Verslag algemeen overleg op 27 februari 2008 - Justitieel Verslavingsbeleid - Hoofdinhoud
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 31110 - Justitieel Verslavingsbeleid.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Justitieel Verslavingsbeleid; Verslag algemeen overleg op 27 februari 2008 |
---|---|
Documentdatum | 28-03-2008 |
Publicatiedatum | 01-04-2009 |
Nummer | KST116819 |
Kenmerk | 31110, nr. 2 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Commissie(s) | Justitie (JUST) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2007–2008
31 110
Justitieel Verslavingsbeleid
Nr. 2
1 Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Cqörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Timmer (PvdA), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toor-enburg (CDA) en Anker (ChristenUnie). Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dijs-selbloem (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).
2 Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie). Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Cqörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Smilde (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en De Wit (SP).
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 28 maart 2008
De vaste commissie voor Justitie1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 27 februari 2008 in eerste termijn overleg gevoerd met staatssecretaris Albayrak van Justitie en minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:
– de brief d.d. 17 juli 2007 van de minister en staatssecretaris
van Justitie en de minister van VWS inzake justitieel
verslavingsbeleid (31 110, nr. 1); – de brief d.d. 7 november 2007 van de staatssecretaris van
Justitie inzake het Inspectierapport Leger des Heils
reclasseringsunit Eindhoven (29 270, nr. 18).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Joldersma (CDA) is verheugd over de voorgestane stevige aanpak. Zij vraagt zich echter af op welke wijze de justitiële verslavingszorg vorm zal krijgen in de ISD-maatregel (Inrichting voor Stelselmatige Daders). In die maatregel kunnen niet alle inrichtingen alle modules aanbieden. De modernisering van het gevangeniswezen staat echter voor dat een aantal inrichtingen de basiszorg verleent en dat vijf zorg-gevangenissen de heel speciale zorg verlenen.
Vanwege het flexibele karakter van de ISD-maatregel weten rechters niet precies wat deze inhoudt. Dat is voor hen reden deze niet op te leggen. Houdt de maatregel twee jaar detentie in of is het wellicht een maatregel waaraan allerlei modules hangen? Is de effectiviteit afhankelijk van de opgelegde maatregel of van alle modules? Hoe moet de maatregel in het systeem geplaatst worden? ISD in een breder verband betekent dat er niet alleen verslavingszorg maar ook forensische zorg wordt verleend. Het is niet nodig de ISD-maatregel te evalueren, maar wel de vraag hoe zorg en justitie op elkaar worden afgestemd in een traject dat globaal voor iedere gedetineerde gestandaardiseerd is. In dat traject wordt de zorgbehoefte bepaald en wordt de zorg niet alleen in maar aansluitend ook buiten de inrichting verleend, om zo recidive te voorkomen. Wanneer de zorgverlening wordt toegespitst op de gedetineerde, krijgt hij de benodigde forensische zorg. Zorgverlening betekent overigens niet dat gedetineerden alles maar op een presenteerblaadje aangereikt moeten krijgen.
Zij moeten een eigen verantwoordelijkheid hebben. Dat helpt hen bijvoorbeeld van een verslaving af te komen.
Onderzoek wijst uit dat de ISD-maatregel overhaast is ingevoerd, wat zijn weerslag heeft gehad op de uitvoering ervan. Hoe worden de ontwikkelingen binnen gevangeniswezen, verslavingszorg en psychiatrie op elkaar afgestemd? Wanneer zendt de staatssecretaris het onderzoek over middelengebruik en verslaving in de tbs-inrichtingen naar de Kamer? Het zorgtraject is te standaard van karakter om verslaafde vrouwelijke gedetineerden met een bepaalde problematiek te helpen. Wil de minister meedenken met de staatssecretaris over de vraag hoe meer aandacht aan deze groep gegeven kan worden?
Hoe passen inrichtingen als de Piet Roordakliniek in het palet van zorgvoorzieningen? De aanwezigheid van de verslavingsreclassering in de inrichting is op zich prima, maar dat moet dan wel via een logisch traject gebeuren. Mensen met een grote zorgbehoefte moeten in een dergelijke kliniek terechtkomen en mensen met een lichte zorgbehoefte kunnen in de gevangenis behandeld worden.
Mevrouw Bouwmeester (PvdA) complimenteert de staatssecretaris met de aanpak van verslaving bij justitiabelen. Door strafoplegging met zorgverlening te combineren wordt de kans op recidive zo veel mogelijk beperkt. Er moet dus geïnvesteerd worden in zorg op maat voor gevangenen.
