Notitie 'Duale trajecten' - Leven Lang Leren - Hoofdinhoud
Deze notitie is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 30012 - Leven Lang Leren.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Leven Lang Leren; Notitie 'Duale trajecten' |
---|---|
Documentdatum | 01-03-2005 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST84525 |
Kenmerk | 30012, nr. 2 |
Van | Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2004–2005
30 012
Leven Lang Leren
Nr. 2
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2005
Hierbij informeer iku, mede namens de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Economische Zaken, Vreemdelingenbeleid en Integratie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, door middel van bijgaande kabinetsnotitie «Duale Trajecten» over het kabinetsvoornemen om duale trajecten (werkend leren) te bevorderen. De bijgevoegde notitie is mede een reactie op adviezen van de SER en de RWI m.b.t. duale trajecten ten behoeve van inburgering, die op verzoekvan het kabinet zijn uitgebracht. Gelet op het belang van het bereiken van de Lissabondoelstelling om het aandeel in de beroepsbevolking met een startkwalificatie (niveau hoger secundair onderwijs) te verhogen, heeft het kabinet besloten met zoveel mogelijk gebruikmaking van de adviezen van de SER en de RWI, de bevordering van duale trajecten te verbreden naar – meer in het algemeen – doorscholing van werkenden en reïntegratie van werklozen. Met de maatregelen in deze kabinetsnotitie wenst het kabinet tevens gedeeltelijkinvulling te geven aan het actieplan Leven Lang Leren dat eind 2004 naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk2004–2005, 27 406, nr. 32, Tweede Kamer). Deze maatregelen zullen worden uitgevoerd en uitgewerkt door de Projectdirectie Leven Lang Leren waarover ik u op 17 februari jl. heb geïnformeerd en waarover op 17 maart een Algemeen Overleg zal worden gehouden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, H. A. L. van Hoof
Kabinetsnotitie duale trajecten
Samenvatting
De SER en de RWI hebben belangwekkende adviezen uitgebracht voor bevordering van het gebruikvan duale trajecten ten behoeve van de inburgering van allochtonen. In deze kabinetsnotitie wordt, mede in reactie op deze adviezen, het belang van duaal leren en werken benadrukt voor een bredere groep: duale banen en stageplekken kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de verhoging van het kwalificatieniveau van de (beroeps)bevolking.
In Europees verband heeft ons land zich verplicht aan een zeer ambitieuze doelstelling: het aantal mensen met minimaal een kwalificatie op het niveau «upper secondary education» (in Nederland te verstaan als «hoger secundair onderwijs»1: niveau startkwalificatie) moet in 2010 naar 80 procent van de beroepsbevolking. Dat vergt een forse inspanning, aangezien op dit moment 74 procent van de beroepsbevolking over een startkwalificatie beschikt Door het stimuleren van duale trajecten, zoals in deze notitie uitgewerkt, wil het kabinet een impuls geven aan het bereiken van deze doelstelling. Het kabinet wil inzetten op een grootschalige toepassing van combinaties van leren en werken voor reïntegratie van werklozen en scholing van werknemers, waaronder inburgeraars. Geconstateerd kan worden dat binnen het bestaande beleid en verantwoordelijkheidsverdeling op het gebied van reïntegratie en scholing, duale trajecten nog onvoldoende worden toegepast. Naast knelpunten in bestaande wet- en regelgeving is volgens het kabinet de belangrijkste belemmering dat er onvoldoende samenwerking tot stand komt tussen betrokken partijen op lokaal en regionaal niveau.
Het kabinet zal de toepassing van duale trajecten gaan stimuleren door partijen op lokaal en regionaal niveau bij elkaar te brengen en tot actie te bewegen, praktische ondersteuning te organiseren en belemmerende regels zoveel mogelijkweg te nemen.
