Het vanzelfsprekende Europa - Hoofdinhoud
“Europese verworvenheden? Het is de normaalste zaak van de wereld, dus niets om nog echt bij stil te staan.” schrijft Frans Timmermans, maar we doen onszelf tekort “als we met onze rug naar Europa gaan staan”.
Het was een geweldige editie, de veertigste van Pinkpop. Met Bruce Springsteen als absoluut hoogtepunt, één van de beste optredens die ik ooit heb mogen aanschouwen. Maar ook de Nederlanders deden het uitstekend, met voor mij Anouk als ster, al kon ze tussen de voortreffelijk vertolkte nummers door niet echt contact met het publiek krijgen. Snow Patrol zorgde voor een mooie afsluiting voor zelfs gisterenavond nog meer dan 60.000 mensen.
Het festivalterrein, Megaland, is tien minuten fietsen van onze woning. Onderweg daar naar toe kwam ik veel festivalgangers tegen, veel Nederlanders, maar ook Fransen, Belgen. Veel Duitsers, Britten en Denen. Uit die laatste twee groepen waren er een aantal die van mij wilden weten waar de dichtstbijzijnde pinautomaat was. Ze hebben geen euro daar en dat vonden ze maar lastig. Voor al die anderen is de euro fact of life, het niet hoeven wisselen ook. Zeker voor jonge mensen zijn gulden, D-Mark, Franc onderdeel van de oude geschiedenis, als men het zelfs nog weet.
En zo gaat het met veel Europese verworvenheden, het is de normaalste zaak van de wereld, dus niets om nog echt bij stil te staan. Vrede? Vanzelfsprekend. Geen oponthoud aan de grens? Logisch toch. Een dertiende maand dankzij de interne markt? Hè??
Ja, dat laatste punt is wat minder vanzelfsprekend, kennelijk. Veel Nederlanders weten dat wij een nettobetaler zijn aan de Unie, dat wil zeggen dat wij meer aan ‘contributie’ betalen dan we meteen uit de Europese begroting terugkrijgen. Het gaat om zo’n 275 euro per jaar per Nederlander. Het is een makkelijk rekensommetje: je kijkt naar de afdrachten voor de begroting en naar de inkomsten uit diezelfde begroting en dan is het saldo 275 euro pp. Hoe makkelijk het sommetje ook is, het geeft een volstrekt vertekend beeld van de realiteit. Nederland heeft een open economie, zeer afhankelijk van de export. Wij exporteren best wel wat naar andere delen van de wereld, maar bijna 80% van onze export blijft in Europa. Wij zijn Europees kampioen in distributie en logistiek en daarom presteren we als exporteur beter dan veel andere landen. Vroeger stonden onze vrachtauto’s dagen aan de grens, soms zelf aan drie, vier verschillende grenzen, voordat de klant werd bereikt, nu rijden we in één ruk door. Het afschaffen van die grenzen scheelt onze transportsector 60 miljoen douaneformulieren per jaar.
Sinds kort is Nederland de tweede exporteur van Europa, na Duitsland. Dat betekent dat Nederland meer op met name de Europese markt wegzet dan landen met drie keer zoveel inwoners als Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Een topprestatie, mede gebaseerd op de Rotterdamse haven, die door de Duitse schrijver Karl Schlögel beeldend “de mond van Europa” wordt genoemd.
Het Centraal Planbureau heeft becijferd dat die grenzenloze Europese markt ons land een bonus oplevert van ruim tien procent van wat wij met z’n allen verdienen. Een dertiende maand, dus. Zeker, dit rekensommetje is heel wat moeilijker dan dat van de begroting, maar daarmee niet minder waar. Dus die 275 euro verdienen we dik en dwars terug, puur en alleen door de interne markt. Dan hebben we het nog niet eens over die duurzame vrede, dat hoge niveau aan consumentenbescherming, het gemak van één munt, de kans om samen de leiding te nemen bij de aanpak van grote wereldproblemen, zoals de klimaatverandering.
We ergeren ons vaak aan zaken die beter moeten in Europa, of aan de nadelen die ook kleven aan de Europese samenwerking. Want nadelen zijn er natuurlijk ook. Als je je lot verbindt met 500 miljoen andere mensen, deel je met hen ook de macht over de keuzes die je samen maakt. Ieder land probeert natuurlijk de eigen invloed zo groot mogelijk te maken, maar er is niet één land meer dat de rest z’n wil op kan leggen. In kleinere landen, zoals Nederland, wil dan wel eens het gevoel postvatten dat Frankrijk en Duitsland alles bepalen, maar de Unie is inmiddels met 27 landen zó groot, dat twee landen, hoe invloedrijk ook, de zaak echt niet meer naar hun hand kunnen zetten. Dus moet er worden onderhandeld, worden gegeven en genomen, gezocht naar een compromis. Dat proces is soms moeilijk te volgen en betekent dat je soms je gelijk kan halen, maar soms ook moet erkennen dat je geen gelijk krijgt. Gek genoeg weet ieder mens dat het zo gaat, want het gaat niet anders in een gezin, op het werk, in de gemeente, in het land. Op al die plekken vinden we het doodnormaal dat je soms je zin krijgt en soms niet, als we per saldo maar weten dat het in ons belang is.
Het zal mij altijd blijven fascineren dat wat wij elders doodnormaal vinden, wij in Europa met argwaan bejegenen. Want in Europa willen we toch altijd onze zin krijgen en om te voorkomen dat we soms een ander z’n zin moeten geven, moeten we dan maar een ‘veto’ inroepen. Per saldo is Nederland nog altijd spekkoper met dit Europa. Ook al is er veel dat anders moet, vooral transparanter, moderner, efficiënter. Door overleefd beleid af te schaffen bij landbouw en de structuurfondsen, door meer te doen aan kennis, aan milieu, aan duurzaamheid. Hier moeten we mee aan de slag, in het volle besef dat we dit land niet draaiend houden als we met onze rug naar Europa gaan staan.
Meer informatie
Meer over ...