Verslag algemeen overleg over het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 - Integraal Beheerplan Noordzee 2015 - Hoofdinhoud
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 30195 - Integraal Beheerplan Noordzee 2015.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Integraal Beheerplan Noordzee 2015; Verslag algemeen overleg over het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 |
---|---|
Documentdatum | 29-11-2005 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST92145 |
Kenmerk | 30195, nr. 3 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Commissie(s) | Economische Zaken (ez), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), Verkeer en Waterstaat (VW) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2005–2006
30 195
Integraal Beheerplan Noordzee 2015
Nr. 3
1 Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD), Knops (CDA). Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GroenLinks), Smeets (PvdA), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD), Ten Hoopen (CDA).
2 Samenstelling:
Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GroenLinks), Irrgang (SP). Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66),
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 29 november 2005
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, de vaste commissie voor Economische Zaken2, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3 en de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer4 hebben op 27 oktober 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Schultz van Haegen-Maas Geesteranus van Verkeer en Waterstaat over het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (30 195, nr. 1).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Varela (LPF), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GroenLinks), Gerkens (SP). 3 Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD), Vacature (VVD). Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Vacature (CDA), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Herben (LPF), Vacature (SP), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van
Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD), Veenendaal (VVD). 4 Samenstelling:
Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD), Lenards (VVD).
Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GroenLinks), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Van den Brink (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Vacature (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD), Van der Sande (VVD).
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Van Lith (CDA) vindt dat het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 geen antwoord geeft op de belangrijke vraag hoe de rijksoverheid dient om te gaan met ruimteclaims in de toekomst. Weliswaar wordt een indicatie gegeven van functies en beheer op het Nederlandse deel van de Noordzee, maar een visie en een uitvoeringsprogramma voor wat gerealiseerd zou moeten worden in een bepaald tijdsbestek ontbreekt. De tekst over het gebruik van de Noordzee en de ruimte voor bepaalde functies roept de nodige vragen op. Het is bijvoorbeeld vreemd dat een actueel overzicht ontbreekt van het geheel van concrete economische aspecten van het gebruik van de Noordzee. Het lijkt erop dat het kabinet blindelings afwegingen gaat maken. Kosten en baten bij een ander gebruik van de Noordzee, anders dan visserij, scheepvaart, gaswinning en watersportrecreatie, ontbreken. Kunnen nieuwe regels van kracht worden met deze beleidsregel als er geen goede onderbouwing is? Bij een aantal nieuwe reserveringen voor bepaalde functies dreigen problemen te ontstaan, omdat onvoldoende rekening gehouden wordt met andere belangen. Een extra ruimtereservering voor windturbines levert mogelijk grote schade op voor de visserijsector. Waar blijft het kabinet met zijn goede bedoelingen om duurzame visserij te stimuleren? Daarnaast kan de reservering van ecologisch waardevolle gebieden bijvoorbeeld bij de Westerscheldemonding en langs de Waddeneilanden leiden tot mogelijk ongewenste beperkingen. Het gaat hier overigens om een uitbreiding van de volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn aangewezen gebieden. Wil de staatssecretaris gebieden in Nederland alsnog op slot zetten? Welke gevolgen hebben nieuwe reserveringen voor het huidige gebruik van de Noordzee?
In het beheerplan wordt tevens gesproken over vermindering van lastendruk. Dat is een goed streven, maar concrete voorstellen staan niet in het beheerplan. Er zou een grote slag kunnen worden gemaakt als de vergunningverlening wordt beperkt tot één loket. Verschillende loketten en aanvraagprocedures leiden tot onnodige administratieve lasten. Is de staatssecretaris bereid, met voorstellen te komen voor een integratie van vergunningverlening voor de Noordzee?