Om gedetineerden met een dubbele of een driedubbele diagnostiek beter te helpen, heeft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) drie varianten bedacht om straf- en zorginterventies beter op elkaar te laten aansluiten. Aan welke variant geeft de staatssecretaris de voorkeur? Er wordt te veel uitgegaan van dé verslaafde die één aanbod krijgt. Voor de grote groep gedetineerden met een verslavingsprobleem en/of een psychisch probleem moet echter een beter onderscheid gemaakt worden, moet een doel gesteld worden en moet bekeken worden welke aanpak daarbij past. De staatssecretaris wil een bepaald percentage personen toeleiden naar zorgverlening. Hoeveel mensen moeten met goed gevolg een traject doorlopen? Gaat het daarbij om mensen met heel zware verslavingsproblemen en psychische problemen en met eventueel nog een licht verstandelijke handicap? Wordt ook zorg verleend aan gedetineerden met een lichte verslavingsproblematiek?
Het RISc (Recidive Inschattingsschalen) is een goed instrument voor het bepalen van de zorgbehoefte. Teneinde de juiste interventies, «evidence based» of «practice based», te kunnen aanbieden, zijn methodiekontwikkeling en maatwerk belangrijk. Door het instellen van een erkenningscommissie die interventies toetst, wordt tegemoetgekomen aan het vereiste van de methodiekontwikkeling; daarentegen schort het nog wel eens aan maatwerk. Het personeel moet kunnen bepalen of een gedetineerde de voorgestelde interventie daadwerkelijk aankan. De voorgenomen aanpak mag niet verzanden in procedures en systemen. Bij alle gedetineerden wordt gekeken naar de zorgbehoefte en naar hetgeen nodig is om recidive te voorkomen. Dat is een goede zaak. Belangrijk daarbij zijn wel de bepaling van de doelgroep en de aan te bieden interventie. Op welk moment wordt de zorgverlening gestaakt? Kan de staatssecretaris garanderen dat mensen niet voor de zoveelste keer een traject ingaan terwijl het daarvoor steeds is mislukt? Er zijn signalen dat zorgverlening aan mensen met een justitiële titel goed verloopt, maar dat die zorgverlening wegvalt na het wegvallen van de justitiële titel. Daarbij verwijst VWS naar Justitie en Justitie naar VWS. Wie levert de zorg gedurende de detentie? Is er een samenhang tussen zorgverlening voorafgaand, tijdens en na detentie? Op welke manier wil de minister de samenwerking met de ggz verbeteren voor mensen zonder
justitiële titel? De zorgverlening moet doorlopen, maar er blijken niet genoeg DBBC-plekken (Diagnose Behandel en Beveiliging Combinatie) te zijn.
-
-Wanneer is het onderzoek van de staatssecretaris naar de ISD-uitvoeringspraktijk gereed? Op welke termijn komt zij met een reactie op de reeds gedane aanbevelingen?
-
-Hoe komt het dat niet alle beschikbare zorgplekken bezet zijn? Hoe gaat de staatssecretaris dit oplossen?
Volgens mevrouw Koşer Kaya (D66) toont onderzoek van het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Justitie) aan dat 60% van de gevangenen kampt met verslavingsproblemen. Bovendien heeft de meerderheid van de gedetineerden psychische problemen en/of een specifieke zorgbehoefte. Verslaving en psychische problemen gaan bij gedetineerden dus vaak hand in hand. Een aanzienlijk deel van deze groep wordt echter niet behandeld. Wat zijn de concrete plannen van de staatssecretaris voor verslavingszorg tijdens detentie? Wat is de rol van DJI (Dienst Justitiële Inrichtingen), die maar een beperkt budget heeft, hierin?
De RMO heeft geconstateerd dat straf en zorg weliswaar communicerende vaten zijn, maar dat zorgverlening vaak in de knel komt op het moment dat strafdoelen centraal staan. In het verleden vormde de reclassering een brug tussen justitie- en zorgtaken. De reclasseringstaken zijn echter nu versnipperd geraakt. Nazorg is niet langer een justitietaak en de binnen-reclassering is vrijwel geheel verdwenen. De staatssecretaris heeft eerder gezegd dat de reclassering nooit is weggeweest. Dit klopt niet; de reclassering is nog slechts op afroep beschikbaar. Daardoor is de afstand tussen gedetineerde en reclassering veel groter geworden. Dit is onwenselijk. De reclassering kan immers een rol spelen bij begeleiding en behandeling tijdens en na detentie. Kan de verslavingsreclassering teruggebracht worden in het gevangeniswezen?
