Brief minister over het project 'Van probleemwijk naar prachtwijk' - Aanpak Wijken - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 1 toegevoegd aan dossier 30995 - Aanpak Wijken.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Aanpak Wijken; Brief minister over het project 'Van probleemwijk naar prachtwijk' |
---|---|
Documentdatum | 22-03-2007 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST106072 |
Kenmerk | 30995, nr. 1 |
Van | Wonen, Wijken en Integratie (WWI) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2006–2007
30 995
Aanpak Wijken
Nr. 1
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 maart 2007
In het Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie van 7 februari 2007 worden onder de pijler Sociale samenhang vier projecten opgevoerd, waarvan er twee onder mijn verantwoordelijkheid vallen. Dit zijn de projecten «Van probleemwijk naar prachtwijk» en het «Deltaplan Inburgering».
Het kabinet wil het tij keren in die wijken, waarin sprake is van aanzienlijke leefbaarheidsproblemen. Het accent ligt op wonen, werken, leren, integreren en veiligheid. Daarom is het noodzakelijk om reeds op korte termijn samen met de gemeenten actieplannen op wijkniveau te kunnen vaststellen. Hierbij zullen de lokale stakeholders een centrale rol vervullen. Het is nodig om focus aan te brengen op die wijken waar sprake is van een cumulatie van problemen.
Het kabinet heeft er vertrouwen in, dat we in een gezamenlijke aanpak met lokale spelers een positieve ontwikkeling kunnen inzetten die leidt tot krachtige wijken.
Maatschappelijke situatie
In zijn brief aan uw Kamer van 1 november 2006 over de toekomstverkenning stedelijke vernieuwing heeft mijn ambtsvoorganger gesteld, dat in circa 140 wijken in Nederland sprake is van een cumulatie van fysieke en sociaal-economische achterstanden en problemen (TK 2006– 2007, 30 128, nr.12). Maatschappelijke problemen komen in deze wijken veelvuldig en naast elkaar voor. Een gemiddeld genomen lager inkomen, een hogere werkloosheid, woningen van een lagere kwaliteit en een hoger ervaren sociale en fysieke overlast zijn kenmerken voor deze wijken. Tevens wordt er in deze wijken veel meer verhuisd en voelen de bewoners in deze wijken zich minder gezond. Voor in elk geval 40 van deze 140 wijken geldt dat het beeld nog slechter is. De 40 wijken treft u aan in de bijlage 11. Daar waar voor het merendeel van de door mijn ambtsvoorganger genoemde 140 wijken het reeds in gang gezette beleid volstaat, is in de gemeenten met de 40 wijken het gevaar van een toenemende tweedeling prominent aanwezig en dient derhalve een extra
inspanning door alle betrokkenen te worden geleverd. De kloof tussen deze en andere wijken wordt eerder groter dan kleiner.
Middeninkomens trekken weg naar andere, betere wijken of omliggende gemeenten, terwijl tegelijkertijd huishoudens met lagere inkomens en kansarmen instromen of achterblijven. Juist in deze 40 wijken lopen huishoudens in een kwetsbare positie een grotere kans om de aansluiting bij de samenleving kwijt te raken of hebben die aansluiting reeds verloren. De wijk verliest haar voorzieningen en door een laag opleidingsniveau en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal vinden veel bewoners geen aansluiting met de arbeidsmarkt.
Wijkenselectie
De inzet zal geconcentreerd worden op in elk geval deze 40 wijken, en binnen die wijken op de terreinen wonen, leren, werken, integreren en veiligheid.
Voor de selectie van de wijken heeft gedegen onderzoek plaatsgevonden. Met de ontwikkeling van de systematiek om tot een selectie van wijken te komen is vijf jaar geleden een aanvang gemaakt. Van het begin af aan is hierbij de invalshoek geweest om naast wonen nadrukkelijk ook de sociaal-economische aspecten en de leefsituatie van bewoners te betrekken. Bij de ontwikkeling van dit instrumentarium zijn de gemeenten betrokken geweest.