De heer Van Lith is benieuwd hoe het kabinet handen en voeten wil geven aan het streven in het beheerplan om bij de vertaling naar het beheer tot integratie te komen, zodat de totale waaier van beleid voor de Noordzee in de volle breedte zo effectief en efficiënt mogelijk wordt gerealiseerd. Voorop moet staan dat aangesloten wordt op Europese regelgeving. Hoe wordt een en ander afgestemd in relatie tot de nieuwe Europese maritieme richtlijn en de procesafspraken rondom de Kaderrichtlijn water? Wie is verantwoordelijk voor het beheer? Is dat het IDON(Interdepartementaal Directeuren Overleg Noordzee)? Het is van het grootste belang dat er een eindverantwoordelijke is. Omdat de beheerder ook politiek ter verantwoording moet worden geroepen en de Noordzee onderdeel uitmaakt van het hoofdwatersysteem ligt het in de rede dat de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat eindverantwoordelijk is voor uitvoering en handhaving van regels, kennis- en informatiebeheer en signalering en evaluatie. De heer Van Lith concludeert dat het IBN2015 de toets der kritiek niet kan doorstaan en als beleidsregel van tafel moet. Hij verwacht dat de Nota Rijkswateren, wettelijk geregeld in de Wet op de waterhuishouding, wel de duidelijkheid geeft waar om wordt gevraagd. Eigenlijk is het IBN2015 overbodig als de Nota Rijkswateren is verschenen. Die nota moet bestaan uit een helder uitvoeringsprogramma waaruit blijkt wat tot 2015 wordt gedaan aan een beter gebruik en beheer van de Noordzee, waaronder een integrale vergunningverlening. Daarna zal een goede onderbouwing voor een verdeling van functies op de Noordzee plaats moeten vinden, in het bijzonder voor een extra ruimtelijke reservering van windturbines.
De heer Boelhouwer (PvdA) stelt dat er te veel instanties betrokken zijn bij het beheer van de Noordzee. Daardoor kan er veel misgaan. Ook de Stichting Noordzee maakt zich ernstig zorgen over de versplinterde aanpak van het beheer. In het IBN2015 staat dat de effectiviteit en de efficiency van het beheer verbeterd moeten worden. Er zijn veel voorbeelden te geven waaruit blijkt dat een goede coördinatie hard nodig is en dat het beheer in één hand moet komen. Is de staatssecretaris bereid zich daarvoor sterk te maken? De ruimtelijke inventarisatie laat zien dat de druk op de Noordzee per saldo overal toeneemt door winning van oppervlaktedelfstoffen, de groei van de watersportrecreatie, de bouw van windturbineparken en uitbreiding van de natuur. De heer Boelhouwer wijst in dit verband op het OSPAR (Oslo-Parijs)-verdrag dat een overkoepelend juridisch kader vormt voor de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, hetgeen tevens de Noordzee omvat. Hij hoopt dat er tijdens de Europese ministersconferentie in 2006, waarbij dit verdrag aan de orde komt, meer inzicht komt in de Nederlandse positie als het gaat om het beheer van de Noordzee. Is de staatssecretaris bereid daarover duidelijkheid te geven?
Ook op het gebied van noodhulp moet het nodige verbeterd worden. Hoe zit het met de verantwoordelijkheden? Is de coördinatie tussen de betrokken diensten, organisaties en ministeries wel adequaat genoeg? Hetzelfde geldt voor de coördinatie van de verschillende geldstromen die worden aangewend om het mariene milieu te beschermen. De vervuiling van de Noordzee wordt in belangrijke mate veroorzaakt door de grote rivieren. Het is van belang dat de doelstellingen voor de waterkwaliteit op Europees niveau, zoals vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water, gehaald worden om de vervuiling van de Noordzee terug te dringen. Hoe zit het met het overstorten van de gemeenten in de Noordzee?
De heer Boelhouwer vindt dat het IBN2015 wel de bouwstenen levert, maar geen feitelijke oplossingen biedt.
De heer De Krom (VVD) erkent dat een integraal beheerplan voor de Noordzee van belang is. Helaas moet hij na lezing van het IBN 2015 concluderen dat er sprake is van «bestuurlijke soep». Bovenop alle wetten en regels komen er kansenkaarten, ruimtelijke monitoring, vergunningvolgsystemen, integrale afwegingskaders voor vergunningverlening, ruimtelijke verkenningen en een interdepartementaal beheerdernetwerk Noordzee. Kan de staatssecretaris duidelijk maken wat dit toevoegt aan wat al in bestaande wet- en regelgeving verankerd is? Het is een goed idee om voor de Noordzee één loket in te stellen. Wanneer kan dat gerealiseerd worden?