Het WODC-onderzoek toont nadrukkelijk het belang van nazorg aan. Dit kabinet wil een forse investering plegen, onder meer via bestuurlijke afspraken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Op dit moment schiet de nazorg echter nog steeds ernstig tekort, zoals ook de RMO heeft vastgesteld. Een grote groep personen komt na detentie zonder zorg en onderdak op straat terecht, waardoor de kans op recidive wordt vergroot. Dat is een grote belasting voor de samenleving. De staatssecretaris heeft eerder toegezegd een plan van aanpak over nazorg voor de zomer aan de Kamer te zenden. Het is jammer dat dat zo lang moet duren. Het is des te treuriger dat in de brief van 17 juli 2007 maar drie regels aan dit urgente probleem worden gewijd. Mevrouw Koser Kaya overhandigt de bewindslieden en de Kamerleden een brief van de Stichting Verslavingsreclassering GGZ (SVG) met daarin een overzicht van de aanwezigheid van de reclassering in het gevangeniswezen.
Volgens mevrouw Van Velzen (SP) was de ISD-maatregel bedoeld als dé aanpak van het probleem van de veelplegers. Het lijkt echter meer een veiligheidsmaatregel te worden, waardoor de aangeboden zorg tekortschiet. De Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) heeft gerapporteerd dat de maatregel veelplegers te weinig mogelijkheden biedt voor gedragsverandering. Waarom is de staatssecretaris in haar brief niet ingegaan op de aanbevelingen van RSJ-rapport? Wat gaat zij daarmee doen? De tijd gedurende detentie is dé kans om mensen een stevige begeleiding en zorg te bieden. Dat gebeurt nu niet. Grijpt de staatssecretaris het evaluatiemoment aan om de ISD-maatregel zo in te richten als was bedoeld? Ggz en verslavingsreclassering bieden in een convenant aan meer aan de slag te gaan met de problemen van de
ISD’ers. Justitie zou daar nog niet in positieve zin op gereageerd hebben. Dat is erg jammer.
De trajectbegeleiders van de verslavingsreclassering binnen de ISD-maatregel zijn vervangen door trajectbegeleiders van Justitie. De Justitie-mensen beschikken echter over minder expertise en kampen vaak met een veel grotere caseload. Wil de staatssecretaris overwegen de verslavingsreclassering weer in te zetten voor ISD’ers? Wat is de ratio van een verdubbeling van de caseload terwijl de problematiek bijzonder zwaar is? Anders dan de staatssecretaris schrijft, is de reclassering, met name de verslavingsreclassering, vrijwel geheel verdwenen uit de gevangenissen. Een groot deel van de verslaafde gedetineerden zit niet in een ISD-maatregel maar in een regulier traject. Klopt het dat de verslavings-begeleidingsafdeling verdwijnt en zo ja, waarom? Het TR-programma (Terugdringen Recidive) dat daarvoor in de plaats zou komen, heeft niet diezelfde structuur om verslaving te bedwingen en middelengebruik te beperken, ook na vrijlating uit detentie. Het TR-programma is gericht op langgestraften; ook kortgestraften kampen echter met verslavingsproblemen. Wie wijst deze laatste groep op het risico van recidive en het daardoor belanden in een ISD-maatregel? Wie verwijst hen door naar de juiste zorgverlener? Het RISc-instrument werkt niet goed bij mensen met een verslaving. Hoe verhoudt zich dat met het toeleiden naar een TR-programma? Hetzelfde geldt voor erkende gedragsinterventies, die alleen gericht zijn op het terugdringen van recidive. Juist het terugdringen van middelengebruik is een belangrijk aandachtspunt voor de groep kortgestraften met een verslaving.
Het bieden van nazorg is ook erg belangrijk voor het terugdringen van recidive. Het kabinet legt de verantwoordelijkheid voor nazorg bij de gemeenten, maar die hebben daarvoor geen geoormerkt budget. Als gemeenten reclasseringszorg moeten inkopen, wordt het een keuze, terwijl de bemoeienis van de reclassering bij ex-gedetineerden een verplichting zou moeten zijn.
De heer Teeven (VVD) roept de minister op doortastendheid te tonen bij het terugdringen van het gebruik van verslavende middelen en te bekijken welke middelen verboden kunnen worden. Als de minister wat doortastender te werk gaat, heeft de staatssecretaris veel minder problemen op te lossen.
Is de staatssecretaris bereid terug te komen van een ingeslagen weg die weinig zinvol lijkt te zijn? Er komt nu in enkele inrichtingen een proef met herinvoering van de binnenreclassering. Als die proef succesvol is, dan zou deze verder uitgewerkt moeten orden.
De samenleving heeft veel last van verslaafde veelplegers. Er zijn voldoende ISD-plaatsen, ook al zijn er problemen rond de maatregel. Wordt de capaciteit optimaal benut? Welke problemen zijn er momenteel? Hoe worden die opgelost?