1. Inleiding
Eind 2003 hebben zowel de Raad voor Werken Inkomen («Inburgering en arbeidstoeleiding anderstaligen») als de Sociaal-Economische Raad («Inburgeren met beleid») een advies uitgebracht over inburgering en arbeidstoeleiding van anderstaligen. In beide adviezen werd het belang benadrukt van duale trajecten: inburgering en arbeidstoeleiding hebben meer kans op succes als gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden van combinaties van werken en leren. In deze brief wil ik het bredere belang van duale banen en stageplekken belichten, niet zozeer voor inburgering sec, maar vooral voor de (re)ïntegratie van werklozen en de verhoging van het opleidingsniveau en doorscholing van werkenden, bij allochtonen èn autochtonen. Daarbij baseer ikmij op de resultaten van onderzoeken de ervaringen in gemeenten. De bovengenoemde adviezen van SER en RWI neem ikeveneens mee, met dien verstande dat ikmij in deze notitie beperk tot dat deel van de adviezen dat betrekking heeft op duaal leren en werken in het algemeen. De uitwerking van het kabinetsbeleid met betrekking tot inburgering en de specifieke rol die werkend leren daarbij speelt, is uitgewerkt in de notitie van Minister van V&I die in december 2004 naar de Tweede Kamer is gezonden.
In het actieplan Leven Lang Leren dat eind 2004 naar de Tweede Kamer is gestuurd is al aangegeven dat bevordering van duaal leren voor zowel werkenden als werkzoekenden van groot belang is voor het inzetbaar houden op de lange termijn van vooral lager opgeleiden. Duaal leren is geen onbekend fenomeen in Nederland en is in vele vormen en op vele 1 Dat is gelijkaan een diploma MBO-2 of niveaus terug te vinden in het initiële onderwijs. Echter, het op grote
havo. schaal toepassen van duale trajecten, waarbij ookveel maatwerkmoet
worden geleverd, komt onvoldoende op gang. Een aantal knelpunten op regionaal en centraal niveau staan dit in de weg. Het kabinet meent op deze knelpunten te moeten inspelen om een grootschalige toepassing van duale trajecten tot stand te doen komen.
In deze notitie schets ik, mede namens de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Economische Zaken, Vreemdelingenbeleid en Integratie en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de inzet van het kabinet ter bevordering van het gebruik van combinaties van werken en leren.
2. Doel: meer werklozen en werkenden gekwalificeerd aan het werk
In Europees verband heeft ons land zich gecommitteerd aan de doelstelling dat in 2010 80 procent van de beroepsbevolking tussen 25 en 64 jaar een startkwalificatie heeft (Lissabondoelstelling). Het ontbreken van voldoende arbeidsmarkt-relevante kwalificaties betekent een groot risico voor duurzame arbeidsparticipatie.
Actie is daarom geboden om fors in te zetten op post-initiële scholing, gegeven het feit dat op dit moment nog maar 74 procent van de beroepsbevolking over een startkwalificatie beschikt.1 Duale trajecten zullen fors moeten bijdragen aan het realiseren van deze doelstelling, in aanvulling op de aanpakvan voortijdig schoolverlaten en de toepassing van EVC (Erkenning van eerder Verworven Competenties) voor werkenden.
3. Duale trajecten: een efficïente route
1 Rekening houdende met demografische ontwikkelingen en een verwachte stijging van de participatiegraad, zal het aantal personen in de beroepsbevolking met een startkwalificatie jaarlijks met gemiddeld 50 duizend personen extra moeten toenemen.