De heer De Krom vraagt zich af waarom het kabinet nu met dit plan gekomen is, terwijl er nog volop gewerkt wordt aan de Europese maritieme strategie en er in Brussel bekeken wordt wat de juiste omvang moet worden van een gebied als de Doggersbank. Bij de behandeling van de Nota Ruimte is de motie-Van Bochove/Huizinga-Heringa aangenomen waarin het kabinet wordt opgedragen zo veel mogelijk aan te sluiten bij internationale ontwikkelingen op het gebied van de Noordzee. Waarom wordt op de uitvoering van die motie vooruitgelopen? Waarom wordt door Nederland een gebied als de Doggersbank al volledig dichtgetimmerd? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom gekozen is voor de grootst mogelijke omvang van dat gebied onder de Vogel- en Habitatrichtlijn? Dezelfde vraag geldt voor andere gebieden die zijn aangewezen: de kustzee, het Friese Front en de Klaverbank. Welke afwegingen die betrekking hebben op economie en natuurwaarden liggen daaraan ten grondslag? Wat de VVD-fractie betreft moet de omvang van die aangewezen gebieden niet groter zijn dan voor het beschermen van de natuurwaarden strikt noodzakelijk is. Daarnaast wil zij zeker stellen dat olie- en
gaswinning, als dat kan plaatsvinden zonder noemenswaardige ecologische schade, mogelijk blijft in een gebied als de Noordzee. In de stukken staat dat mogelijk nog vier gebieden worden aangewezen. Welke zijn dat? Waarom vallen die buiten het kader van het IBN2015? Hoewel de regering stelt dat de Noordzee niet moet worden dichtgetimmerd via allerlei bestemmingsplannen, lijkt het toch die kant op te gaan. In de stukken staat dat het ontbreken van volledige kennis over de gevolgen van een activiteit, niet als argument mag worden gebruikt om een activiteit door te laten gaan en dat dit er onder meer toe kan leiden dat de activiteit geen doorgang mag vinden, indien de activiteit wel doorgang vindt, de effecten ervan moeten worden beperkt en/of gecompenseerd, nader onderzoek moeten worden verricht of andere beperkingen worden opgelegd. Dergelijke kaders bieden een uitgelezen kans om procedures en onderzoeken eindeloos te rekken. Een voorbeeld hiervan is de tweede Maasvlakte. Hoe garandeert de regering dat dergelijke situaties niet meer voorkomen? Hoe zorgt de regering ervoor dat de terecht gestelde onderzoekseisen redelijk en praktisch uitvoerbaar blijven? In de praktijk is het natuurlijk volstrekt onmogelijk om over volledige kennis te beschikken, zoals in het plan staat. Er zou moeten staan «een acceptabele mate van kennis».
In hoeverre betekent aanwijzing van een gebied voor een bepaalde activiteit dat andere activiteiten worden uitgesloten? Er mag van uitgegaan worden dat er zo veel mogelijk wordt gestreefd naar multifunctioneel gebruik, maar het kan voorkomen dat bepaalde activiteiten strijdig zijn met elkaar. In een krantenbericht staat dat TNO onderzoek doet naar mogelijk gevaar voor de veiligheid van de scheepvaart op zee in verband met het bouwen van windparken. Is de staatssecretaris het ermee eens dat veiligheid boven alles staat, ook voor de scheepvaart? Wanneer is dat onderzoek gereed?
De heer Hermans (LPF) merkt op dat de economische cijfers die in het beheerplan gehanteerd worden gebaseerd zijn op een rapport van het RIKZ (Rijksinstituut voor kust en zee) uit 1996. Die cijfers moeten bijgesteld worden.