Het justitiële zorgaanbod moet vergroot en verbeterd worden. Het aantal jaarlijkse toeleidingen naar verslavingszorg wordt verdubbeld naar 6000. Welke verdeling hebben de bewindslieden voor ogen? Hoeveel toeleidingen worden ondergebracht bij de intramurale fase? Acht de staatssecretaris het aantal van 874 ISD-plaatsen toereikend? Hoe groot is de noodzaak van uitbreiding van die plaatsen? Moeten reclassering en ggz gedetineerden niet een kansrijke behandeling aanbieden? Moet er vervolgens na een aantal mislukte pogingen niet worden gestopt met de behandeling? De inspanningen in de justitiële verslavingszorg moeten zijn gericht op gedetineerden bij wie het werkt. Degenen waarbij het niet werkt, mogen niet worden opgegeven, maar moeten wel uit de samenleving verwijderd worden.
In de DBBC’s is een beveiligingscomponent opgenomen. In hoeverre betreft het beveiliging van justitiabele, zorgaanbieder en/of samenleving? Ter verbetering van continue zorg en begeleiding moet het medicatie-
beleid binnen en buiten detentie op elkaar afgestemd worden. Dit vraagt om een betere informatie-uitwisseling tussen verslavingsartsen en inrichtingsartsen. Vormt het medisch beroepsgeheim hiervoor een belemmering?
Het is goed dat bij de aanpak van verslavingsproblemen onder jongeren primair ingezet wordt op de toepassing van drang. De ontschotting tussen verslavingszorg en jeugd-ggz is daarvoor erg belangrijk. Het komt echter nog te vaak voor dat drugs vrijelijk beschikbaar zijn in jeugdinrichtingen. Hoe staat het met het drugsbeleid binnen de jeugdinrichtingen? Waarom lukt het de ene inrichting drugsvrij te blijven, terwijl het bij de andere inrichting de spuitgaten uitloopt? Wanneer stuurt de staatssecretaris de toegezegde notitie over het weren van drugs naar de Kamer? Hoe kan het gebeuren dat in de Leger des Heils-reclasseringsunit Eindhoven controlemiddelen en toezichtarrangementen onvoldoende zijn vastgelegd in een toezichtovereenkomst, waardoor het gevaar bestaat dat er tijdens het toezicht niet altijd wordt toegezien op de risicofactoren die vooraf bepaald zijn door middel van RISc?
De voorgestelde maatregelen klinken mevrouw Azough (GroenLinks) als muziek in de oren. Mensen zijn gedurende de detentietijd aan de overheid overgeleverd. Die tijd moet benut worden voor resocialisatieactiviteiten en voor behandeling van verslavingsproblemen.
Terecht vraagt de verslavingsreclassering zich af of een verdubbeling van het aantal behandelplekken mogelijk is. Er bestaat onduidelijkheid over de gevolgen van het project «Overheveling zorgverlening» van VWS naar Justitie. Gaat het lukken de door de minister gedane toezeggingen op dat punt na te komen?
Bij de behandeling van het wetsvoorstel over de ISD-maatregel was één onderdeel voor beide Kamers cruciaal: ruimte voor behandeling. Die behandeling is echter in de huidige sobere maatregel niet cruciaal, waardoor zij minder effectief is dan gewenst is. Hoe wordt het aantal behandel-plekken überhaupt opgevuld? Wat houdt de zorg in de ISD-maatregel concreet in?
Er is een meerjarige financiering nodig om te investeren in personeel en in faciliteiten voor zorgtoeleiding om de gewenste verdubbeling te realiseren. In de afgelopen jaren waren er echter regelmatig problemen bij de daadwerkelijke financiering van dergelijke ambities. Zonder een structurele financiële onderbouwing is het traject gedoemd te mislukken. In haar brief wijdt de staatssecretaris slechts twee zinnen aan de nazorg. Dat is nogal mager, gelet op het feit dat voor terugdringing van recidive continuïteit van nazorg cruciaal is. Welke concrete voorstellen zijn er op dat punt?
Evenzeer cruciaal is de terugkeer van de verslavingsreclassering in detentie. De resultaten van de inventarisatie door de SVG zijn zorgwekkend en in tegenspraak met wat de staatssecretaris zegt. Klopt de informatie van de staatssecretaris of die van de verslavingsreclassering? – Wat is het oordeel van de staatssecretaris over het bericht dat alle partners in het maatschappelijk veld vinden dat bureaucratie een groot probleem is en het succes van de Veiligheidshuizen in de weg staat? – Wanneer komt de staatssecretaris met de voorstelde verkenning naar de verslavingsproblematiek in justitiële jeugdinrichtingen en het daarop gerichte beleid?
