Brief minister over de informele bijeenkomst van de NAVO- en EU-ministers van Buitenlandse Zaken - Bestrijding internationaal terrorisme - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 196 toegevoegd aan dossier 27925 - Bestrijding internationaal terrorisme.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Bestrijding internationaal terrorisme; Brief minister over de informele bijeenkomst van de NAVO- en EU-ministers van Buitenlandse Zaken |
---|---|
Documentdatum | 23-12-2005 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST93627 |
Kenmerk | 27925, nr. 196 |
Van | Buitenlandse Zaken (BUZA) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2005–2006
27 925 30 300 V
Bestrijding internationaal terrorisme
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2006
Nr. 196
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 december 2005
Met verwijzing naar het verzoek van de griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 13 december jl. (kenmerk 05-BuZa-B-108) ga ik gaarne nader in op de uitkomst van de informele bijeenkomst van NAVO- en EU-ministers van Buitenlandse Zaken op 7 december 2005 aan de vooravond van de ministeriële bijeenkomst van de Noord Atlantische Raad (NAR). Daarbijis met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Rice van gedachten gewisseld over de kwestie van de gevangenhouding en transport van van terrorisme verdachte personen. Tevens wil ik u informeren over de wijze waarop de regering uitvoering geeft aan de motie-Bakker/Van Baalen inzake het naleven van de Geneefse Conventies bijde operatie Enduring Freedom (Kamerstuk 27 925, nr. 169) en de motie Van Baalen c.s. inzake de behandeling van gedetineerden bijmilitaire missies overeenkomstig de Geneefse Conventies (Kamerstuk 30 300 V nr. 55).
Tijdens het werkdiner op 7 december jl. heb ik het belang benadrukt dat de VS ondubbelzinnig duidelijk zou maken dat het Amerikaans optreden in de strijd tegen het internationaal terrorisme niet strijdig is met het internationale recht. Tijdens deze bijeenkomst verzekerde minister Rice dat de VS zich gebonden acht aan de internationale verdragsverplichtingen op het gebied van marteling. Tevens benadrukte zijdat de VS naast foltering ook wrede, onmenselijke en vernederende behandeling niet toestaat, onder geen omstandigheid, waar ook ter wereld, en dat dat geldt voor iedereen die voor de VS werkt. De VS handelden wat dit betreft conform de internationale regels inzake foltering, inclusief het op 10 december 1984 te New York tot stand gekomen VN Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (Trb. 1985, 69). Minister Rice weersprak de beschuldiging als zouden de VS gevangenen transporteren met het oogmerk ze elders aan de mogelijkheid van marteling bloot te stellen. Zij benadrukte voorts dat het VS-optreden in de strijd tegen het internationale terrorisme in overeenstemming is met de Amerikaanse Grondwet en andere nationale wetgeving, maar voegde daaraan toe dat de VS over geheime inlichtingen-
operaties geen volledige openheid kan betrachten. Ten aanzien van personen die bijAmerikaanse operaties gevangen worden genomen, stelde zijdat «unlawful combatants» conform de Geneefse Conventies worden behandeld en dat gevangen genomen Al Qaida strijders consistent met de Geneefse Conventies worden behandeld. Voor de goede orde zijhier nog vermeld dat deze aangelegenheid tijdens de ministeriële bijeenkomst van de NAR op 8 december niet meer ter sprake is gekomen, gezien de uitvoerige gedachtewisseling tijdens het werkdiner op de avond ervoor.
