COM(2003)132-2 - Algemene invoering en de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de EG

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de Parlementaire Monitor.

Inhoudsopgave

  1. Kerngegevens
  2. Key dates
  3. Gerelateerde informatie
  4. Resulterende wetgeving
  5. Uitgebreide versie
  6. EU Monitor

1.

Kerngegevens

officiële titel

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de algemene invoering en de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de Gemeenschap

officiële Engelstalige titel

Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on the widespread introduction and interoperability of electronic road toll systems in the Community
 
Rechtsinstrument Richtlijn
Besluitvormingsprocedure Gewone wetgevingsprocedure (COD)
COM-nummer65 COM(2003)132 NLEN
Extra COM-nummers COM(2004)222
Procedurenummer67 2003/0081(COD)
Celex-nummer68 52003PC0132

2.

Key dates

Document 29-04-2003
Online publicatie 29-04-2003
Besluit 29-04-2004; Richtlijn 2004/52
Bekendmaking in Publicatieblad69 30-04-2004; Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 045,Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Slovenian: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Hungarian: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 016,Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 045,Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 034,Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 034,OJ L 166, 30.4.2004

3.

Gerelateerde informatie

  • Toelichting

4.

Resulterende wetgeving

  • Richtlijn 2004/52 - Interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer in de EG
 

5.

Uitgebreide versie

Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met de stand van zaken van het dossier, de samenvatting van de European Parliament Legislative Observatory, de Europese rechtsgrond, de juridische context, een overzicht van verwante dossiers, de betrokken Europese organisaties (denk aan directoraten-generaal van de Europese Commissie, EP-commissies en Raadsformaties) en personen (denk aan eurocommissarissen en Europarlementariërs), een overzicht van relevante raadplegingen en tot slot documenten van het Europees Parlement, de Raad van Ministers en de Europese Commissie.

De uitgebreide versie is beschikbaar voor betalende gebruikers van de EU Monitor van PDC Informatie Architectuur.

6.

EU Monitor

Met de EU Monitor volgt u alle Europese dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.

De EU Monitor is ook beschikbaar in het Engels.


  • 1. 
    COM(2001) 370 van 12.9.2001.

     
  • 2. 
    Artikel 155.

     
  • 3. 
    Beschikking van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 - PB L 228 van 9 september 1996.

     
  • 4. 
    De sluiting van de Mont Blanc-tunnel na het ongeluk van 24 maart 1999 en het ontoereikende alternatieve aanbod van met name de spoorwegen is kenmerkend voor deze situatie, die in termen van bruto nationaal inkomen een negatief effect heeft gehad op de economie van de Vallei van Aosta (en van Italië als geheel).

     
  • 5. 
    COM(2001) 370.

     
  • 6. 
    Het Witboek gaat voor de vijftien landen van de huidige Unie voor de periode 1998-2010 uit van een trendmatige groei van 24% voor het reizigersverkeer en van 38% voor het vrachtverkeer. De groei van het vrachtverkeer zou zelfs circa 50% kunnen bedragen wanneer niets wordt gedaan om de vraag beter te spreiden. De toename van het verkeer tussen de huidige Unie en de toekomstige lidstaten en in die toekomstige lidstaten zou zeer wel ook dubbel zo groot kunnen zijn, met name vanwege het verplaatsen van arbeidsintensieve industriële ondernemingen naar deze landen.

     
  • 7. 
    De vaste Øresund-verbinding tussen Zweden en Denemarken, de luchthaven Milaan-Malpensa en de aanpassing van de spoorlijn Cork-Dublin.

     
  • 8. 
    Zie het verslag van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement over het voorstel van de Commissie tot wijziging van het financieel reglement voor het trans-Europees netwerk. Verslag van de heer Turchi.

     
  • 9. 
    Voor alle typen vervoersinfrastructuur.

     
  • 10. 
    Voor de begroting van het trans-Europese vervoersnetwerk is voor de periode 2000-2006 slechts 4,17 miljard euro uitgetrokken. Dit staat in geen verhouding tot de werkelijke behoeften van deze netwerken.

     
  • 11. 
    De Europese Investeringsbank kan leningen verstrekken met een looptijd van 20 jaar of meer tegen rentepercentages die zijn afgeleid van zijn AAA-"rating".

     
  • 12. 
    Van deze 24% is een deel bestemd voor de aanschaf van vervoersmaterieel en voor infrastructuur die geen deel uitmaakt van het trans-Europese vervoersnetwerk. Dit betekent dat het aandeel van spoorweginfrastructuur uit het trans-Europese netwerk nog kleiner is. Daarentegen boekt de Europese Investeringsbank elders de leningen die worden verstrekt aan grote infrastructuurvoorzieningen (6% van het totaal) voor alle modaliteiten, waarvan echter een niet onaanzienlijk deel naar de spoorwegen gaat.