De heer De Roon (PVV) vindt de brief van 17 juli 2007 veel te vaag. De meest tastbare doelstelling daarin is een verdubbeling van het aantal verslaafden dat onder justitiële drang naar zorg wordt toegeleid. Het zou echter beter zijn geweest als de staatssecretaris gekozen had voor een halvering van het aantal gepleegde misdrijven door verslaafden. Is zij bereid alsnog zo’n doelstelling te formuleren en zich hard te maken voor het bereiken ervan?
De aanpak van verslaafde criminelen is veel te vrijblijvend. De bewindslieden hebben het voornamelijk over het in gang zetten van andere werkwijzen en maken nauwelijks melding van beoogde resultaten en termijnen. Op het punt van «zorg met een hek» is als doelstelling geformuleerd «een betere afstemming van het beveiligingsniveau van zorgvoorzieningen op het recidive- en gevaarsrisico». Dat is toch geen beleidsvisie? In welke omvang en mate schiet de beveiliging tekort? Wat wil het kabinet doen om het te verbeteren?
Mogelijkheden tot verbetering kunnen niet meer dan een tussendoel zijn. Re-integratie en terugdringing van recidive moeten het echte doel zijn. De belastingbetaler betaalt niet om de zorg- en reclasseringsbranche in stand te houden. Hij wil resultaten zien: minder criminaliteit en een betere re-integratie.
De beoogde maatschappelijke resultaten schieten duidelijk tekort. Het kabinet moet dus zijn huiswerk overdoen en binnen drie maanden met een nota komen over het justitieel verslavingsbeleid waarin per beleidsdoel veel helderder wordt aangegeven wat het beoogde maatschappelijk effect is, hoe groot dat moet zijn en hoe dat gemeten kan worden, waarbij tevens tijdsdoelen worden gesteld. Wat zijn de kosten van al die doelen in termen van geld en menskracht? Wat is het kabinetsstandpunt over de eigen verantwoordelijkheid van verslaafde criminelen? Kan de staatssecretaris de Kamer informeren over de signalen vanuit het politiekorps Amsterdam-Amstelland dat verslaafden methadonpillen opsparen om er vervolgens cocaïne of heroïne voor te kopen?
Antwoord van de regering
De staatssecretaris van Justitie benadrukt dat de brief van 17 juli 2007 een belangrijke koerswijziging bevat als het gaat om de vraag hoe om te gaan met de combinatie van verslavingsproblematiek en crimineel gedrag. Als Kamerleden vinden dat de brief vaag is en geen concrete doelen bevat, wordt dat mede veroorzaakt door het feit dat deze dateert uit juli vorig jaar. Na die datum zijn vele kabinetsplannen gepresenteerd die wel degelijk concrete doelen bevatten. Het programma «Veiligheid begint bij Voorkomen» legt een stevig accent op preventie. De periode waarin iemand onder justitieverantwoordelijkheid valt, staat niet op zich, maar is een levensfase. Als deze fase te veel losgekoppeld wordt van de levensfasen voor en na detentie, gaat het vaak fout. Concreet doel is: een vermindering van criminaliteit met 25% en van recidive met 10% gedurende deze kabinetsperiode. Dit kan alleen worden bereikt door het aanpakken van de verslavingsproblematiek van gedetineerden of verdachten. Samenwerking tussen Justitie en VWS is van groot belang teneinde een blijvende oplossing te vinden voor de problemen van individuele personen. Na beëindiging van detentie mag de zorg niet ophouden. Het bestaande systeem zal beter worden gebruikt. Er zal vaker gekozen worden voor bijzondere voorwaarden bij voorlopige hechtenis teneinde bij een persoon, met name kortgeplaatsten, een gedragsverandering te bewerkstelligen, in plaats van voor een «kale», onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Na detentie mag men niet op straat belanden, maar moet men verder geholpen worden. Vroeger werd aan het systeem van vervroegde invrijheidstelling geen enkele voorwaarde verbonden. Thans is als algemene voorwaarde gesteld dat mensen zich niet meer schuldig mogen maken aan strafbare feiten. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden ter voorkoming van recidive in het leven geroepen, gericht op de specifieke elementen van een persoon Een belangrijke verbetering van de forensischezorgverlening aan verslaafden is gelegen in het feit dat vanaf 1 januari 2008 Justitie de zorgplekken inkoopt. Hiermee kan het ministerie eisen stellen aan de kwaliteit van zorgverlening maar ook aan
het beveiligingsniveau. Het kabinet heeft heel veel extra financiële middelen gereserveerd voor extra zorgplekken, oplopend tot 13,5 mln. in 2011.
