Our children will fly! - Hoofdinhoud
Het jaarlijkse Kamerdebat over de Staat van de Europese Unie heeft gisteren de harten van journalisten en het publiek niet kunnen raken. Een lege publieke tribune, nauwelijks aanwezige journalisten, geen letter in de krant vandaag. Het hoeft niet te verbazen: Europa scoort consequent één van de laagste plaatsen op het prioriteitenlijstje van de Nederlanders. Dat wil zeggen, het institutionele, het Brusselse Europa. Als er een externe bedreiging is, zoals bij de kredietcrisis, kijkt Nederland wel degelijk meteen naar Europa en gelukkig laat Europa ons dan niet in de steek. Dat mensen dan niet meteen inzien dat het institutionele Europa wel noodzakelijk is om in tijden van noodzaak ook te kunnen handelen is jammer, maar geen ramp. Het is net als met een auto: die moet het doen, maar je hoeft niet per se precies te weten wat zich onder de motorkap afspeelt. Dat is iets voor liefhebbers.
Het Kamerlid De Roon van de PVV had uit een aantal onderzoeksresultaten van de Eurobarometer de conclusie getrokken dat het droevig was gesteld met het draagvlak onder de Europese bevolking voor de Europese samenwerking. In mijn reactie hield ik hem voor dat het voor mij doodeenvoudig zou zijn uit diezelfde Eurobarometer zaken te halen die juist het tegendeel staven. Maar ik zei ook dat het debat over Europa er enorm mee gediend zou zijn als voorstanders niet alleen maar de mooie kanten en tegenstanders niet alleen maar de nadelen en slechte kanten van de EU zouden belichten. Door voortdurend in onze opstelling juist die uitersten op te zoeken - hetgeen natuurlijk in een debat zeer begrijpelijk is - doen wij de complexe waarheid geweld aan. Dat punt werd meteen leuk geïllustreerd door Europarlementariër Sophie In ’t Veld, die haar inbreng in het debat inderdaad gebruikte om voluit alle prachtige resultaten in de Eurobarometer te bejubelen en aan de heer De Roon voor te houden.
Zelf heb ik maar weer eens benadrukt dat de uitslag van het referendum in 2005 ook voor mij een gang naar Canossa inluidde en ertoe heeft geleid dat ik een aantal van mijn heilige huisjes moest verbouwen. In een poging ook anderen tot nuance en zelfreflectie uit te nodigen, hield ik de SP het volgende voor. Nu het zo duidelijk is dat de euro ons in de huidige financiële malaise voor meer onheil behoedt, zou het ook mooi zijn, als die partij zou erkennen dat hun verzet tegen de euro achteraf bezien en met de kennis van nu, misschien niet zo verstandig is geweest. Kamerlid Van Bommel reageerde hierop als door een wesp gestoken. Hij verweet mij ‘leugenachtige’ beweringen en zei met veel nadruk dat de SP nóóit tegen de euro was geweest. Maar alleen graag een referendum over de ínvoering van de euro had gezien en dat was héél iets anders.
Omdat ik natuurlijk niet wil dat ik onjuistheden verkondig in ’s lands vergaderzaal en mij ernstig begon af te vragen of ik al die jaren dat ik dacht dat de SP tegen de euro was, heb geleden aan zware zinsbegoocheling, zijn we maar eens even met behulp van google - dat hulpmiddel voor mensen met gaten in hun geheugen - in het verleden gedoken. Gelukkig valt het mee met mijn geheugen. Al snel stuitten wij op de site van de SP, alwaar melding wordt gemaakt van het SP Actiecomité Euro-Nee, inclusief prachtig meertalig logo (No - Nej - Non - Ei - Oxi - Nao - Nein). Ik zou bijna schrijven dat daar toch geen woord Spaans bij is, maar dat zou onjuist zijn.
Gelukkig zien nu niet alleen nagenoeg alle economen, maar ook talloze kleine spaarders en pensioengerechtigden, hoe belangrijk de beschermende kracht van die grote euro is in de huidige financiële crisis. Om nog maar te zwijgen van grote instellingen, zoals ziekenhuizen, verzorgingstehuizen en scholen, die alleen maar toegankelijke en betaalbare diensten voor ook de zwaksten van de samenleving kunnen aanbieden als zij hun activiteiten kunnen ontplooien met een stabiele munt. Landen die de euro tot nu toe buiten de deur hebben gehouden, zoals Denemarken en Zweden, maken snelle toenaderingsbewegingen. Zelfs in het Verenigd Koninkrijk vraagt men zich openlijk af of het Pond niet beter opgeborgen zou zijn als lid van de eurozone.
Wie deze week wel de harten van nagenoeg de hele mensheid wist te raken was Barack Obama. Er is al zo ontzettend veel over geschreven - ook door mijzelf in de Engelstalige versie op de website van NRC - dat er weinig meer kan worden toegevoegd. En de verwachtingen zijn inmiddels zo absurd hoog gespannen, dat teleurstelling op de loer ligt. Maar wat er straks ook gaat gebeuren, hoe lastig de nieuwe president het ook mag krijgen, één zaak is inmiddels niet meer terug te draaien: hij gaat naar het Witte Huis. Dat bracht een Amerikaanse vriend van mij tot de volgende boodschap: “Rosa sat, so that Martin could stand, so that Colin could walk, so that Barack could run, so that our children will fly!” Voor alle duidelijkheid, Rosa Parks was de vrouw die in Montgomery, Alabama weigerde op te staan toen de buschauffeur haar sommeerde haar stoel vóór in de bus, bestemd voor blanken, te verlaten en achterin te gaan zitten. We schrijven 1955, zes jaar voordat Barack Obama werd geboren, dus slechts 53 jaar geleden.
Het gekke is dat zelfs ik, zo wit als camembert, dit meteen in verband breng met mijn eigen levensgeschiedenis, hoe onvoorstelbaar veel eenvoudiger onze Werdegang ook is geweest. In 1955 werkten mijn opa’s nog in de Limburgse mijnen. Mijn opa Cor Heijnis was één van de slimste mensen die ik heb gekend, veel en veel slimmer dan ikzelf. Hij was door zijn vader op veertienjarige leeftijd van school gehaald, ondanks de smeekbeden van de onderwijzer, die zijn talent inzag. Er moest nu eenmaal brood op de plank komen. Ik zal nooit vergeten hoe bij opa de tranen over de wangen liepen de dag dat ik afstudeerde. Wat voor hem en zijn dochter nog onbereikbaar was, werd voor zijn kleinzoon doodnormaal. Het zou zo maar kunnen dat honderden miljoenen mensen op deze aardkloot dezelfde reflex hebben, alleen door deze bijzondere verkiezing. En daarmee is het al een groot succes nog voordat de familie Obama de sleutel krijgt van het Witte Huis.