2 Duale Trajecten in de praktijk: Successen en knelpunten: Regioplan, mei 2003.
Duale trajecten worden in dit plan van aanpakomschreven als trajecten van werken en leren, waarbij het leren vooral plaatsvindt op de werkplek, afgestemd op de behoeften van het individu en van de functie. Het leren is primair gericht op (duurzame) inpassing in het arbeidsproces en/of het behalen van een beroepskwalificatie en doorscholing naar hogere functieniveau’s, maar indien het leren van de taal als onderdeel van een inburgeringsplicht daarbij een voorwaarde is, worden combinaties van vak- en taalscholing hier eveneens toe gerekend De belangrijkste winst met duale trajecten is te halen bij lager opgeleiden en degenen zonder startkwalificatie, omdat de noodzaak tot scholing (o.m. in het kader van duurzame arbeidsparticipatie en daarmee economische groeidoelstellingen) voor hen vaakgroot is, terwijl zij het minste gebruikmaken van post-initiële scholing. De focus van deze kabinetsreactie en de voorgestelde maatregelen is dan ookvooral op deze categorie gericht. In veel gevallen blijkt scholing in combinatie met werken effectiever dan scholing van werklozen los van een beroepsmatige context. Onderzoek onder projecten van gemeenten met duale trajecten wijst uit dat de uitstroom naar werkof opleiding hoog is (70–100%)2. Daarnaast blijkt uit diverse onderzoeken uitgevoerd door de STOAS (Stichting Onderzoek Arbeidsmarkt) dat werkend leren, buiten het reguliere onderwijs en met inzet van voldoende maatwerk, een geschiktere route is om resultaten te behalen dan vastgestelde routes binnen het reguliere onderwijs. Ookkan de combinatie van werken en leren de drempel om te leren verlagen. Dit geldt voor werklozen en werknemers, maar ook aan werkgevers bieden duale trajecten grote voordelen in vergelijking met reguliere (bedrijfs)op-leidingen, omdat het verlies aan productie door verleturen wordt beperkt en omdat het scholingstraject nauw aan kan sluiten bij de eisen van de werkplek en de functie. De inzet van EVC (Eerder Verworven Competenties) zal bij de hier beoogde duale trajecten van groot belang zijn. Met EVC kan immers zicht worden gekregen op welke vaardigheden en competenties al aanwezig zijn en welke nog ontwikkeling behoeven. Op deze wijze kan op efficiënte wijze (maatwerk)scholing aan betrokkenen worden aangeboden.
Bij werklozengaat het primair om de inzet van duale banen en stageplekken ten behoeve van duurzame (re)ïntegratie op de arbeidsmarkt. Maatwerkis noodzakelijkomdat de afstand tot de arbeidsmarkt per persoon verschillend is. Duale trajecten kunnen worden ingezet om de stap te zetten naar een verbetering van arbeidsmarktkwalificaties en naar werk, ook waar deze nog niet direct tot een officiële startkwalificatie leiden. Uiteraard is verdere scholing en doorscholing zeer gewenst, met name na aanvaarding van werk, maar ook onder startkwalificatieniveau moet elke stap die iemand dichter brengt naar een reguliere baan worden benut. Het is de taakvan gemeenten en UWV om de mogelijkheden van duale banen en stageplekken als reïntegratie-activiteit in goed overleg met werkgevers te verkennen en te benutten. De rol van de centrale overheid beperkt zich tot facilitering, voorlichting en het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen.
Voor werkendenis behoud van werken doorstroom naar hogere functie-niveau’s de belangrijkste insteek. Voordeel hiervan is ook dat ruimte voor nieuwe instroom aan de onderkant ontstaat. De toepassing van EVC is daarbij noodzakelijkom voldoende maatwerkte kunnen bieden aan de invulling van een duaal traject. Sterker dan bij werklozen richt de overheid zich daarbij op het behalen van het startkwalificatieniveau, met het oog op de Lissabondoelstellingen. Hiervoor is reeds de Wet Vermindering Afdrachtskorting – Onderwijs, onderdeel startkwalificatie beschikbaar. Niettegenstaande de focus op lager opgeleiden, geldt ookvoor middelbaar en hoger opgeleiden dat hun scholing bijdraagt aan economische doelstellingen, zoals verhoging van ons concurrentievermogen, van het innovatief vermogen en de arbeidsproductiviteit. De subsidieregeling Scholingsimpuls van het Ministerie van Economische Zaken, die brancheorganisaties ondersteunt in hun samenwerking met opleidingsaanbieders om innovatieve opscholingstrajecten te ontwikkelen voor werkenden vanaf startkwalificatieniveau, heeft aan deze scholing reeds enige impuls gegeven. Deze regeling loopt eind 2005 af; de ervaringen uit de projecten die uit de regeling zijn voortgekomen zullen worden verspreid, zodat landelijkvan deze ervaringen gebruikkan worden gemaakt.