Een hoofdpunt van beleid is behoud en ontwikkeling van internationale waarden van natuur en landschap. Dat is een belangrijk punt. Bij de detailinvulling van de grenzen van de gebieden en het versterken van het vergunningenstelsel moeten echter vraagtekens geplaatst worden. De centrale vraag is of al die nieuwe regels de ontwikkeling niet blokkeren. Te veel conservatisme bij bescherming van gebieden kan hindernissen opwerpen. Verder zijn er redenen genoeg om het afwegingskader voor vergunningverlening minder restrictief te maken. De heer Hermans heeft slechte ervaringen met de aanwijzing van gebieden onder de Vogel- en Habitatrichtlijn. Is het niet mogelijk de Vogelen Habitatrichtlijn aan te passen, zodat er meer ruimte komt voor economische ontwikkeling? Is het mogelijk de vier gebieden niet of vertraagd aan te wijzen?
Het CPB wijst erop dat windmolens op zee tot ruwweg 2030 geen enkele maatschappelijke baten zullen opleveren. De LPF-fractie heeft geen behoefte aan reserveringen voor projecten die geen maatschappelijke meerwaarde hebben. De reserveringen zouden uit de tekst en uit de kaart-bladen verwijderd moeten worden.
Het antwoord van de staatssecretaris
De staatssecretaris wijst erop dat de Kamer in een eerder algemeen overleg heeft laten blijken behoefte te hebben aan een integrale afweging van de verschillende sectorale activiteiten. Om die reden is besloten een uitvoeringsplan te maken. Alle bestaande sectorale regels en bestaande sectorale verantwoordelijkheden zijn erin opgenomen. Vervolgens is een
afwegingskader gemaakt om te laten zien dat het Rijk niet alleen maar sectoraal werkt. Een en ander heeft geresulteerd in het Integraal Beheer-plan Noordzee 2015. Het bevat geen nieuwe visie. De visie op de Noordzee is opgenomen in de Nota Ruimte. Het Beheerplan Rijkswateren zal binnen een maand verschijnen. De inzet bij het IBN2015 is geweest om de Noordzee niet dicht te regelen. Alleen de regels die al vastliggen zijn in het beheerplan opgenomen. Er worden geen zones vastgelegd voor verschillende gebruiksmogelijkheden. In het beheerplan wordt alleen aangegeven welke beschermde gebieden zijn aangewezen en tot waar de 12-mijlszone strekt. Verder is de Noordzee open en wordt bij elke aanvraag bekeken welk gebruikselement kan worden toegestaan. Geconcludeerd kan worden dat dit plan niet tot meer regelgeving leidt. De staatssecretaris is er voorstander van om vergunningaanvragen zo veel mogelijk te bundelen. Er komt bijvoorbeeld één omgevingsloket en één waterloket. Het is nog niet in te schatten of het verstandig is om ook één loket voor de Noordzee te benoemen. Het ligt voor de hand dat een initiatiefnemer een vergunning aanvraagt bij het bevoegd gezag dat het meeste met zijn initiatief te maken heeft. Dat bevoegd gezag moet er dan voor zorgen dat alle aspecten achter dat loket worden afgehandeld. Daarmee wordt voorkomen dat de initiatiefnemer van het kastje naar de muur wordt gestuurd. Voorts is het streven het aantal vergunningen dat nodig is voor activiteiten op de Noordzee fors terug te brengen. Dit zal gebeuren in het kader van de integrale waterwet. Het is de bedoeling deze vergunningenprocedure binnen een jaar op rijksniveau gecoördineerd te organiseren.
De staatssecretaris stelt dat de plannen precies aansluiten bij de Europese mariene richtlijn en bij de KRW. Nederland zal geen aparte positie innemen. Het IBN2015 is wat dat betreft volgend.
