Net Duitsers - Hoofdinhoud
Dat je ook in mijn functie af en toe moet improviseren, merkte ik gisteravond. Het avondjournaal van een populaire Albanese televisiezender had mij vóór de wedstrijd van Oranje in Tirana uitgenodigd om te komen praten over het nieuwe Europese verdrag, de rol van Nederland in Europa, de situatie rond Kosovo en, uiteraard, de wedstrijd van het jaar in Albanië. Een tolk zat klaar om de vragen voor mij simultaan in het Engels te vertalen, waarbij haar stem zou doorklinken in een zogenaamd ‘oortje’, dat door een technicus vakkundig in mijn gehoorkanaal werd gepropt. Tijd om het allemaal uit te testen was er niet, de uitzending liep al. De sympathieke presentator begint tegen mij te praten en ik hoor zijn stem versterkt terug in mijn ‘oortje’. Maar niet de stem van de tolk. Met gebaren probeer ik duidelijk te maken dat ik haar niet kan horen, met als enige resultaat dat de regie de volumeknop open zette en ik de presentator nu op megafoonsterkte door mijn hoofd hoorde galmen. Het ‘oortje’ heb ik toen maar snel verwijderd. Heb vriendelijk kijkend, maar niets verstaand naar de vraag van de presentator geluisterd en vervolgens maar gegokt met het antwoord. Russisch roulette, maar kennelijk is het de kijkers niet opgevallen, want men was na afloop erg tevreden. Vraag mij nog steeds af of dat komt omdat ik goed gegokt heb, of omdat men ook in Albanië helemaal niet opkijkt van politici die antwoord geven op niet gestelde vragen.
Aan de wedstrijd hoeven wij niet veel woorden vuil te maken. Wij leken wel Duitsers, gisteravond: geen bal raken en dan toch in blessuretijd de winnende scoren. Wat de Albanezen vannacht en vanochtend nog het meeste bezighield was de vraag waarom in hemelsnaam die prachtige kopbal van Melchiot in eigen doel werd afgekeurd. Ik heb ook geen overtreding gezien, maar ik ben dan ook geen Engelse scheids. Was trouwens om het veld een hele sportieve en gezellige avond, ruim zeshonderd Nederlanders die voor en na de wedstrijd genoten van het enthousiasme van het Albanese publiek en de gezelligheid in de stad.
Het combineren van een uitwedstrijd van Oranje met een officieel bezoek was voor mij een experiment dat achteraf als buitengewoon geslaagd mag worden gekenschetst. Eerlijk gezegd was het toeval dat Oranje in dezelfde week Albanië aandeed als ik, aangezien mijn trip naar de Balkan al een tijd op de rol stond. Maar wij hebben het reisschema wel zó aangepast, dat ik precies op woensdag ook in Tirana zou zijn. Nederland stond echt volop in de belangstelling en er is geen makkelijkere ijsbreker in officiële gesprekken dan voetbal (politici zijn soms net mensen). Het werd zo voor mij mogelijk gesprekken te voeren met een vijftal ministers, de premier en de president. ’s Avonds bij de wedstrijd zat ik naast de premier van Kosovo. Wij hebben niet alleen over voetbal gesproken. De Nederlandse benadering in dit soort gesprekken werkt goed: wij nemen geen blad voor de mond en stellen zaken aan de orde die niet deugen. Maar tegelijkertijd laten wij ook zien met daden betrokken te willen zijn bij het oplossen van problemen. Daar kan men wat mee en hoewel men natuurlijk niet zit te wachten op kritiek, worden we zo wel een serieuze gesprekspartner. Dat bleek ook duidelijk maandag en dinsdag bij mijn bezoek aan Bulgarije en Roemenië.
De ervaring van gisteren sterkt mij in de gedachte dat ik vaker sport- en andere evenementen moet verknopen met bezoeken aan andere landen. Nederland heeft op dit gebied zoveel te bieden en bovendien speelt sport over de hele wereld voor de meeste mensen zó’n belangrijke rol, dat het vreemd is dat dit niet meer gebeurt. Voetbal en sport zijn allang veel meer dan wat Kissinger nog noemde ‘de belangrijkste bijzaak van de wereld’.