Er komt speciale aandacht voor mensen met een combinatie van problemen op het gebied van verslaving, psychische gesteldheid en licht verstandelijke beperkingen. Hier kan niet worden volstaan met een eendimensionale aanpak. Er zullen 700 extra plekken binnen detentie worden gecreëerd, waarvan 350 binnen de justitiële inrichtingen en 350 bij de ggz.
Justitie en VWS werken samen op het punt van continuïteit in de zorg tijdens en na detentie. De Veiligheidshuizen creëren een structuur waarbij alle instellingen fysiek naast elkaar zitten. Daardoor weet men van elkaar dat een persoon in een bepaalde instelling in behandeling is. In de praktijk maakt dit een groot verschil uit. Het concept van de Veiligheidshuizen zal landelijk uitgerold worden.
In de brief van 17 juli 2007 zijn slechts drie regels gewijd aan de nazorg, omdat deze verwijzen naar een aantal brieven die de Kamer op een later moment heeft ontvangen. In die recentere brieven is uitgebreid ingegaan op de vraag hoe de nazorg vormgegeven wordt en hoe alle actoren, gemeenten, Justitie en zorginstellingen, ervoor moeten zorgen dat het gebeurt. Alle gedetineerden moeten worden gescreend, waarbij er een verschil is tussen screening van kortverblijvenden en van lang-verblijvenden. Voor kortverblijvenden is er weinig tijd om gedurende detentie te interveniëren; daarom moet er dus een goede overdracht zijn. Bij langverblijvenden kan meer geïntervenieerd worden gedurende detentie. De grens ligt bij een detentieperiode van vier maanden. Er worden behandelprogramma’s ontwikkeld die gericht zijn op re-integratie. Het bestuursakkoord met de gemeenten zorgt ervoor dat de gemeenten de nazorg bieden, met name ook na een justitiële titel. Het plan van aanpak «Sluitende Aanpak Nazorg» zal voor de zomer aan de Kamer worden toegezonden.
De staatssecretaris heeft veel vertrouwen in de voorgestane aanpak en in alle organisaties die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de visie. Iedereen is er zich van bewust dat deze aanpak nodig is om resultaten te boeken. Uitvoering ervan is echter geen sinecure, omdat er zoveel organisaties en bestuurslagen bij betrokken zijn. Momenteel vindt een wetsevaluatie ISD plaats. Vooruitlopend daarop worden de mogelijkheden onderzocht ter verbetering van uitvoering van de maatregel. Daarmee staat vast dat op dit moment de uitvoering niet optimaal is. Justitie heeft met partners al een nadere diagnose gesteld, waarbij vooral gekeken is naar de factoren die van belang zijn bij de instroom van veelplegers in de ISD, naar de aanpak tijdens detentie en doorplaatsing naar de ggz en naar de extramurale fase in combinatie met nazorg. Gebleken is dat er geen belangrijke belemmeringen zijn voor de instroom. Er zijn echter wel aanloopproblemen. De ISD-capaciteit wordt niet volledig benut omdat alleen al het dreigen met de maatregel ervoor zorgt dat mensen meewerken aan een drangtraject. Door mee te werken ontsnapt een veelpleger aan bijvoorbeeld twee jaar gevangenisstraf. De samenleving ondervindt de meeste overlast van deze groep veelplegers. Die overlast wordt verminderd omdat mensen voor een langere periode worden opgesloten. De verbetering is gelegen in het feit dat het geen «kale» detentie is: de detentieperiode wordt maximaal gebruikt wordt om de kans op recidive te verminderen.
Tijdens de ISD-maatregel wordt concreet gewerkt aan de behandeling van verslaving en gezondheidsklachten. Psychische klachten worden gediagnosticeerd en behandeld door middel van medicatie. Dat laatste gebeurt echter niet optimaal door diverse oorzaken. De ISD-evaluatie zal worden samengevoegd met het onderzoek naar de uitvoeringspraktijk dat de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) momenteel verricht. De RSJ heeft al concrete verbeterpunten aangegeven. Met behulp van al die
bouwstenen kan de staatssecretaris de Kamer in april informeren over de plannen voor de ISD-maatregel. Daarin zal ook een reactie op het convenant tussen ggz en verslavingsreclassering opgenomen worden. Zelfs in de huidige situatie is het niet terecht om te spreken van «hokjes-denken». ISD is een maatregel voor gewone detentie, terwijl tbs van een heel andere orde van grootte is. Het maakt inderdaad niet uit wat de justitiële titel is, zolang maar de juiste zorg geboden wordt. De nieuwe Directie Forensische Zorg kan er nu juist over de gehele linie voor zorgen dat mensen de zorg krijgen die zij nodig hebben. Daardoor kan criminaliteit teruggedrongen worden. Essentieel daarvoor is een goed werkende inkoopfunctie.