1 Voor nadere details over de beleidsvoornemens voor dit stelsel, die voor wat betreft inburgering de kaders vormen voor dit kabinetsstandpunt aangaande duale trajecten, verwijs iknaar KamerstukII 2003–2004, 29 543, nr. 4 (en 1–2).
Bij inburgeraarsstaat het verwerven van de Nederlandse taal en kennis van de Nederlandse samenleving centraal. Duale banen en stageplekken leiden tot een hoger rendement van het taalonderwijs en leveren een belangrijke bijdrage aan de integratie in de samenleving en functioneren op het werk. In de op 7 december jl. door Minister Verdonk van V&I naar de Tweede Kamer gestuurde notitie over «Herziening van het inburge-ringsbeleid» wordt het toekomstig stelsel geschetst.1 Belangrijkin de context van deze kabinetsnotitie (werken en leren) is, dat het nieuwe inburgeringsexamen in de toekomst naast een centraal deel, ook een praktijkgericht deel zal bevatten, dat instellingsgebonden is. In dit praktijkdeel wordt getoetst of de inburgeringsplichtige in staat is om de geleerde taalkennis praktisch toe te passen in werk- en/of leefsituaties. Een verbinding van het (taal)onderwijs aan specifieke praktijksituaties zal naar de overtuiging van het Kabinet leiden tot een verhoogde motivatie en betere resultaten van de deelnemers. Vooral uitkeringsgerechtigde inburgerings-plichtigen die moeten reïntegreren naar werk, met onvoldoende beheersing van de taal om werkte aanvaarden, kunnen door gemeenten via duale trajecten geschoold worden. Ookallochtone vrouwen zonder werk of uitkering zullen voor wat betreft hun integratie en het leren van de taal binnen dit beleid op extra aandacht van gemeenten kunnen rekenen. Daarbij wil ikopmerken dat voor Inburgering de definitie van duale trajecten ruimer is dan ikhierboven heb aangegeven: ookeen koppeling van taalonderwijs aan sociale activering of opvoedingsondersteuning wordt als duaal traject bestempeld. In dit kabinetsstandpunt richten we ons op duale trajecten voor inburgeraars die inburgeringsverplichtingen
combineren met activiteiten gericht op arbeids(re)integratie (opdoen van werkervaring of behalen van beroepskwalificatie).
4. Knelpunten
Zoals hierboven aangegeven zullen duale banen en stageplekken een forse bijdrage moeten leveren aan de doelstelling om het aantal startkwalificaties in de beroepsbevolking te verhogen. Op dit moment, echter, is het aantal duale trajecten nog zeer beperkt. Er zijn knelpunten te noemen die de totstandkoming van duale banen en stageplekken belemmeren. SER en RWI noemen in hun adviezen met betrekking tot duale trajecten voor inburgeraars een aantal knelpunten die ook voor duaal leren en werken in bredere zin gelden:
-
•Een algemene bevinding is dat in veel regio’s sprake is van gebrekkige communicatie en samenwerking tussen de verschillende partijen die bij duale trajecten een rol spelen (gemeenten, onderwijsinstellingen en werkgevers). Als partijen op lokaal of regionaal niveau elkaar wel weten te vinden, blijken de belemmeringen voor het realiseren van duale trajecten in de praktijk overkomelijk. De RWI wijst er terecht op dat de huidige wet- en regelgeving ruimte biedt voor lokaal maatwerk, zoals blijkt uit succesvolle projecten in Den Haag en Rotterdam en bij TPG.
-
•Maatwerk en duaal leren en werken blijken organisatorisch lastig vorm te geven en belastend, vanwege noodzakelijke begeleiding. Betrokken partijen zullen goede afspraken moeten maken over wie welk aandeel daarin verzorgt en welke criteria daarbij worden gesteld.
-
•De huidige economische situatie leidt tot een geringere bereidheid van werkgevers om te investeren in de instroom van arbeidsaanbod. Daarbij speelt ookde onoverzichtelijkheid van verschillende regelingen en budgetten, die een tegemoetkoming in de kosten zouden kunnen verzorgen, een rol, plus de administratieve lasten die dergelijke regelingen met zich meebrengen.
