Songfestival van stoere deuntjes - Hoofdinhoud
De Tweede Kamerfractie van de PvdA heeft een notitie het licht doen zien over de aanpak van Marokkaans-Nederlandse probleemjongeren. Het wetenschappelijke bureau van het CDA heeft een uitgebreid en deels zeer doorwrocht rapport gepubliceerd waarin met name de voorstellen over de beperking van huwelijksmigratie de aandacht hebben getrokken. Eerder lanceerde VVD kamerlid Kamp al een aantal voorstellen om tekortschietende integratie of nieuwe problemen als gevolg van ongewenste of onbedoelde immigratie aan te pakken.
In de discussie, in de media en in de Kamer krijgt altijd maar een klein deel van al deze voorstellen de aandacht. Met name natuurlijk de meest radicale voorstellen. Of de voorstellen die zo evident in strijd zijn met onze grondwet of rechtsorde - en dat weten de mensen die de voorstellen doen maar al te goed - dat deze nooit in de praktijk gebracht zullen worden. Maar de indieners doen het allemaal doelbewust, want niemand wil door een ander in stoerheid worden overtroefd. En die gespeelde stoerheid moet verhullen dat de plannen au fond best goed zijn omdat het gros van de voorstellen behoorlijk redelijk is. Maar wie wil er nu als redelijk te boek staan? Redelijkheid is ouderwets, rambo-taal is hip.
Je zou al deze voorstellen moeten beoordelen als een jury bij het turnen of het kunstschaatsen. Geef alles een cijfer, haal er de hoogst en de laagst gewaardeerde voorstellen af en kijk dan wat je overhoudt. Ik maak mij sterk dat negen van de tien voorstellen inhoudelijk precies eender zijn, ongeacht de indiener en ongeacht de bewoordingen die ervoor worden gebruikt. Bovendien zou het mij niet verbazen als acht van de tien voorstellen kunnen worden ingevoerd zonder dat daarvoor de wetten hoeven te worden aangepast. Ook ga ik er zonder aarzeling van uit dat nagenoeg alle voorstellen op zeer ruime steun van de Nederlandse bevolking kunnen rekenen. Er zullen altijd mensen zijn die vinden dat het allemaal veel te streng is en er zullen aan de andere kant altijd mensen zijn die in hun benauwde veste vallen voor de verlokkingen van de makelaars van de angst rond Geert Wilders. Maar een grote meerderheid in ons land is noch naïef, noch obsessief en heeft inmiddels heel goed in de gaten dat wij er alleen maar samen uitkomen, ongeacht de afkomst van onze ouders of grootouders.
Ook sluit bijna niemand meer de ogen voor de problemen en weten we allemaal wel dat er problemen zijn die om een strenge aanpak vragen. Dat is niet alleen de overtuiging van ons polder-aboriginals, maar ook van nieuwe en iets minder nieuwe Nederlanders. Wij zijn bezig ons te bevrijden van de angstgevoelens die het integratievraagstuk heeft opgeroepen. Bang was iedereen. Voor elkaar, voor de islam, voor de islamofobie, voor het multiculturele, voor het nationalisme. Mensen zoals ik moeten namelijk zo eerlijk zijn te erkennen dat angst vele vormen kent en niet alleen xenofobe. Angst voor het debat, angst voor confrontatie, angst voor xenofobie en onderbuikgevoelens zijn namelijk net zo bedreigend voor een open samenleving als de fobieën waartegen wij ons te weer stellen. “De mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest.”Angstvallig de discussie uit de weg gaan is dan net zo fout als polariseren omwille van de polarisatie. Openheid en ontspanning zijn nodig en juist die twee elementen kom ik steeds vaker tegen.
Zo bezien krijgt de drukte van de afgelopen weken over integratie een bijna surrealistische ondertoon. De één roept op hoge toon en met strenge blik dat hij niet (meer) naïef is en lekker flink wil aanpakken, de ander schrijft dan in de krant dat het allemaal veel beter gaat dan we denken en dat we vooral geen mensen tegen elkaar moeten opzetten. Dat geeft een derde weer de kans om te roepen dat hij nóg strenger is dan de eerste en dat de tweede in de multiculti zweefmolen zit. Materieel vinden ze alle drie grofweg hetzelfde. En zo houden wij elkaar in de politiek nog steeds heel lekker bezig, terwijl de samenleving naar mijn smaak al drie stappen verder is. Noch in de these, noch in de antithese fase zit, maar druk is met de synthese. Met andere woorden, de samenleving heeft het probleem onderkend en ziet de contouren van een oplossing die ons in staat zal stellen er samen uit te komen. Aan de politiek dat te vertalen in beleid.
Michael Zeeman zei laatst dat hij zo moe wordt van het debat over de toon van het debat. Dat begrijp ik heel goed. Alle drukte van de afgelopen tijd is dan ook vooral onderlinge wedijver van politici over de toon van het debat. Willen we door heel veel gedoe met vorm en toon niet eerst en vooral aan de samenleving laten zien dat we onze ogen niet langer sluiten voor de problemen? Dat wij niet blind en doof zijn voor de zorgen van de burgers? Filter de toon er uit en je ziet dat de politieke consensus over wat er moet gebeuren groot is en ook nog eens weinig omstreden in de samenleving. Zou ik mij heel erg vergissen als ik veronderstel dat de mensen nu wel weten dat wij - echt, hoor, serieus, hoor, eerlijk, hoor - snappen wat hun zorgen over integratie zijn? Dat de mensen doodmoe worden van het eindeloze gekissebis en nu gewoon resultaten willen zien in plaats van politici die een songfestival der stoerste deuntjes houden?
Gisteren stond er een mooi stuk van Tofik Dibi op de opiniepagina van de Volkskrant. Hij is parlementariër voor GroenLinks, maar dat is helemaal niet relevant voor zijn artikel. Want hij is ook een kind van nieuwe Nederlanders en in het stuk beschrijft hij nuchter zijn eigen ervaringen in de praktijk van de omgang tussen nieuwere Nederlanders en ons polder-aboriginals. Het laat duidelijk zien hoezeer wij onszelf tekort hebben gedaan door zo lang onze ogen te sluiten voor het feit dat onze bevolkingssamenstelling permanent veranderde. Onder het mom van multiculturele tolerantie koesterden wij onze wederzijdse onverschilligheid. Leven en laten leven, het motto van de verzuiling, werd een nagel aan de doodskist van een ontzuild Nederland. Maar de nuchtere beschrijving van Dibi’s ervaringen zijn een veel betere beschrijving van wat ik bedoel dan mijn eigen woorden. Nuchter aan de slag; bruggen bouwen, problemen aanpakken, de onverschilligheid wegpoetsen zonder te vervallen in obsessie. Minder tegen en meer met elkaar in discussie en overal maar eens de franje, de ruis en de valse doorkijkjes vanaf halen. De flauwekul voorbij.