geen makkelijke opgave, zeker niet, maar ik zie wel mogelijkheden voor een nieuw, kleiner en beter verdrag. Het besef is duidelijk gegroeid, in de meeste EU landen, dat we er alleen maar uit kunnen komen als iedereen water bij de wijn doet. Als de oplossing een gezamenlijke uitdaging wordt en niet alleen maar het probleem van die landen die het grondwettelijk verdrag hebben afgewezen of (nog) niet hebben goedgekeurd.
Het Nederlandse parlement, zowel Eerste als Tweede Kamer, zit terecht op het vinkentouw. Vooral in de Tweede Kamer is het ongeduld groot om met het kabinet te praten over de Nederlandse inzet bij de verdragsaanpassing. Ik begrijp dat z ó goed, want het is ook altijd mijn lijn geweest in de Kamer om zoveel mogelijk mee te sturen met het beleid van het kabinet. Dat is trouwens van vitaal belang voor het draagvlak voor dit ingewikkelde proces. Want de Nederlandse inzet is é én deel van de zaak, het proces, de positie van de andere lidstaten en de mogelijke uitkomst is het andere deel. Voor het draagvlak in de Nederlandse samenleving is het van groot belang dat kabinet en Kamer dit proces zoveel mogelijk gezamenlijk doormaken.
Hierbij zit je wel met wat ik het 'Zalmdilemma' zou willen noemen. Het vorige kabinet heeft een geweldig resultaat behaald met de nieuwe afspraken over eerlijkere lastenverdeling tussen de lidstaten. De Nederlandse bijdrage is daardoor in verhouding gebracht met onze relatieve welvaartspositie in de Unie. Om dat te bereiken was het nodig jarenlang te hameren op de onredelijkheid van de eerdere lastenverdeling. Alleen als je Europese partners goed begrijpen dat het voor jou een aangelegen punt is, zijn zij bereid je ook tegemoet te komen. Dus de benadering van minister Zalm was vanuit het perspectief van een Brusselse onderhandelaar zeer te begrijpen. Tegelijkertijd moet worden erkend dat aan die benadering ook een groot nadeel kleeft. Want door ruim tien jaar lang in de discussie over Europa alleen maar te hameren op de oneerlijke financiële behandeling van Nederland, is in het publieke domein de indruk ontstaan dat 'Europa' Nederland toch vooral teveel geld kost en te weinig oplevert. En dat is een karikatuur van het belang van de Europese samenwerking voor de Nederlandse samenleving. Dat ene miljard, hoe belangrijk ook en hoe terecht ook dat er eindelijk een oplossing voor is gekomen, zinkt in het niet als je het vergelijkt met de vele, vele miljarden die ons bedrijfsleven voor ons land weet binnen te halen doordat, om maar één voorbeeld te noemen, de kapitaalmarkten in de EU door Europese afspraken in de afgelopen jaren zijn gemoderniseerd en gestroomlijnd.
Het 'Zalmdilemma' waar wij dus rekening mee moeten houden is dat wat aan de ene kant positief uitwerkt, aan de andere kant soms meer kapot kan maken dan je lief is. Natuurlijk zijn er veel factoren die hebben bijgedragen aan een grotere twijfel onder de Nederlandse bevolking over de Europese samenwerking, maar het kan niet worden ontkend dat als de politiek jarenlang de discussie over Europa hoofdzakelijk beperkt tot onze onevenredige bijdrage aan de EU begroting, de positieve kanten van de Europese samenwerking steeds verder ondergesneeuwd raken.
Wat betekent dit nu voor de verdragsaanpassingen die wij willen bereiken? Wij zullen tegenover de Europese partners een heldere inzet moeten formuleren, die duidelijk maakt wat wij willen bereiken. Tegelijkertijd zullen wij in de discussie in de Kamer en met de bevolking vanaf het begin duidelijk moeten maken dat inzet één is, maar dat de uitkomst ook het resultaat is van onderhandelingen tussen 27 landen die niet allemaal, zeg ik maar voorzichtig, dezelfde wensen hebben als Nederland. Er moet een resultaat uitkomen dat voor alle landen aanvaardbaar is. Voor Nederland is een resultaat aanvaardbaar dat recht doet aan de referendumuitspraak en dat Europa in staat stelt beter dan nu te functioneren. Maar over hoe wij dat precies willen bereiken, zullen we eerst met de Kamer de discussie gaan voeren, op basis van een brief waar nu in het kabinet aan wordt gewerkt.