Brief minister over thuisonderwijs - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007 - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan wetsvoorstel 30800 VIII - Vaststelling begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen 2007.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007; Brief minister over thuisonderwijs |
---|---|
Documentdatum | 21-09-2006 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST100964 |
Kenmerk | 30800 VIII, nr. 3 |
Van | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2006–2007
30 800 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2007
Nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 september 2006
In Nederland laten zo’n 100 gezinnen hun kinderen om levensbeschouwelijke redenen niet naar school gaan. In mijn notitie «Thuisonderwijs in Nederland» (Kamerstukken II 2002/2003, 28 600 VIII, nr. 128) heb ik aangekondigd de voorwaarden hiervoor te veranderen in de Leerplichtwet 1969. In de notitie stond dat ouders alleen nog vrijstelling konden krijgen als ze zorgden voor een alternatieve onderwijsvorm voor hun kinderen. Verder moesten ze akkoord gaan met toezicht van de Inspectie van het Onderwijs.
Na het uitbrengen van de notitie heb ik intensief overlegd met belanghebbenden en de Inspectie van het Onderwijs. En ik heb Andersson Elffers Felix (AEF) aanvullend onderzoek laten doen naar het toezicht op thuis-onderwijs. Dat onderzoek is u per brief van 3 februari jl. aangeboden (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 VIII, nr. 185). Uit dat overleg en het onderzoek bleek dat het wenselijker was om een beperkter wetsvoorstel in te dienen dan ik eerste instantie van plan was.
Wat overeind blijft is dat de leerplichtambtenaar alleen een verzoek tot vrijstelling zal accepteren als de ouders verklaren ervoor te zorgen dat hun leerplichtige kind onderwijs ontvangt. Ze moeten daarbij ook aangeven hoe dat onderwijs vorm krijgt.
Het toezicht van de inspectie blijkt echter bij nader inzien niet nodig. Als ouders in gebreke blijven en toch hun kind thuishouden, kan de leerplichtambtenaar relatief eenvoudig ingrijpen. Dat is efficiënter dan regulier toezicht van de inspectie, dat onevenredig veel tijd en geld zou kosten. Bovendien voorkomt het dat de inspectie dan in discussies over ouderlijke opvoeding verward raakt.
Een ander belangrijk voordeel van de inzet van de leerplichtambtenaar is dat ouders zich niet voortdurend aan de inspectie hoeven te verantwoorden en dat hun administatieve lasten dus beperkt blijven.
Ik zal het wetsvoorstel voor advies voorleggen aan de Onderwijsraad. Omdat ook nog tijd nodig is voor interdepartementaal overleg en de procedure bij de Raad van State, is de planning dat het wetsvoorstel volgend jaar naar uw Kamer gaat.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. J. A. van der Hoeven