Johan Maurits van Nassau - Hoofdinhoud
Bij het bezoek van de Braziliaanse president Lula aan Nederland, enkele maanden geleden, heeft Nederland met Brazilië een overeenkomst gesloten over intensievere samenwerking op het vlak van cultuur en gemeenschappelijk erfgoed. Ook heeft het kabinet besloten dat wij prioriteit geven aan Brazilië in ons internationaal cultuurbeleid. Daarom was ik de afgelopen dagen in dat land. Ik heb afspraken kunnen maken met de federale minister van cultuur, met de gouverneur van de deelstaat Pernambuco en met de regering van de deelstaat Sao Paolo. Daarbij kwamen verleden, heden en toekomst ruim aan bod.
Merkwaardig genoeg zijn wij Nederlanders erin geslaagd van onze aanwezigheid in Brazilië, gedurende zo’n 25 jaar vanaf ongeveer 1630, één van de best bewaarde geheimen van onze vaderlandse geschiedenis te maken. Op een of andere manier wil dit maar niet in ons collectieve geheugen worden opgenomen. Terwijl het toch een bijzondere ervaring is geweest. In Brazilië is de Nederlandse aanwezigheid veel breder bekend, zeker in het noordoosten, in de deelstaat Pernambuco, rond de stad Recife, waar de hoofdplaats van de Nederlandse aanwezigheid zich bevond.
Aan het begin van de zeventiende eeuw verdiende de Republiek aardig aan de handel in suiker en suikerriet uit de Nieuwe Wereld. Wij kochten het spul van de Portugezen (die het produceerden op hun Braziliaanse plantages) en vervoerden het vervolgens vanuit Lissabon naar talrijke afnemers in heel Noord-Europa. Toen echter Portugal werd opgeslokt door onze toenmalige vijand Spanje, kwam er een einde aan deze lucratieve handel. De Republiek stond voor de keuze: zich uit de suiker terugtrekken, of dan maar de hele productieketen voor eigen rekening nemen. Om dat te kunnen doen, moest je wel beschikken over twee belangrijke productiemiddelen: plantages en slaven. De plantages lagen aan de Oostkust van Brazilië en de slaven werden verhandeld aan de Westkust van Afrika. Dus moest de West-Indische Compagnie, die deze handel wilde opzetten, letterlijk voet aan de grond krijgen in zowel Brazilië als West-Afrika. Ik schrijf het bewust rauw op, want in die tijd werd inderdaad over mensen beschikt alsof zij dingen waren. Kennelijk konden christenen, of zij nu rooms of protestants waren, dat toen best met hun geweten verenigen. Althans, woog dat geweten minder zwaar dan de hoop op winst.
Afijn, in 1630 toog een Nederlandse vloot naar de Braziliaanse kust en veroverde Recife en omstreken op de Portugezen. Enige jaren later werd Graaf Johan Maurits van Nassau door de WIC aangesteld als gouverneur. Overigens moest hij de baan aannemen, omdat hij teveel schulden had gemaakt bij de bouw van wat nu zijn Haagse stadsvilla zou worden genoemd: het Mauritshuis. Niet eerder was iemand met zijn hoge positie naar de Nieuwe Wereld gegaan. Niet eerder ook had een koloniaal bestuurder bedacht dat het aardig zou zijn om in zijn gevolg ook schilders, wetenschappers en kunstenaars mee te nemen.
Maurits heeft in de jaren die hij in Brazilië doorbracht zoveel indruk gemaakt, dat hij vandaag nog steeds bekend staat als een van de erflaters van het land. Hij was dan ook veel beter dan de Compagnie waar hij voor werkte.
Hij had plannen met Recife: liet de stad bouwen volgens een door Stevin opgesteld plan. Zorgde voor bruggen over de rivieren, riep een raadgevende vergadering in het leven die kan gelden als het eerste parlement op Amerikaanse bodem. Hij liet ook de Braziliaanse natuur en het leven op de suikerplantages vastleggen door schilder Frans Post. Daarmee niet alleen het fundament leggend voor de Braziliaanse schilderkunst, maar ook een ongekend historisch document achterlatend. Want het zou bijvoorbeeld nog meer dan honderd jaar duren voordat er schilderijen werden gemaakt van het leven en het landschap in Noord-Amerika. Maurits zorgde ook voor tolerantie jegens minderheden, zoals joden. Al moeten we het natuurlijk wel plaatsen in de context van de tijd - met mensen die verdacht werden van heulen met de Portugezen, zoals de Jezuiten, werd korte metten gemaakt.
Na de herovering van de Portugese onafhankelijkheid, is de WIC Brazilië weer uitgeknikkerd. Dat gebeurde door een coalitie van Portugezen, locale boeren en bevrijde slaven. In de Braziliaanse geschiedschrijving is dat vaak omschreven als de eerste blijk van Braziliaanse onafhankelijkheid en de herdenking van de slag wordt nog steeds gezien als ‘dag van de Braziliaanse strijdkrachten’. Maar toch heeft men Maurits van Nassau op een voetstuk geplaatst. Nog ieder jaar gaat een reusachtige pop die hem moet voorstellen voorop in de optocht van het carnaval van Recife. En overal waar ik kwam werd met respect over zijn tijd in Brazilië en zijn bijdrage aan de Braziliaanse wordingsgeschiedenis gesproken.
De federale overheid wil nu in Recife een ‘Mauritshuis’ openen. Dat wil zeggen een centrum waar aandacht wordt besteed aan de Nederlandse roots van Brazilië. Een centrum ook, dat gebruikt kan worden voor hedendaagse uitingen van Nederlandse cultuur. Niet alleen voor kunst is veel belangstelling, ook bijvoorbeeld voor Nederlandse architectuur, stadsontwikkeling, sociale woningbouw, ruimtelijke ordening. Het is een uitgestoken hand, die wij niet zullen afslaan.