Bijmeer dan één gelegenheid, laatstelijk in de motie van het lid Van Baalen c.s. van 24 november 2005 en ook eerder in de motie-Bakker/Van Baalen van 5 april 2005, heeft uw Kamer verzocht er bijde regering van de Verenigde Staten op aan te dringen om in de strijd tegen het internationaal terrorisme de geldende internationale verplichtingen op het terrein van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, inclusief de Geneefse Conventies, na te komen. Zoals ik heb aangegeven tijdens de behandeling van de BZ-begroting en ook heb geantwoord op schriftelijke vragen vanuit uw Kamer, dringt de regering regelmatig bijde VS aan op naleving van de verplichtingen op het terrein van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht, inclusief de toepassing van de bepalingen van de Geneefse Conventies ten aanzien van tijdens de operatie Enduring Freedomgevangen genomen personen. Zo is dit onder meer ook aan de orde gesteld tijdens bezoeken van de Mensenrechten-ambassadeur en andere ambtenaren aan Washington alsmede tijdens mijn eigen contacten met Onderminister van Buitenlandse Zaken Zoellick op 1 april en 24 oktober jl., met Minister Rice op 6 mei en 24 oktober jl., en door de Minister-President tijdens het bezoek van President Bush op 7 mei jl. aan Nederland.
Ook in het kader van de tweejaarlijkse EU-VS mensenrechtenconsultaties, meest recent op 17 oktober jl. in Washington, is van EU-zijde aangedrongen op naleving door de VS van de Geneefse Conventies. Hetzelfde geldt uiteraard voor het gesprek met Minister Rice tijdens het diner voorafgaand aan de afgelopen NAVO ministeriële bijeenkomst. In VN-verband dringt Nederland eveneens aan op het respecteren en naleven van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht in de strijd tegen het internationaal terrorisme. Tijdens de VN-Mensenrechtencommissie en de recente Derde Commissie van de Algemene Vergadering heeft Nederland zich actief ingezet voor krachtige resoluties over de bescherming van mensenrechten in de strijd tegen het terrorisme. Hierin worden de verplichtingen van staten op het terrein van mensenrechten en internationaal humanitair recht bevestigd. Voorts heeft Nederland zich in beide organen sterk gemaakt voor een krachtige resolutie tegen martelen. In beide resoluties worden staten opgeroepen om mee te werken aan verzoeken van de Speciale Rapporteurs van de VN voor landenbezoeken, gericht op transparantie inzake gevangenenbehandeling en het verlenen van toegang tot detentiefaciliteiten.
Van de zijde van de Kamer is verzocht aan te geven welke definitie van het begrip «illegal combatant» ik hanteer. De door de VS geïntroduceerde term «unlawful combatants» wordt door Nederland afgewezen. De regering is van mening dat de Geneefse Conventies onverkort van toepassing zijn op de met die term door de VS aangemerkte personen, met de daarbij behorende rechten en bescherming. Dat wil zeggen dat een gevangene ofwel de status van krijgsgevangene heeft onder de Derde Geneefse Conventie met de daarbijbehorende rechten en bescherming, ofwel, indien die status niet kan worden toegekend, dat hijof zijde status van burger heeft onder de Vierde Geneefse Conventie. In de Nederlandse visie is het geheel van de Geneefse Conventies een sluitend systeem dat een
juridische status met navenante juridische voorzieningen biedt voor alle in de loop van militaire operaties gedetineerde personen, hetzijstrijders, hetzijburgers. Het creëren van een categorie personen die als zodanig niet voorkomt in het internationale recht is niet wenselijk daar dit onzekerheid met zich meebrengt over de rechten en bescherming die deze categorie personen toekomen. Daarbijzijoverigens opgemerkt dat het mogelijk is een burger aansprakelijk te stellen voor zijn handelen tijdens het conflict.
Nederland zal er bijde VS op blijven aandringen dat alle gevangen genomen personen correct worden behandeld en dat hen toegang wordt geboden tot een bevoegd gerecht om hun status vast te stellen. Indien zij geen krijgsgevangenen zouden zijn is toegang tot de rechter ter vaststelling van de grondslag van hun detentie noodzakelijk. Voorts blijft Nederland, mede in EU-verband, bijde VS aandringen op toegang van de VN Speciale Rapporteurs inzake mensenrechten tot Guantánamo Bay en andere detentiefaciliteiten met de voorwaarde dat deze rapporteurs in staat worden gesteld om in afzondering met gedetineerden te mogen praten.