Ter voorbereiding van mijn vaststelling van de selectie van wijken is overleg geweest met de betrokken gemeenten en een delegatie van de VNG. De selectie van de wijken zelf heeft in overleg met de desbetreffende gemeenten de afgelopen dagen zijn beslag gekregen. Ik heb hierbij in de afgelopen periode bewust snelheid in het proces aangebracht, zodat het mogelijk wordt om het Actieplan Krachtige wijken nu ook daadwerkelijk met de gemeenten en de betrokken partijen in de wijken te kunnen ontwikkelen.
De selectie van deze wijken is zorgvuldig uitgevoerd, waarbij als belangrijke randvoorwaarden golden de beschikbaarheid en de eenduidigheid van de gewenste informatie. In de komende maanden is het denkbaar, dat bij de uitwerking van het actieplan er incidentele aanpassingen in de lijst plaatsvinden.
Om tot een goede selectie van wijken te komen is gebruik gemaakt van een onderzoeksbasis, die gedurende de afgelopen vijfjaar is opgebouwd, onder andere om tot een goede onderbouwing te komen van de achterstandswijken in het kader van de stedelijke vernieuwing. Dit heeft geresulteerd in een viertal maten, waarmee sociaal-economische en fysieke achterstanden en problemen in beeld gebracht worden. Aan de vier maten liggen 18 indicatoren ten grondslag (zie bijlage 2)1. Voor het bepalen van de wijken met de grootste cumulatie van achterstanden en problemen zijn de volgende invalshoeken gebruikt:
-
•feitelijke gegevens over de sociaal-economische positie van huishoudens in de wijk en over de kwaliteit van de wijk. Deze items zijn in het onderzoek ondergebracht onder:
-
-Sociaal-economische achterstanden
-
-Fysieke achterstanden.
-
•de oordelen van de bewoners over leefbaarheidsaspecten m.b.t. de wijk en haar bewoners. Deze gegevens zijn geclusterd onder:
-
-Leefbaarheidsproblemen in relatie tot sociaal-economische problematiek
-
-Fysieke problemen.
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Bij de bepaling van de wijken met de grootste cumulatie van achterstanden en problemen is gekeken naar de achterstand van een wijk ten opzichte van het landelijke gemiddelde1. Hoeveel bewoners zeggen problemen te hebben op een bepaald aspect van de leefbaarheid in de wijk? Naarmate het aandeel mensen dat een probleem ervaart op een specifiek leefbaarheidaspect groter is, is het probleem in de wijk ook groter. Dit oordeel van bewoners wordt afgeleid uit grote steekproef-onderzoeken: het Woningbehoeftenonderzoek (WBO) en de opvolger daarvan het Woon Onderzoek Nederland (WoON) uit 2006. Per indicator is gekeken wat het verschil in score van een wijk is ten opzichte van het landelijke gemiddelde. Als dit verschil groot is (een afwijking van meer dan tweemaal de standaarddeviatie), wordt dit gezien als achterstand of probleem.
Elk van de vier maten weegt even zwaar in de beoordeling van de wijk. Bij een maat die is opgebouwd uit 3 indicatoren telt de indicator voor eenderde mee, bij een maat die is opgebouwd uit 5 indicatoren telt elke indicator voor eenvijfde mee.
Beeld van de achterstandssituatie in wijken
De geselecteerde 40 wijken scoren op een aantal belangrijke kenmerken aanzienlijk slechter dan andere wijken in Nederland. Het gemiddelde huishoudinkomen ligt met €22 000,–, ruim 25% lager ten opzichte van Nederland (€30 000,–), het aandeel werkenden in de wijkbevolking ligt met 53% substantieel lager (landelijk 64%), het aandeel woningen in de voorraad met een lage kwaliteit is 2,5 maal zo hoog, en ook de sociale en fysieke kwaliteit is er aanzienlijk slechter; de overlastindexen die deze slechte kwaliteit uitdrukken liggen er respectievelijk 21 en 13 punten boven het Nederlands gemiddelde.