-
•Gemeenten hebben te maken met versnipperde geldstromen en versnipperde wetgeving.
-
•Het gebrekaan maatwerkin het aanbod van opleidingsinstellingen. Meer (competentiegericht) maatwerkkan leiden tot efficiënter gebruik van tijd en middelen en motivatie van deelnemers.
-
•Onvoldoende kennis van (de competenties van) de cliënten bij bemiddelende instanties. Deze kennis is nodig om maatwerk te kunnen aanbieden maar ookom de juiste kandidaten voor duale banen en stageplekken te kunnen selecteren, ter voorkoming van uitval en demotivatie van werkgevers.
-
•Belemmerende regels, zoals bijvoorbeeld eisen die aan een leerwerkplek of leerbedrijf worden gesteld.
Ook andere bronnen noemen vergelijkbare knelpunten. STOAS noemt gebrekaan regie op regionaal niveau als belangrijke belemmering voor totstandkoming van duale trajecten. In een onderzoek van projecten met duale trajecten bij gemeenten door Regioplan (zie voetnoot 3) worden als knelpunten genoemd: onvoldoende samenwerking tussen betrokken partijen, met soms tegengestelde belangen, onvoldoende kennis van de mogelijkheden van duaal leren en versnippering van middelen.
5. Beleidsinzet
De hierboven benoemde knelpunten, vormen een goed aangrijpingspunt voor het zoeken naar verbeteringen en oplossingen. Hieronder wordt een aantal domeinen besproken, waarop maatregelen mogelijk zijn en waarop ikwil inzetten om duale trajecten te bevorderen.
Uitgangspunt bij de voorgenomen acties is dat de primaire verantwoordelijkheid voor scholing van werkenden ligt bij werkgevers en werknemers.
De rol van de overheid is gericht op het stimuleren van samenwerking tussen partijen, het organiseren van ondersteuning en het zoveel mogelijk wegnemen van belemmerende regels. Voor de reïntegratie van werklozen is er een verdergaande verantwoordelijkheid voor de overheid, waarbij het naar gemeenten gedecentraliseerde arbeidsmarktbeleid en de bemiddelende en schakelende rol van het CWI de belangrijkste uitgangspunten zullen zijn.
Actie 1: Bevorderen van samenwerking: partijen bij elkaar brengen Er is veel winst te behalen met betere samenwerking tussen de partijen op lokaal en regionaal niveau. Zowel de SER als de RWI zien een rol voor de Regionale Platforms Arbeidsmarkt (RPA’s), de Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) en de Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (KBB’s). De RWI bepleit ookeen landelijkaanspreekpunt voor regio-overstijgende (bijvoorbeeld sectorale) initiatieven. Als partijen op lokaal, regionaal of sectoraal niveau elkaar weten te vinden, blijken de belemmeringen voor het realiseren van duale banen en stageplekken te overwinnen. De belangrijkste stap die nu gezet moet worden, is dan ook deze partijen bij elkaar te brengen.
De rol van de overheid is daarbij vooral: het aanjagen (duale trajecten actief stimuleren, goede voorbeelden verspreiden en de voordelen zichtbaar maken), faciliteren (meewerken aan het oplossen van knelpunten, ontkokeren en dereguleren) en voorlichten, gericht op het maken van concrete afspraken op lokaal en regionaal niveau.
Onlangs hebben bewindslieden van OCW en SZW hun voornemen geuit tot oprichting van een gezamenlijke projectdirectie Leren & Werken (L&W). Deze projectdirectie zal de bewindslieden van beide departementen ondersteunen bij het realiseren van de ambities ten aanzien de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt, Leven Lang Leren en het bredere terrein van leren en werken. Ook voor het stimuleren van grootschaliger toepassing van duale trajecten zal het kabinet een beroep doen op deze nieuw op te richten projectdirectie. De Kamer zal in de aanloop naar het AO Leven Lang Leren (op 17 maart 2005) nader worden geïnformeerd over deze projectdirectie. De werkzaamheden van de nieuwe projectdirectie L&W zullen een sterk actiegericht karakter hebben: het land in om partijen bij elkaar te brengen en te stimuleren en faciliteren om grootschaliger toepassing van leerwerkplekken te realiseren. Verderop ga ik nader in op de activiteiten van de projectdirectie L&W op het terrein van duale trajecten.