De voorgestane aanpak om straf en zorg op elkaar te laten aansluiten gaat al veel verder dan de scenario’s die in het RMO-rapport worden geschetst. Het streven van dit kabinet is gericht op meer zorg in een strafrechtelijk kader. De eerste variant in het rapport komt daar nog het dichtst bij in de buurt.
Het is terecht om onderscheid te maken tussen justitiële gedragsinterventies bij verslaafden en niet-verslaafden. De Interventiematrix uit 2004 van de beleidsgroep Justitiële Verslavingszorg geeft enigszins aan welke interventies er zijn en wat het effect daarvan is. Reclassering, verslavingsreclassering en verslavingszorg ontwikkelen een aanbod van effectieve gedragsinterventies. De Erkenningscommissie Gedragsinterventies bekijkt of ze echt werken en of ze wetenschappelijk onderbouwd zijn. Vanaf 2011 worden alleen nog maar erkende gedragsinterventies gefinancierd. In de verslavingszorg is thans de leefstijltraining voor verslaafden en justitiabelen voorlopig erkend. Deze wordt nu in de praktijk getest en daarna geleidelijk ingevoerd. De terugvalpreventietraining is nog niet erkend. Dit jaar wordt opnieuw een verzoek tot erkenning van de training ingediend. De erkenningscommissie daagt dus uit tot verbetering van interventies waaraan wordt getwijfeld. Er wordt thans onderzoek verricht naar de mogelijkheid specifieke trainingen te ontwikkelen voor mensen die onder invloed van alcohol delicten hebben gepleegd.
Het spreekt voor zich dat ggz en verslavingsreclassering alleen willen werken op basis van meerjarige afspraken. Het gaat hier om dure klinische zorgplekken, welke blijvende instrumenten zijn om tot een vermindering van criminaliteit te komen.
Het lijkt erop dat de Kamer de oude situatie van de vaste reclasserings-plekken in de detentiecentra terug wil halen. Deze plekken zijn echter nooit weggeweest. DJI kan de reclassering, op afroep, betrekken bij de diagnosestelling of bij de inventarisatie van de zorgbehoefte voor met name kortgestraften. Bekeken wordt hoe dat verbeterd kan worden. De reclasseringsorganisaties zijn betrokken bij de ontwikkeling van de visie over zorg tijdens en na detentie. Het is maar de vraag of de terugkeer van permanente reclasseringsplekken past binnen deze visie. De veronderstelling dat de reclassering zorg biedt in detentie is onjuist. De reclasserings-organisaties moeten zich vooral richten op reclasseringstaken. De verslavingszorg heeft daarentegen wel een taak in de detentiecentra; daarin wordt voorzien door de inkoop van zorgplekken. Voor een deel is het TR-programma in de plaats gekomen van de reclassering bij langgestraften; voor een ander deel is dat programma vormgegeven door de vernieuwing van de forensische zorg. De combinatie van die maatregelen zorgt voor een effectievere benadering. Met al die elementen wordt hetgeen de Kamer wil beter bereikt dan door terug te keren naar de oude situatie. Voor kortgestraften zal de mening van de reclasserings-organisaties over een permanente aanwezigheid worden meegenomen in de uitwerking van de kabinetsplannen. Het kabinet voert de motie-Van Velzen c.s. uit. Deze vraagt niet om het terugbrengen van de reclassering in de detentiecentra, maar om meer eigen ruimte en vrijheid voor de reclasseringsorganisaties om het toezicht vorm te geven et cetera. De
staatssecretaris wacht voorstellen van de reclasseringsorganisaties af over de vraag hoe de motie uitgevoerd moet worden. Daarna zal zij de Kamer informeren.
Afschaffing van de verslavingsbegeleidingsafdeling (vba) heeft alles te maken met de nieuwe visie. Wat is detentie en hoe ga je om met gedetineerden? De vba is thans een van de 40 differentiaties. Dat aantal wordt teruggebracht tot zes. De verslavingszorg die de vba verleende, bestaat nog steeds en functioneert beter dan voorheen.
De staatssecretaris zegt toe de Kamer zeer binnenkort te informeren over bestrijding van middelengebruik, met name over aard en reikwijdte van het onderzoek «Drugs in detentie». Daarna kan de Kamer beoordelen of dit het type onderzoek is dat zij wenst.