     
  • 13. 
    Waarvan de financiering niet altijd gewaarborgd is.

     
  • 14. 
    Met name vanwege de onderhoudskosten die bovenop de bouwkosten komen.

     
  • 15. 
    Of andere vormen van publiek-private partnerschappen die zijn gebaseerd op het delen van risico's en winsten door de publieke en de private sector.

     
  • 16. 
    Door plaatsing van daadwerkelijke tolpoorten of fictieve tolheffingspunten (shadow tolls).

     
  • 17. 
    Met name voor inventarisatie, deling en dekking van risico's.

     
  • 18. 
    Alleen het internationale deel van het project Lyon-Turijn beloopt al meer dan 6,5 miljard, terwijl dat voor de Brenner bijna 5 miljard is.

     
  • 19. 
    De HSL-Zuid is in dit opzicht een goed voorbeeld. Particuliere investeerders financieren 20% van het project in de vorm van de bovenbouw, terwijl openbare middelen worden gebruikt voor de bouw van de infrastructuur en de dekking van alle bijbehorende risico's.

     
  • 20. 
    In Griekenland werd de nieuwe luchthaven Athene-Spata gebouwd en medegefinancierd door een consortium van particuliere ondernemingen en banken en door de structuurfondsen. Om voldoende inkomsten te waarborgen, werd in de concessieovereenkomst bepaald dat de bestaande luchthaven zou dienen te worden gesloten zodra de nieuwe luchthaven zou worden geopend.

     
  • 21. 
    COM(97)453 Mededeling van de Commissie over openbaar/particuliere partnerschappen bij projecten op het gebied van het trans-Europese vervoersnet.

     
  • 22. 
    De diensten van de Commissie bestuderen momenteel PPP-formules die voor steun uit het ISPA in aanmerking kunnen komen. DG REGIO 'Guidelines for successful public-private partnerships' (maart 2003).

     
  • 23. 
    Dit zou ook het geval dienen te zijn in het kader van het ISPA.

     
  • 24. 
    Zaak 324/98, arrest van 7 december 2000.

     
  • 25. 
    COM(2000)275 def.

     
  • 26. 
    De winst voor een netwerk bij uitbreiding met een nieuw knooppunt, uitgedrukt in groei van het verkeersaanbod en mogelijke nieuwe verbindingen. Ontbrekende schakels hebben grote gevolgen voor de netwerken (bijvoorbeeld de zuidelijke hogesnelheidslijn om Parijs). Een netwerk overleeft de concurrentie met zijn rivalen alleen wanneer het over een bepaalde kritieke massa beschikt. Er bestaat daarom behoefte aan een krachtige en gecoördineerde financiering.

     
  • 27. 
    Resolutie van 12 februari 2003. Rapporteur: de heer Juan de Dios Izquierdo Collado. Paragraaf 82.

     
  • 28. 
    Behalve met het oog op zeer specifieke aanpassingen aan de bestaande fiscale wetgeving is er nog geen oplossing voor het probleem van de fiscale vestigingsplaats van een Europese vennootschap; dat geldt overigens ook voor elke andere onderneming met vestigingen in meerdere landen. In eerste instantie is het de bedoeling dat een vennootschap zelf zijn fiscale vestigingsplaats kan kiezen zodra hij over ten minste een vestiging beschikt in het land waarin hij zich wil laten belasten. Voor de langere termijn wordt voor de vennootschapsbelasting gestreefd naar de totstandkoming van één geconsolideerde fiscale grondslag voor de gehele Unie.

     
  • 29. 
    Een goed voorbeeld is het Øresundkonsortiet.

     
  • 30. 
    Ook elders in het Verdrag is sprake van garanties. In artikel 103.1 wordt bepaald dat "de Gemeenschap
     
  • 31. 
    Dezelfde zorg heeft geleid tot de instelling van het Europees Investeringsfonds (EIF) in 1994. In 2000 werden de verantwoordelijkheid en de deskundigheid op dit gebied overgenomen door de Europese Investeringsbank.

     
  • 32. 
    Verordening nr. 2728/94. Artikel 3: 'De middelen van het Fonds moeten een voldoende hoog niveau bereiken, hierna 'streefbedrag" genoemd. Het streefbedrag wordt vastgesteld op 10% van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen van de Gemeenschap". Artikel 4 1: 'De in artikel 2, eerste streepje, bedoelde overmakingen zijn gelijk aan 14% van het bedrag in hoofdsom van de operaties, totdat het Fonds het streefbedrag heeft bereikt.'

     
  • 33. 
    COM(2001) 370 van 12.9.2001.