Op de vraag wat de toegevoegde waarde van het IBN2015 is, antwoordt de staatssecretaris dat het de mogelijkheid biedt tot een goede coördinatie van alle sectorale activiteiten en tot een goede integrale afweging van de belangen van de verschillende sectoren die bij het gebruik van de Noordzee zijn betrokken. Instrumenten als het vergunningvolgsysteem en het beheerdernetwerk zijn bedoeld om het de gebruikers zo gemakkelijk mogelijk te maken. De kansenkaarten en het integraal afwegingskader zijn bedoeld om een en ander op elkaar af te stemmen. Wat gebeurt er als een locatie voor een bepaalde functie is aangewezen? Multifunctioneel gebruik is mogelijk, behalve op de plekken waarvan is vastgesteld dat het niet mag, bijvoorbeeld in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. De formulering dat volledige kennis van projecten noodzakelijk is om ermee in te kunnen stemmen is te strikt, dat staat ook niet zo in het IBN2015. Het is natuurlijk van belang om op de hoogte te zijn van de effecten van verschillende handelingen, maar is niet de bedoeling dat het systeem star wordt. Afwegingen moeten worden gedaan op basis van de best beschikbare kennis van projecten. Het ontbreken van volledige kennis mag geen doorslaggevende reden zijn voor afwijzing van een project. De staatssecretaris stelt dat de ambitie op het gebied van windenergie flink is teruggeschroefd, mede op basis van de huidige mogelijkheden. Zelfs als de totale 6000 MW, die als beleidsstreven eerder is genoemd, ingevuld wordt, beslaat dit slechts 2% van het oppervlak van gehele Nederlandse continentaal plat op de Noordzee. Dat is een zeer beperkte ruimte. De sturingsmethodiek via kansenkaarten is zodanig dat alleen wordt aangegeven op welke plaatsen er mogelijkheden zijn. Er wordt in tegenstelling tot het vroegere beleid niets gereserveerd. Voor bepaalde plekken wordt aangegeven dat er om natuurredenen of om esthetische redenen niet mag worden gebouwd. De rest van het gebied is vrije zoek-ruimte. Wordt er een aanvraag ingediend voor de bouw van een turbinepark, dan wordt bekeken of het wel of niet een geschikte locatie is. Wat gebeurt er als er risico bestaat voor de scheepsbouw ten gevolge van de bouw van windmolenparken? Windmolenparken kunnen in principe
overal op zee worden gebouwd buiten de 12-mijlszone met uitzondering van specifieke uitsluitingsgebieden zoals scheepvaartroutes en defensierestrictie gebieden, omdat bijvoorbeeld veiligheid het uitgangspunt is. Er wordt in principe van uitgegaan dat het voornemen in het IBNniet leidt tot schade voor de visserij. Mocht er toch een probleem zijn voor de visserij, bijvoorbeeld omdat er strijdigheid is met de duurzame visserij, dan geldt de bestaande regelgeving voor schadevergoeding in casu de regeling nadeelcompensatie V&W.
Wat de gebieden die gereserveerd zijn als gevolg van de Vogel- en Habitatrichtlijn betreft wordt niet echt vooruitgelopen op EU-beleid. Het kabinet baseert zich voor de Nederlandse regelgeving op EU-beleid en in het kader van OSPAR en Noordzee-ministersconferenties op eerder gemaakte nationale afspraken. De Kamer zal vroegtijdig betrokken worden bij de voorbereiding van de volgende OSPAR-vergadering. In het IBNgaat het alleen over de Doggersbank, het Friese Front, de Klaverbank en de kustzee. Deze gebieden waren in de Nota Ruimte al aangekondigd als de gebieden die zouden worden aangewezen. Mogelijk zijn er in een later stadium nog andere gebieden aan de orde, zoals de Centrale Oester-gronden, de Bruine Bank, de Borkumse Stenen, de Zeeuwse Banken. Het ministerie van LNV is trekker van deze discussie. Op de vraag of het gebied dat bij de Doggersbank is aangewezen als ecologisch waardevol gebied een groter gebied is dan de Europese Commissie vereist, stelt de staatssecretaris dat de criteria van de Europese Commissie niet exact beschrijven hoe een gebied begrensd dient te worden. Het kabinet heeft ervoor gekozen dat alleen de ecologisch meest waardevolle delen van de Doggersbank worden begrensd en sluit daarmee aan bij het door Duitsland aangemelde gebied.
