Voorstel van wet - Wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen

Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 30661 - Wijziging van de Telecommunicatiewet (antenneregister, uitbreiding van het verbod op spam) i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen; Voorstel van wet  
Document­datum 18-08-2006
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST99917
Kenmerk 30661, nr. 2
Van Economische Zaken (EZ)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2005–2006

30 661

Wijziging van de Telecommunicatiewet verband houdende met de instelling van een antenneregister, de uitbreiding van het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie alsmede regeling van diverse andere onderwerpen

Nr. 2

VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Telecommunicatiewet te wijzigen teneinde een antenneregister in te stellen; dat het voorts wenselijk is het verbod op het verzenden van ongevraagde elektronische communicatie voor marketingdoeleinden zonder voorafgaande toestemming uit te breiden naar communicatie aan rechtspersonen en diverse andere onderwerpen te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Telecommunicatiewet wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.5, eerste lid, laatste volzin, vervalt de zinsnede «alsmede de beperkingen waaronder de vergunning wordt verleend en de voorschriften die aan de vergunning worden verbonden».

B

Het eerste lid van artikel 3.10 komt te luiden:

  • 1. 
    Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, toestemming geven tot een gebruik van de frequentieruimte dat afwijkt van het bepaalde bij of krachtens dit hoofdstuk, wanneer dit noodzakelijk is:
  • a. 
    ter voorkoming, beëindiging of opsporing van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat gezien zijn aard of de samenhang met andere strafbare feiten een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert;
  • b. 
    ter vaststelling van de verblijfplaats van een aan te houden persoon

op de voet van het bepaalde in artikel 565, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;

  • c. 
    ter vaststelling van de plaats waar zich een persoon bevindt van wie moet worden gevreesd dat deze in acuut levensgevaar verkeert of ter beëindiging van een zodanig acuut levensgevaar;
  • d. 
    ten behoeve van oefendoeleinden.

C Na artikel 3.13 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.14

  • 1. 
    Onze Minister houdt een openbaar antenneregister bij met gegevens betreffende antenne-opstelpunten, antennesystemen en antennes.
  • 2. 
    Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot:
  • a. 
    de inrichting van het register;
  • b. 
    de soorten gegevens die in het register worden opgenomen;
  • c. 
    de personen en partijen die worden verplicht tot het verstrekken van gegevens ten behoeve van het register;
  • d. 
    het tijdstip en de wijze waarop de gegevens voor opneming in het register dienen te worden aangeleverd;
  • e. 
    de wijze waarop van de gegevens kan worden kennis genomen, in het bijzonder de beschikbaarheid via het internet.

D

In artikel 4.10, achtste lid, wordt na «eerste» ingevoegd: of tweede. E Na artikel 7.2 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7.2a

  • 1. 
    De overeenkomst tussen een aanbieder en een consument met betrekking tot de levering van een elektronische communicatiedienst of programmadienst kan worden aangegaan voor onbepaalde tijd of voor een bepaalde tijd van ten hoogste twee jaar.
  • 2. 
    De consument kan de overeenkomst voor onbepaalde tijd kosteloos opzeggen.
  • 3. 
    De consument kan de overeenkomst voor bepaalde tijd in elk geval na één jaar opzeggen. Slechts indien de overeenkomst voorziet in door de consument periodiek te betalen vaste vergoedingen, kan de consument bij overeenkomst worden verplicht om bij tussentijdse beëindiging een vergoeding te betalen. De vergoeding is niet hoger dan het totaal van de resterende vaste vergoedingen.
  • 4. 
    De bij de opzegging van een overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd door de consument in acht te nemen opzegtermijn is in alle gevallen niet langer dan vier weken.

F

Artikel 11.7 wordt gewijzigd als volgt:

  • a. 
    In het eerste lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het tweede en derde lid.
  • b. 
    Onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot het derde tot en met het vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
  • 2. 
    Indien de abonnee bedoeld in het eerste lid een rechtspersoon is dan wel een natuurlijke persoon die handelt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, geldt met betrekking tot het door middel van elektronische berichten overbrengen van ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden dat geen voorafgaande toestemming is vereist:
  • a. 
    indien de verzender bij het overbrengen van de communicatie gebruik maakt van elektronische contactgegevens die door de abonnee daarvoor zijn bestemd en bekendgemaakt, en deze zijn gebruikt in overeenstemming met de door de abonnee aan die contactgegevens verbonden doeleinden, of
  • b. 
    indien de abonnee is gevestigd buiten de Europese Economische Ruimte en voldaan is aan de in het desbetreffende land geldende voorschriften met betrekking tot het verzenden van ongevraagde communicatie.
  • c. 
    Het vijfde lid komt te luiden:
  • 5. 
    Het gebruik van andere dan de in het eerste lid bedoelde middelen voor het overbrengen van ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden aan abonnees is toegestaan, tenzij de desbetreffende abonnee te kennen heeft gegeven dat hij communicatie waarbij van deze middelen gebruik wordt gemaakt niet wenst te ontvangen.
  • d. 
    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
  • 6. 
    Bij het gebruik, bedoeld in het vijfde lid wordt de abonnee bij elke overgebrachte communicatie de mogelijkheid geboden verzet aan te tekenen tegen het verder gebruik van zijn elektronische contactgegevens. Aan de abonnee worden in dat geval geen kosten in rekening gebracht van voorzieningen waarmee wordt voorkomen dat hem een ongevraagde communicatie wordt overgebracht. Artikel 41, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens is van overeenkomstige toepassing.

G

In artikel 11.8 wordt «de artikelen 11.6 en 11.7» vervangen door: de artikelen 11.6 en 11.7, vijfde en zesde lid.

H

Aan artikel 15.1, eerste lid, wordt, onder verlettering van onderdelen b tot en met i, tot c tot en met j, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. 
    de verstrekking van gegevens ten behoeve van het antenneregister, genoemd in artikel 3.14;.

I

Artikel 18.3 wordt gewijzigd als volgt:

  • 1. 
    In het eerste lid wordt «de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, bedoeld in artikel 2 van de Mededingingswet» vervangen door: het college.
  • 2. 
    Het tweede en derde lid komen te luiden: 2. Het college en de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit

maken in het belang van een effectieve en efficiënte besluitvorming gezamenlijk afspraken over de wijze van behandeling van aangelegenheden van wederzijds belang. Daartoe stellen zij een samenwerkings-

protocol op. Het samenwerkingsprotocol wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

  • 3. 
    Het samenwerkingsprotocol bevat afspraken over de uitleg van begrippen die worden gehanteerd bij de toepassing van de artikelen 24 en 88 van de Mededingingswet, indien het college die begrippen hanteert bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken,

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.