Voorts is gevraagd in hoeverre ik de opvatting van de Amerikaanse regering deel over wat onder marteling dient te worden verstaan. Het Nederlandse standpunt houdt in dat zowel foltering als wrede, onmenselijke en vernederende behandeling en bestraffing onder geen enkele omstandigheid is toegestaan, ongeacht de nationaliteit van betrokkenen of de plaats waar zulks zou plaatsvinden.
De VS hebben voor wat betreft hun verdragsrechtelijke verplichtingen onder het VN Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing een voorbehoud gemaakt bijhet verbod op wrede, onmenselijke of vernederende behandeling. Dit voorbehoud stelt dat de VS zich slechts gebonden achten voorzover de notie van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling overeenstemt met het in het Vijfde, Achtste en Veertiende Amendement op de Amerikaanse Grondwet vastgelegde verbod op cruel, unusual and inhumane treatment. Nederland heeft op 26 februari 1996 bezwaar gemaakt tegen het Amerikaanse voorbehoud, waarbijondermeer gesteld werd dat een deel van het voorbehoud beperkingen lijkt op te leggen aan het bereik van de definities van het VN Verdrag tegen foltering. Voorts maakt de Amerikaanse wetgeving waarmee het VN Verdrag tegen foltering wordt geïmplementeerd een onderscheid tussen het verbod op marteling enerzijds, dat strafbaar is waar ter wereld ook gepleegd, en het verbod op wrede, onmenselijke of vernederende behandeling anderzijds, dat in de Amerikaanse wetgeving slechts strafbaar is gesteld voorzover het gaat om handelingen die plaatsvonden op grondgebied onder Amerikaanse jurisdictie. Tijdens een recente toepraak in Kiev stelde minister Rice dat het Amerikaanse beleid wrede, onmenselijke en vernederende behandeling of bestraffing niet toestaat en dat dat geldt voor alle personeel in dienst van de Verenigde Staten, of zijzich nu binnen de VS bevinden of daarbuiten.
Op 15 december jl. werd bekendgemaakt dat President Bush een door Senator McCain ingediend amendement op het Defensie-begrotingsvoorstel zal aanvaarden. Dit amendement, dat indien aangenomen kracht van wet zal hebben, houdt in dat alle VS-personeel zich naast foltering ook dient te onthouden van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van eenieder die zich waar ook ter wereld in VS-detentie bevindt. De precieze tekst van het amendement is momenteel nog onderwerp van bespreking, zowel in het Amerikaanse Congres als tussen het Congres en de Amerikaanse regering. Ik beschouw de discussie over dit amendement en de waarschijnlijke aanname ervan als
een belangrijk teken dat de Amerikaanse democratie in staat is om kritiek, die zowel binnenlands als internationaal wordt geuit, om te zetten in positieve veranderingen.
Concluderend ben ik van mening dat het continue en indringend aankaarten door de EU en Nederland van onze zorgen op het gebied van de handhaving van verplichtingen onder internationaal recht bijde Amerikaanse regering positief effect heeft gehad.
In de motie van de heer Van Baalen c.s. van 24 november jl. wordt de regering voorts verzocht om bijde verlenging van lopende militaire missies en bijnieuwe operaties te onderzoeken of de missie als geheel conform het internationale recht kan optreden en de Kamer daarover te informeren. De regering onderschrijft dat militair optreden conform het internationale recht moet plaatsvinden. Dit aspect behoort dan ook deel uit te blijven maken van de overwegingen in de politieke en militaire oordeelsvorming over Nederlandse deelname aan militaire missies. Dit aspect komt in beginsel tot uitdrukking in de Rules of Engagementdie voor elke operatie uitdrukkelijk worden vastgelegd. Overeenkomstig de actieve informatieplicht die op de regering op basis van art. 100 van de Grondwet rust, zal de regering de Kamer over al haar afwegingen uitvoerig blijven informeren.
De Minister van Buitenlandse Zaken, B. R. Bot