Het toezicht door de reclasseringsorganisaties is een ontzettend belangrijke voorwaarde om dat te kunnen doen wat de bewindslieden voorstaan. Meer bijzondere voorwaarden en meer voorwaardelijke straffen zijn alleen maar mogelijk als er een goed toezicht is. In alle gevallen moeten toezichthouders aan het OM (Openbaar Ministerie) melden als gedetineerden zich niet houden aan de voorwaarden. Met name bij ernstige delicten moet zo’n melding leiden tot een optreden van het OM. In dat geval zullen de voorwaarden worden bijgesteld of zal de voorwaardelijke straf worden omgezet worden in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De doorlichting van het toezicht door de ISt vormt een waarborg voor de kwaliteit van het toezicht.
De ambitie om het aantal zorgplekken te verdubbelen tot 6000 is fors. De staatssecretaris heeft er vertrouwen in dat deze ambitie gerealiseerd wordt.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderstreept het belang van de samenwerking tussen VWS en Justitie. Het disciplinerend kader van Justitie kan als een stok achter de deur werken voor de benodigde hulpverlening. Dit kan leiden tot zowel criminaliteitspreventie als betere gezondheidszorg.
Forensische verslavingsklinieken als de Piet Roordakliniek zijn bestemd voor ernstig psychiatrische patiënten. In de regel hebben zij een ernstig geweldsdelict gepleegd. Iedereen in deze kliniek heeft een strafrechtelijke titel. Bij hen ligt de nadruk op behandeling van de persoonlijkheidsstoornis en van de achterliggende psychiatrische stoornissen en op beheersing van de verslaving.
Er wordt meer en meer gekeken naar de effectiviteit van interventies. Deze wordt ook vaker gemeten. Dat is een van de redenen waarom kwaliteitsindicatoren een rol gaan spelen. Het is goed dat daarbij aangesloten wordt bij de «evidence-based» benaderingen; als die er niet zijn, wordt aangesloten bij de «best practices». Uitgangspunt daarbij is dat maatwerk geleverd kan worden. Er moet ook ruimte zijn voor innovatie, zowel op wetenschappelijk gebied als in het veld.
De aanpak staat een naadloze aansluiting tussen zorg en Justitie voor. Voor de nazorg zijn belangrijke afspraken op het gebied van inkomen, huisvesting van en zorgverlening aan betrokkenen met de gemeenten gemaakt. De continuïteit van de zorgverlening moet gewaarborgd worden. Justitie moet dit als voorwaarde stellen bij het sluiten van contracten voor zorginkoop. Voorwaarden hiervoor zijn dat de zorg verleend wordt op het moment dat de betrokkene zijn justitiële titel verliest en dat financiering van de zorgverlening wordt gewaarborgd door de zorgkantoren dan wel zorgverzekeraars. Verslavingszorg moet dus wel voldoende aangeboden worden, vooral ten behoeve van chronisch verslaafden. GGZ Nederland heeft een wachtlijstinventarisatie verricht, waaruit bleek dat vooral behoefte bestaat aan laagdrempelige klinische voorzieningen en aan beschermde woonvormen. De WTZI (Wet toelating zorginstellingen) biedt voldoende mogelijkheden om de klinische behandelingscapaciteit uit te breiden. Er is geen financieel plafond. Er is
daarentegen wel een zorgplicht krachtens de AWBZ en de Zorg-verzekeringswet. VWS heeft geen sturende rol, maar door zijn inkoopfunctie kan Justitie zijn zorgvraag duidelijk maken aan de zorginstellingen. VWS attendeert zorginstellingen er wel op de capaciteit ook daadwerkelijk te realiseren en om de financiële ruimte te claimen. Voor de bestrijding van het gebruik van verslavende middelen in instellingen is een aantal invalshoeken belangrijk: de schade aan de gezondheid, de vraag of een middel verslavend is en de vraag in hoeverre een middel onvoorspelbare effecten heeft. Die onvoorspelbare effecten vormden voor de minister de reden om paddo’s te verbieden, ondanks het feit dat het CAM (Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs) adviseerde dat niet te doen.
Er is allerminst een belemmering op het gebied van het medisch beroepsgeheim tussen zorgverleners binnen en buiten detentie. Geregistreerde behandelaars kunnen onderling informatie opvragen. De Wet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg) staat aan die informatieuitwisseling niet in de weg.
Het is nauwelijks mogelijk methadonpillen op te sparen om ze vervolgens te verkopen voor heroïne en cocaïne. Regelmatig wordt via urinecontroles gecontroleerd of verslaafden de methadon hebben ingenomen en of zij geen andere middelen hebben ingenomen. Mocht blijken dat iemand de methadonpillen niet slikt, moet hij dat ter plekke doen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie, De Pater-van der Meer
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en
Sport,
Smeets
De griffier van de vaste commissie voor Justitie, Nava