Washington - Londen - Hoofdinhoud
Het was ruim twintig graden toen wij maandag in Washington aankwamen. Voorjaar in de lucht, al kan het volgens kenners ook zo weer omslaan. ’s Avonds een bijeenkomst in de Nederlandse residentie om de viering van 400 jaar Henry Hudson, volgend jaar in New York, voor te bereiden. Volgend jaar moeten wij laten zien wat ons met de Amerikanen verbindt en wat ons van hen onderscheidt. Hoe Nederland al 400 jaar heel rechtstreeks betrokken is bij dat boeiende land. Hoe Nederlanders deels ook de fundamenten voor dat land hebben gelegd. Zoals zo prachtig beschreven door Russell Shorto in The Island at the Center of the World.
Vervolgens een discussie met leden van de Amerikaanse administratie en een aantal thinktankers over de toekomst van de trans-Atlantische (economische) relatie. Met name in het licht van de presidentsverkiezingen die nadrukkelijk hun schaduw vooruit werpen. Wat overheerst is een ‘fin de regime’ gevoel. Men ziet dat er grote veranderingen aankomen omdat het land echt iets anders wil en men probeert te voorspellen hoe deze veranderingen uitpakken.
Aan tafel Amerikanen van onversneden republikeinse snit, trouw aan het gedachtegoed van hun president, verdrietig en ook wel verrast dat er in Europa zo weinig waardering is voor hetgeen in de wereld in gang is gezet. Zelf ben ik ook verrast door de vele vragen die ik krijg over hoe er in Europa nu tegen de Amerikanen wordt aangekeken. Je zou toch denken dat men dat weet. Ik geef uitvoerig en zonder om de waarheid heen te draaien antwoord. Je weet zoiets nooit zeker, maar ik heb de indruk dat mijn openheid en directheid worden gewaardeerd, ook al bevalt de boodschap duidelijk minder.
Het lijkt mij onjuist te veronderstellen dat, hoe de verkiezingen ook uitpakken, er echt snel een grote verandering zal plaatsvinden in de relatie tussen de EU en de VS. Omdat landen belangen hebben en deze belangen de politieke overtuigingen doorgaans overstijgen. Toch zal er op een aantal gebieden duidelijk de mogelijkheid ontstaan voor nieuwe impulsen. Non-proliferatie, een harde maar verstandige aanpak van Iran, het voorkomen van protectionisme en een impuls voor het wereldhandelssysteem. Zo maar een aantal onderwerpen waar wij samen met de VS veel kunnen doen. En dan natuurlijk de aanpak van klimaatverandering, de reden voor mijn bezoek aan Washington.
Niemand twijfelt eraan dat het klimaatprobleem bovenaan de agenda van de volgende Amerikaanse administratie zal staan, ongeacht de politieke kleur. Ook het stimuleren van hernieuwbare energiebronnen is daarbij van groot belang. Tijdens de Washington International Renewable Energy Conference (WIREC) hebben vele landen, waaronder Nederland, aangegeven hier in hun beleid voorrang aan te geven. De Europese en Amerikaanse aanvliegroutes verschillen: de reden voor de Amerikanen om fors in te zetten op biobrandstoffen en andere duurzame energiebronnen heeft echt alles te maken met de wens minder afhankelijk te worden van geïmporteerde fossiele energie. Een puur veiligheidspolitieke benadering.
Voor Europa speelt toch vooral de wens duurzame energieconsumptie tot stand te brengen ten einde het klimaat te dienen. Wát ook de achterliggende motivering is (beide even legitiem), de doelstellingen worden gedeeld. De Nederlandse bijdrage: 20% duurzaam energieverbruik in 2020, wordt verwelkomd als ambitieus maar haalbaar. Daarbij geef ik wel steeds aan dat duurzaam ook betekent dat wij rekening houden met de effecten die de massale productie van gewassen heeft voor het milieu en voor de wereldvoedselvoorziening. Met name de kwetsbare positie van ontwikkelingslanden verdient meer aandacht.
Verder is het natuurlijk onvoldoende om alleen stil te staan bij duurzame energiebronnen. Even belangrijk is het om de energieproductie substantieel te verminderen en de uitstoot van broeikasgassen fors terug te brengen. Alleen als wij op deze drie gebieden zeer verregaande resultaten boeken, zullen wij er in slagen de opwarming van de aarde enigszins af te remmen. Het is met deze drie doelen net als met de drie poten onder een melkkrukje: haal er een poot onderuit en je ligt plat op je rug.
26 Uur na aankomst hebben we Washington weer verlaten voor Londen. Woensdag heb ik daar gesprekken gevoerd met mijn Britse collega Jim Murphy, zijn voorganger Geoff Hoon (die nu chief whip is van Labour in het Lagerhuis) en sportminister Sutcliff, die tot mijn verrassing het Nederlandse standpunt over de speciale positie van sport in Europa omarmde. Ook sprak ik een aantal zeer goed geïnformeerde journalisten en had ik de kans een toespraak te houden aan de London School of Economics, gevolgd door een geweldig debat in de beste Britse traditie. Het was een bijzondere dag, ook omdat juist woensdag in het Lagerhuis het debat werd gevoerd over de vraag of er in het Verenigd Koninkrijk een referendum over het Verdrag van Lissabon zou worden gehouden.
Zowel tijdens het vragenuurtje met de premier als later in het debat met David Miliband liepen de emoties erg hoog op. Waarbij de meest onzinnige argumenten naar voren werden gebracht door met name een aantal conservatieve afgevaardigden. Een Tory MP merkte op dat terwijl Britse troepen vochten voor democratie in Irak en Afghanistan, de Britse regering met een verdrag een einde maakte aan de democratie in het VK. ‘The Sun’ is kennelijk de standaard waaraan deze parlementariërs hun inbreng op baseren. De conservatieven zijn lid van de christendemocratische familie. Het zou geen kwaad kunnen als in die familie eens wordt nagedacht over hoe de kennis van Europa van dit wat excentrieke neefje kan worden bijgespijkerd.
Overigens is het duidelijk dat de oorlogstaal van de conservatieven niet werkelijk wordt geloofd door de Britten. Ik weet zeker dat als de Britten zouden geloven dat hun democratie op het spel staat, zij massaal de straat op zouden gaan. Britten hechten zeer aan hun instellingen, aan hun eigenheid en aan hun democratische spelregels en als er ook maar iets waar zou zijn van de conservatieve claim, zou het hele openbare leven lam worden gelegd door honderdduizenden demonstranten. Niemand gaat de straat op, dus mensen zijn, zoals steeds, weer minder goedgelovig dan populisten veronderstellen.