Het gebruik van de 18 indicatoren voor de selectie van wijken levert een beeld op, dat een eenduidige samenhang vertoont met andere problemen en achterstanden in wijken. Uit de analyse van de aandachtswijken in het Woningbehoefte Onderzoek blijkt dat mensen in aandachtswijken zich minder gezond voelen dan mensen in andere wijken: zo’n 90 procent van de mensen in Nederland voelt zich gezond, terwijl dat in de geselecteerde wijken zo’n 5 tot 10 procent lager ligt. Dit verschil geldt voor alle leeftijdsgroepen. Verder is het aandeel allochtonen in de wijkbevolking in deze wijken met circa 50 procent veel hoger dan het landelijk gemiddelde.
Een extra inspanning bovenop het huidige beleid
1 Het werken met afwijkingen t.o.v. het landelijke gemiddelde is ook een systematiek die in Engeland wordt gebruikt. De «targets» die men in Engeland gebruikt zijn ook geformuleerd in termen van het verkleinen van de afstand tussen de scores van de slechtste wijken en het landelijke gemiddelde.
In de komende maanden zal de lokale stakeholders worden gevraagd om input te leveren voor de actiepunten, die in de wijk moeten worden aangepakt. Dit moet resulteren in een convenant, dat ik in oktober 2007 met alle gemeenten over de geselecteerde wijken wil hebben afgesloten. In het plan van aanpak voor het Actieplan Krachtwijken, dat ik verwacht in de tweede helft van april naar uw Kamer te kunnen sturen, zal ik aangeven welke thema’s in de convenanten aan de orde komen, hoe het proces vorm krijgt, en welke partijen en stakeholders op het lokale niveau het verschil gaan maken. Het expliciteren van de rol en verantwoordelijkheden van de stakeholders, inclusief de verdeling van de beschikbare middelen, is hierbij cruciaal. In de convenanten worden de prestaties zodanig gedefinieerd, dat duidelijk is op welke punten in onze kabinetsperiode het verschil wordt gemaakt, wie waarvoor verantwoordelijk is en waar de rijksoverheid op wordt aangesproken. Deze afspraken betekenen een intensivering van de bestaande GSB/ISV-convenanten en de afspraken die in het kader van de Midterm review van het GSB, die momenteel wordt voorbereid, aanvullend zullen worden gemaakt teneinde de noodzakelijke focus aan te kunnen brengen.
Wijkentoer
In de periode tot eind juni aanstaande wil ik alle geselecteerde wijken bezoeken. De bezoeken wil ik gebruiken om nieuwe ideeën te verzamelen, partijen te inspireren en uit te nodigen om zelf een bijdrage te leveren. De gesprekken in de wijk wil ik voeren met de gemeenten, bewoners, en vrijwilligers, professionals en bestuurders van lokale organisaties. Deels zullen deze gesprekken in breed verband worden gevoerd (breedte van de wijkproblematiek), deels meer themagericht (op één of twee hoofdproblemen de diepte in).
Vanuit de wijkenaanpak zal ik de relatie leggen met de andere projecten uit de pijler sociale samenhang, nl.»Deltaplan Inburgering», «Kansen voor kinderen» en «Iedereen doet mee» en het project «Aanval op de schooluitval» en «Veiligheid begint bij voorkomen» uit andere pijlers. Een gecombineerde aanpak staat voorop en daarom zal ik een aantal wijk-bezoeken – daar waar de bezoeken raakvlakken hebben met hun eigen portefeuille – samen met mijn collega bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Jeugd en Gezin afleggen. Het eerste wijkenbezoek vindt plaats op 26 maart 2007 in Rotterdam-Zuid. De voortgang van de wijkentoer is te volgen op de website www.wweni.nl, die op 26 maart aanstaande van start gaat. De resultaten van de wijkentoer zullen worden verwerkt in het Actieplan Krachtwijken.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie, C. P. Vogelaar