     
  • 34. 
    Artikel 155.

     
  • 35. 
    Beschikking van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 - PB L 228 van 9 september 1996.

     
  • 36. 
    De sluiting van de Mont Blanc-tunnel na het ongeluk van 24 maart 1999 en het ontoereikende alternatieve aanbod van met name de spoorwegen is kenmerkend voor deze situatie, die in termen van bruto nationaal inkomen een negatief effect heeft gehad op de economie van de Vallei van Aosta (en van Italië als geheel).

     
  • 37. 
    COM(2001) 370.

     
  • 38. 
    Het Witboek gaat voor de vijftien landen van de huidige Unie voor de periode 1998-2010 uit van een trendmatige groei van 24% voor het reizigersverkeer en van 38% voor het vrachtverkeer. De groei van het vrachtverkeer zou zelfs circa 50% kunnen bedragen wanneer niets wordt gedaan om de vraag beter te spreiden. De toename van het verkeer tussen de huidige Unie en de toekomstige lidstaten en in die toekomstige lidstaten zou zeer wel ook dubbel zo groot kunnen zijn, met name vanwege het verplaatsen van arbeidsintensieve industriële ondernemingen naar deze landen.

     
  • 39. 
    De vaste Øresund-verbinding tussen Zweden en Denemarken, de luchthaven Milaan-Malpensa en de aanpassing van de spoorlijn Cork-Dublin.

     
  • 40. 
    Zie het verslag van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement over het voorstel van de Commissie tot wijziging van het financieel reglement voor het trans-Europees netwerk. Verslag van de heer Turchi.

     
  • 41. 
    Voor alle typen vervoersinfrastructuur.

     
  • 42. 
    Voor de begroting van het trans-Europese vervoersnetwerk is voor de periode 2000-2006 slechts 4,17 miljard euro uitgetrokken. Dit staat in geen verhouding tot de werkelijke behoeften van deze netwerken.

     
  • 43. 
    De Europese Investeringsbank kan leningen verstrekken met een looptijd van 20 jaar of meer tegen rentepercentages die zijn afgeleid van zijn AAA-"rating".

     
  • 44. 
    Van deze 24% is een deel bestemd voor de aanschaf van vervoersmaterieel en voor infrastructuur die geen deel uitmaakt van het trans-Europese vervoersnetwerk. Dit betekent dat het aandeel van spoorweginfrastructuur uit het trans-Europese netwerk nog kleiner is. Daarentegen boekt de Europese Investeringsbank elders de leningen die worden verstrekt aan grote infrastructuurvoorzieningen (6% van het totaal) voor alle modaliteiten, waarvan echter een niet onaanzienlijk deel naar de spoorwegen gaat.

     
  • 45. 
    Waarvan de financiering niet altijd gewaarborgd is.

     
  • 46. 
    Met name vanwege de onderhoudskosten die bovenop de bouwkosten komen.

     
  • 47. 
    Of andere vormen van publiek-private partnerschappen die zijn gebaseerd op het delen van risico's en winsten door de publieke en de private sector.

     
  • 48. 
    Door plaatsing van daadwerkelijke tolpoorten of fictieve tolheffingspunten (shadow tolls).

     
  • 49. 
    Met name voor inventarisatie, deling en dekking van risico's.

     
  • 50. 
    Alleen het internationale deel van het project Lyon-Turijn beloopt al meer dan 6,5 miljard, terwijl dat voor de Brenner bijna 5 miljard is.

     
  • 51. 
    De HSL-Zuid is in dit opzicht een goed voorbeeld. Particuliere investeerders financieren 20% van het project in de vorm van de bovenbouw, terwijl openbare middelen worden gebruikt voor de bouw van de infrastructuur en de dekking van alle bijbehorende risico's.

     
  • 52. 
    In Griekenland werd de nieuwe luchthaven Athene-Spata gebouwd en medegefinancierd door een consortium van particuliere ondernemingen en banken en door de structuurfondsen. Om voldoende inkomsten te waarborgen, werd in de concessieovereenkomst bepaald dat de bestaande luchthaven zou dienen te worden gesloten zodra de nieuwe luchthaven zou worden geopend.

     
  • 53. 
    COM(97)453 Mededeling van de Commissie over openbaar/particuliere partnerschappen bij projecten op het gebied van het trans-Europese vervoersnet.

     
  • 54. 
    De diensten van de Commissie bestuderen momenteel PPP-formules die voor steun uit het ISPA in aanmerking kunnen komen. DG REGIO 'Guidelines for successful public-private partnerships' (maart 2003).

     
  • 55. 
    Dit zou ook het geval dienen te zijn in het kader van het ISPA.

     
  • 56. 
    Zaak 324/98, arrest van 7 december 2000.

