Kunst moet schuren - Hoofdinhoud
7 september 2007
Het is leuk als uit onverwachtse hoek bevestiging komt van je eigen ervaringen. Gisteren had ik een gesprek met een vertegenwoordiging van de Nationale Jeugdraad, die met enige regelmaat met mij overleggen over hun activiteiten en hun positie in Europa. Om de discussie over Europa voor jongeren interessanter te maken. Al pratend over de vele contacten die deze jongeren hebben over de grenzen heen, zei één van hen: “Pas toen ik in het buitenland was, ging ik Nederland meer waarderen.” Zo is het maar net. Geen Nederlandser Nederlander dan een in wat langer in het buitenland verblijvende Nederlander. Vooral in de aanraking met wat anders is, word je geconfronteerd met je eigenheid.
Begrijp me goed: ik heb het niet over het fenomeen dat Nederlanders niet half weten hoe goed zij het hebben en naar de mening van talloze andere Nederlanders veel te veel klagen. Nee, het gaat mij om de confrontatie met je eigenheid, door de aanraking met wat verschillend is. Een wat langer verblijf van jongeren in een ander land is niet alleen heel goed voor de verbreding en verdieping van een studie, maar leert jongeren ook eigen denkbeelden, eigen waarden en normen, eigen gedragingen te toetsen aan de denkbeelden en gedragingen van anderen. Deels komen die overeen, maar vaak zullen ze ook verschillen. Het moet raar lopen, wil men dat niet ervaren als een verrijking. Soms omdat men zaken van elkaar overneemt en soms omdat men zeker weet er echt anders over te denken. Daarom is het een goed idee van de Nationale Jeugdraad om bepaalde uitwisselingen met buitenlandse jongeren de status van maatschappelijke stage te geven. Mits deze lang genoeg duren en niet het karakter hebben van een vakantie.
De wereld is erg klein geworden en overal kom je Nederlanders tegen. Wie reist er tegenwoordig niet? Een vliegticket naar Rome of Barcelona is immers, voor de kiene reiziger, goedkoper dan een treinkaartje naar Maastricht. Jongeren reizen nu met veel meer gemak naar de uithoeken van de wereld dan mijn ouders vroeger vanuit Limburg de trein naar Amsterdam namen. Maar ik vraag mij wel steeds vaker af of jongeren dan ook veel kennis van andere landen en mensen opdoen. Toegegeven, het is maar één ervaring, maar mijn oudste zoon vertelde dat toen hij deze zomer na zijn eindexamen met twaalf vrienden een week naar de Bulgaarse kust ging, zij behalve bitse obers, nauwelijks Bulgaren tegen het lijf liepen en zelfs de grootste moeite hadden ook maar één restaurant te vinden waar men iets Bulgaars op het menu had staan. De kust is ingericht op de Nederlandse, Zweedse en Duitse toerist en die wil het liefste patat en een schnitzel op zijn bord. Hebben niet steeds meer mensen de neiging zich als het ware in een cocon naar het buitenland te verplaatsen? Reizen is zó makkelijk geworden en gaat zó snel, dat je jezelf nauwelijks tijd gunt te wennen aan de andere culturele omgeving. Het is soms alsof mensen in een Nederlandse cocon in het vliegtuig stappen en met cocon en al aan het verre strand gaan liggen, genietend van precies dezelfde geneugten die men kent van thuis. Zonder lastig gevallen te worden door wat anders is, behalve misschien het weer en de prijs van de drankjes aan de bar.
Het is natuurlijk onzin iedereen over één kam te scheren. Ook deze zomer weer kwam ik vele Nederlanders tegen in Italië met een oprechte belangstelling voor land en cultuur, maar de stelling dat omdat wij zoveel reizen wij ons ook meer van de ander (en van onszelf) bewust zijn, zou ik niet aandurven. Het lijkt er zelfs op dat wij zó met onszelf bezig zijn, dat wij onze geest steeds verder sluiten voor de ander.
Het blijft daarom van het grootste belang jongeren in staat te stellen, in het kader van hun studie, werk of een maatschappelijke stage, enige tijd in een ander land door te brengen. Daarnaast blijft het belangrijk zoveel mogelijk culturele uitwisselingen tot stand te brengen. Laat in andere landen zien waar Nederlandse kunstenaars, schrijvers, cineasten, architecten en andere cultuurdragers mee bezig zijn. Omgekeerd, breng het Nederlandse publiek in contact met wat elders op dit vlak gebeurt. Ik zie dat als een belangrijke overheidstaak. Waarbij de overheid zich verre moet houden van een inhoudelijke beoordeling van die kunstuitingen en ook niet bang moet zijn als die uitingen confronterend zijn, mensen boos maken of allergische reacties oproepen. Kunst moet per definitie schuren en door die wrijving ontstaat voldoende warmte om een debat te voeden over de eigenschappen van die kunst en wat dat zegt over de makers en de cultuur waaruit zij voortkomen.
Nederland heeft op dit vlak zo ontzettend veel te bieden aan de rest van de wereld en buiten ons land gebeurt zoveel waar wij van kunnen genieten, ons boos over kunnen maken of wat ons aan het denken kan zetten, daar mogen wij nooit aan voorbij gaan. Door de aanraking met het vreemde, leer je jezelf kennen. En leer je misschien ook onterechte angsten te onderkennen. Zoals de werkelijk op niets gebaseerde vrees dat meer samenwerking met andere Europese landen een bedreiging vormt voor onze culturele eigenheid.