De staatssecretaris benadrukt dat afstemming met de Europese Kaderrichtlijn Water onderdeel van het beleid is om de Noordzee gezonder te maken. Het wordt daarom als zodanig genoemd in het IBN. Het beleid voor de Noordzee is voor het eerst formeel verbonden met de stroomgebieden. Aangezien de meeste vervuiling uit de grote rivieren komt, biedt dit een goede kans om de waterkwaliteit van de Noordzee te verbeteren. Over de stand van zaken met betrekking tot de directe vervuiling aan de kust en de riooloverstort heeft de Kamer onlangs een brief ontvangen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat is coördinerend voor het beleid en beheer van de Noordzee en derhalve verantwoordelijk. RWS-Noordzee is coördinerend beheerder. Het beheer wordt via het beheerdernetwerk afgestemd.
Nadere gedachtewisseling
De heer Van Lith (CDA) is blij dat de staatssecretaris zijn zorg heeft weggenomen dat er sprake zou zijn van reserveringen. De kaarten geven een indicatie maar hebben vooralsnog geen consequenties voor de bestaande functies, dus ook niet voor de visserij. Het is van groot belang dat voor de visserijsector sprake is van duurzame ontwikkeling. Hij vindt dat het beheerplan niet goed is onderbouwd. Met dit beheerplan kun je alle kanten op. Welke belangenafwegingen zijn eraan voorafgegaan? Met dit plan kan geen zuivere afweging worden gemaakt. Is de staatssecretaris bereid de criteria scherper te stellen? Kan de staatssecretaris bevestigen dat het in de bedoeling ligt dat er binnen een jaar één loket komt voor het Noordzeebeleid?
De heer Boelhouwer (PvdA) uit zijn zorgen over de coördinatie tussen de verschillende ministeries als het gaat om het Noordzeebeleid. Hij vindt dat de staatssecretaris de regie moet voeren wat dit beleid betreft. De ministersconferentie is een goed moment om dat duidelijk te maken. Hij verzoekt de staatssecretaris de Kamer van de voorbereidingen op deze conferentie tijdig op de hoogte te stellen.
De heer De Krom (VVD) komt terug op het antwoord van de staatssecretaris over de verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag om vragen van initiatiefnemers tot activiteiten op de Noordzee achter één loket af te handelen. Hoe ziet zij de relatie met het Beheerdernetwerk Noordzee? Hij blijft van mening dat het in het beheerplan beschreven beleid voor de Noordzee een grote soep van instrumenten betreft. Het zou goed zijn als het beheerdernetwerk daar nog eens kritisch naar kijkt en een poging doet het aantal instrumenten tot een absoluut minimum terug te brengen. De uitspraak van de staatssecretaris dat niet vooruitgelopen wordt op internationale regelgeving klopt niet. Dat gebeurt namelijk wel door de vier gebieden aan te wijzen die onder de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. Onduidelijk is ook waarom voor deze omvang van de gebieden is gekozen. Hij moedigt de staatssecretaris aan om vooral niet vooruit te lopen op internationale regelgeving waar dat niet nodig is.
De heer Hermans (LPF) herhaalt zijn vraag over het ontbreken van recente economische cijfers. Komt er een update van de cijfers uit 1996? Zo nee, hoe worden de belangen dan afgewogen? De juridische status van de nota is nog niet geheel helder. Blijft het mogelijk om alle noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen te treffen? Is een nieuw deltaplan onder deze nota mogelijk, zeker omdat er geen reserveringen zijn?