     
  • 57. 
    COM(2000)275 def.

     
  • 58. 
    De winst voor een netwerk bij uitbreiding met een nieuw knooppunt, uitgedrukt in groei van het verkeersaanbod en mogelijke nieuwe verbindingen. Ontbrekende schakels hebben grote gevolgen voor de netwerken (bijvoorbeeld de zuidelijke hogesnelheidslijn om Parijs). Een netwerk overleeft de concurrentie met zijn rivalen alleen wanneer het over een bepaalde kritieke massa beschikt. Er bestaat daarom behoefte aan een krachtige en gecoördineerde financiering.

     
  • 59. 
    Resolutie van 12 februari 2003. Rapporteur: de heer Juan de Dios Izquierdo Collado. Paragraaf 82.

     
  • 60. 
    Behalve met het oog op zeer specifieke aanpassingen aan de bestaande fiscale wetgeving is er nog geen oplossing voor het probleem van de fiscale vestigingsplaats van een Europese vennootschap; dat geldt overigens ook voor elke andere onderneming met vestigingen in meerdere landen. In eerste instantie is het de bedoeling dat een vennootschap zelf zijn fiscale vestigingsplaats kan kiezen zodra hij over ten minste een vestiging beschikt in het land waarin hij zich wil laten belasten. Voor de langere termijn wordt voor de vennootschapsbelasting gestreefd naar de totstandkoming van één geconsolideerde fiscale grondslag voor de gehele Unie.

     
  • 61. 
    Een goed voorbeeld is het Øresundkonsortiet.

     
  • 62. 
    Ook elders in het Verdrag is sprake van garanties. In artikel 103.1 wordt bepaald dat "de Gemeenschap
     
  • 63. 
    Dezelfde zorg heeft geleid tot de instelling van het Europees Investeringsfonds (EIF) in 1994. In 2000 werden de verantwoordelijkheid en de deskundigheid op dit gebied overgenomen door de Europese Investeringsbank.

     
  • 64. 
    Verordening nr. 2728/94. Artikel 3: 'De middelen van het Fonds moeten een voldoende hoog niveau bereiken, hierna 'streefbedrag" genoemd. Het streefbedrag wordt vastgesteld op 10% van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen van de Gemeenschap". Artikel 4 1: 'De in artikel 2, eerste streepje, bedoelde overmakingen zijn gelijk aan 14% van het bedrag in hoofdsom van de operaties, totdat het Fonds het streefbedrag heeft bereikt.'

     
  • 65. 
    De Europese Commissie kent nummers toe aan officiële documenten van de Europese Unie. De Commissie maakt onderscheid in een aantal typen documenten door middel van het toekennen van verschillende nummerseries. Het onderscheid is gebaseerd op het soort document en/of de instelling van de Unie van wie het document afkomstig is.
     
  • 66. 
    De Raad van de Europese Unie kent aan wetgevingsdossiers een uniek toe. Dit nummer bestaat uit een vijfcijferig volgnummer gevolgd door een schuine streep met de laatste twee cijfers van het jaartal, bijvoorbeeld 12345/00 - een document met nummer 12345 uit het jaar 2000.
     
  • 67. 
    Het interinstitutionele nummer is een nummerreeks die binnen de Europese Unie toegekend wordt aan voorstellen voor regelgeving van de Europese Commissie.
    Binnen de Europese Unie worden nog een aantal andere nummerseries gebruikt. Iedere instelling heeft één of meerdere sets documenten met ieder een eigen nummering. Die reeksen komen niet overeen met elkaar of het interinstitutioneel nummer.
     
  • 68. 
    Deze databank van de Europese Unie biedt de mogelijkheid de actuele werkzaamheden (workflow) van de Europese instellingen (Europees Parlement, Raad, ESC, Comité van de Regio's, Europese Centrale Bank, Hof van Justitie enz.) te volgen. EURlex volgt alle voorstellen (zoals wetgevende en begrotingsdossiers) en mededelingen van de Commissie, vanaf het moment dat ze aan de Raad of het Europees Parlement worden voorgelegd.
     
  • 69. 
    Als dag van bekendmaking van een Europees besluit geldt de dag waarop het besluit in het Publicatieblad wordt bekendgemaakt, en daardoor in alle officiële talen van de Europese Unie bij het Publicatiebureau beschikbaar is.
     
  • 70. 
    Dit bindende besluit van de Europese Unie bevat doelstellingen waar alle lidstaten van de Europese Unie aan moeten voldoen. De lidstaten zijn verplicht de doelstellingen te verwezenlijken; de wijze waarop staat de lidstaten vrij. Lidstaten zijn verantwoordelijk voor de juiste en tijdige implementatie van richtlijnen.