Scorebordjournalistiek? - Hoofdinhoud
Woensdag 4 april opent Trouw met het verhaal dat Europa door een inhaalslag Amerika economisch heeft ingehaald. Althans als je de totale waarde van Europese beursgenoteerde bedrijven vergelijkt met de waarde van Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven. Voor het eerst in meer dan honderd jaar verslaat Europa op dat punt de VS. Trouw wijst op een belangrijke trend: de Europese economie presteert de laatste tijd beter dan de Amerikaanse en de euro wint al jaren terrein op de dollar. Hiervoor worden drie redenen aangegeven: hogere bedrijfswinsten; een sterkere euro en de groei van de Oosteuropese economieën.
Je kan je afvragen of dit een een vorm is van scorebordjournalistiek (om met Co Adriaanse te spreken). Met andere woorden: probeert Trouw het belang van Europese samenwerking te bewijzen aan de hand van cijfertjes die nu toevallig eens meevallen. Het is het omgekeerde van de scorebordjournalistiek die jarenlang door sceptici op Europa is losgelaten. Europese samenwerking werd weggehoond omdat de Duitse of de Franse economieën minder presteerden, terwijl de economieën van landen die buiten de EU bleven, zoals Noorwegen en Zwitserland, het wel goed deden. Dat van die landen noch de monetaire, noch de economische speelruimte noemenswaardig groter is dan van EU-lidstaten, aangezien zij op z’n zachtst gezegd ‘volgers’ zijn van EU beleid, terwijl zij geen enkele stem hebben bij het bepalen van dat beleid, bleef steeds buiten beschouwing. Maar dit terzijde.
Laat ik het opnemen voor Trouw. Dit is geen scorebordjournalistiek. Voor mijn bewijsvoering verwijs ik graag naar een zeer boeiend betoog dat oud-Minister van Financiën en oud-bankier Onno Ruding vorige week hield op Clingendael (De VS als Wereldmacht: Politiek-Militair, maar ook Financieel-Economisch?). Hierin toont Ruding overtuigend aan dat de financieel-economische positie van de VS ten opzichte van de EU structureel is verzwakt. Nu gaat het ons natuurlijk niet om wie deze wedstrijd gaat winnen. De interessante vraag is welke factoren aan de relatieve sterkte van Europa ten grondslag liggen. Want de drie redenen die voor de Europese versterking door Trouw worden aangegeven zijn natuurlijk niet zomaar uit de lucht komen vallen. Dat is ook alleen maar mogelijk geworden door politieke en economische keuzen , waarbij lidstaten een balans hebben gevonden tussen wat zij in eigen beheer willen houden en wat zij met de andere lidstaten Europees willen ‘poolen’. Hierover zal ik Ruding maar gewoon zelf aan het woord laten en er verder het zwijgen toe doen:
“De basis van dit Europese gewicht wordt gevormd door verdragsverplichtingen die het gemeenschappelijke beleid bindend opleggen, waarbij uitvoering van dit beleid niet meer primair wordt verricht door de lidstaten, elk apart, maar door communautaire executieve organen: de Europese Commissie (EC) respectievelijk de Europese Centrale Bank (ECB). De feiten tonen aan dat Europa in de praktijk die rol kan en wil spelen omdat het zichzelf de juridische en organisatorische instrumenten heeft verschaft en die instrumenten ook actief toepast. Het is waar dat dit dikwijls gepaard gaat met gevoelens van onvrede en met kritiek van deze of gene lidstaat, bij monde van zijn politici of belangengroepen, maar die tegendruk blijkt - gelukkig - niet te leiden tot het blokkeren of onklaar maken van die communautaire beleidsmechanismen.”