De staatssecretaris bevestigt dat gekozen is voor de visserij als duurzame ontwikkeling. Echter, zodra er aanvragen zijn voor activiteiten in de Noordzee zal het integraal afwegingskader gebruikt worden om te bezien welke partij tegemoetgekomen wordt. Er zijn juist geen reserveringen gedaan voor allerlei gebruiksfuncties omdat er misschien gebruiksfuncties zullen komen waar niemand nog aan denkt. Tegen die achtergrond is het niet verstandig om dit soort dingen bij voorbaat vast te leggen. De staatssecretaris is het er niet mee eens dat het afwegingskader in het integraal beheerplan onoverzichtelijk is. Het geeft een heldere uitwerking van de criteria. Er is nu voor het eerst een eenduidig kader beschikbaar voor alle gebruiksfuncties op de Noordzee. Dit kader is bij de verschillende betrokken partijen getoetst. Die partijen vinden het een schema waarmee goed gewerkt kan worden.
De staatssecretaris legt nog eens uit dat de aanvrager zijn aanvraag voor een reservering op de Noordzee indient bij het bevoegd gezag dat het meest aansluit op zijn initiatief. Dat bevoegd gezag zorgt ervoor dat achter dat ene loket alle aanpalende vragen die geen betrekking hebben op dat bevoegd gezag door de overige bevoegde gezagen worden afgehandeld. Een en ander is niet strijdig met het beheerdernetwerk van de Noordzee. Dat beheerdernetwerk wordt nu juist opgezet om dat te faciliteren. Voorts zegt de staatssecretaris toe de stukken die ter voorbereiding van de ministersconferentie in 2006 zullen verschijnen tijdig aan de Kamer te doen toekomen.
De staatssecretaris komt terug op de zinsnede in het beheerplan op pagina 70 dat het ontbreken van volledige kennis over de gevolgen van activiteiten niet als argument mag worden gebruikt om de activiteit door te laten gaan. Dit mag echter ook niet als argument gebruikt worden om de activiteit niet door te laten gaan. Zij wijst erop dat op dezelfde pagina staat dat er preventieve maatregelen genomen moeten worden als er redelijke gronden tot bezorgdheid bestaan dat een activiteit schade toebrengt. De bedoeling hiervan is dat men zich hierbij natuurlijk niet mag verschuilen achter het ontbreken van de volledige kennis. Daarom staat ook op dezelfde pagina dat de effecten beoordeeld moeten worden op basis van de best beschikbare kennis. Dit zou voor de toekomst genoeg houvast moeten bieden. Zij zegt toe dat de tekst in die zin gecorrigeerd zal worden dat het woord «volledig» geschrapt wordt.
Er zijn op verzoek van Brussel vier gebieden vastgesteld en uitgewerkt in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Hoewel deze gebieden al
benoemd zijn, zijn zij nog niet formeel aangemeld als speciale beschermingszone in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Die procedure start volgend jaar. De Kamer zal daar nog een oordeel over kunnen geven. De gebieden bij de Westerscheldemonding en de Zeeuwse Banken zijn onderzocht. De Zeeuwse Banken zijn niet opgenomen, maar de monding van de Westerschelde wel. Het laatste gebied is ook in het IBN2015 als beschermd gebied opgenomen. Aanwijzing van gebieden mag uiteraard niet ten koste van de veiligheid gaan. Op de vraag over de economische onderbouwing antwoordt de staatssecretaris dat er actuele gegevens gebruikt zijn voor de analyse van het IBN. Dit betreft de ruimtelijke gegevens voor de economische functies. Na 1996 is er inderdaad geen economische analyse meer uitgevoerd, maar dat was voor het IBNniet strikt noodzakelijk omdat het vooral om de ruimtelijke analyse van de economische functies ging. In de loop van 2006 is een verbetering van de ruimtelijke en economische monitoring voorzien om de meest recente economische activiteiten mee te nemen bij de afweging voor de vergunningverlening.
Toezeggingen:
– De staatssecretaris zegt toe in een brief aan de Tweede Kamer nadere uitleg te zullen geven over de in het IBN2015 (blz. 70) opgenomen teksten over de toepassing van het voorzorgbeginsel;
– De staatssecretaris zegt toe dat in de loop van 2006 een update van de economische gegevens van de belangrijkste gebruiksfuncties zal volgen.
De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Atsma
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Hofstra
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Schreijer-Pierik
De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer,
Buijs
De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat, Roovers