Actie 2: Bevorderen van maatwerkdoor beter inzicht in reeds aanwezige competenties
Zowel de SER als de RWI wijst op het belang van een beter inzicht in de deelnemers (competenties, motivatie, interesse, werkervaring, etc.). De SER benadrukt het belang van een helder deelnemersprofiel en een betere cliëntregistratie, terwijl de RWI een adequaat assessment bepleit. Scholing via duale trajecten is effectiever en efficiënter als aangesloten kan worden bij de competenties die deelnemers al eerder verworven hebben. Onder de noemer «erkenning van (elders) verworven competenties» zijn methodieken ontwikkeld om beter zicht te krijgen op de vaardigheden waarover deelnemers aan scholingstrajecten beschikken. Het kabinet wil, als vertrekpunt voor maatwerk, verdere ontwikkeling en toepassing van EVC-methodieken bevorderen en heeft daarom reeds besloten tot een follow-up van het Kenniscentrum EVC in 2005. Deze zal zich in 2005 o.a. gaan richten op het verzamelen van good practices van EVC in combinatie met duale trajecten en het ontwikkelen van een systeem voor kwaliteitsborging van EVC.
Actie 3: Overzichtelijkmaken en beter benutten van financiële mogelijkheden voor duale trajecten
De RWI wijst op de kosten van duale trajecten, die voor werkgevers een belemmering kunnen vormen voor bredere toepassing. Het probleem zit hem niet zozeer in een gebrekaan financiële middelen, zoals de SER terecht opmerkt. Bijdragen voor financiering van duale banen en stageplekken kunnen uit diverse geldstromen komen, zoals de educatiebudgetten die door het ministerie van OCW aan gemeenten worden overgemaakt, de budgetten voor reïntegratie die van het ministerie van SZW naar gemeenten gaan, alsookde middelen uit het Europees Sociaal Fonds (vooral de middelen uit het project Equal en uit ESF 3 lenen zich hier goed voor). Het kabinet stelt daarom de volgende acties voor:
-
•Inzichtelijker maken van de diverse financieringsmogelijkheden.Via goede voorlichting zal het kabinet de toegang tot diverse financierings-mogelijkheden verbeteren. Dat betreft in het bijzonder de mogelijkheden om gebruik te maken van ESF; het kabinet zet de inspanningen voort om het gebruikvan ESF-geld te bevorderen. In zijn contacten met gemeenten blijft het kabinet het gebruik van ESF-geld onder de aandacht brengen en sinds begin 2004 kunnen gemeenten terecht bij een steunpunt voor praktische hulp bij het aanvragen van de subsidie. Momenteel wordt ookgewerkt aan oprichting van een ESF-steunpunt MKB. Daarnaast denkikaan de nieuw op te richten projectdirectie L&W (zie hierboven bij 5.1) om in goed overleg met het Agentschap SZW ondersteuning te organiseren voor betrokken partijen bij de aanvraag van ESF-geld.
-
•Acceptatie van O&O-middelen als cofinanciering bij ESF-subsidie.De vraag is reeds lange tijd aan de orde of de middelen die bij algemeen verbindend verklaring van CAO’s voor scholing zijn toegekend aan sectorfondsen, beschikbaar zijn voor co-financiering bij ESF-subsidie. Ikheb na de uitspraakvan het Europese Hof van Justitie in de zaak Pearl in een Belgische steunzaaken ambtelijkoverleg met de Europese Commisie, besloten dat ikdeze middelen als co-financiering zal accepteren (zie ookmijn brief aan uw Tweede Kamer van 17 december 2004, kamerstuk2004–2005: 26 642, nr. 70) Ikga ervan uit dat de benutting van ESF, vooral voor duale trajecten voor werkenden, hierdoor verder zal stijgen.
-
•Gebruikvan Wet Vermindering Afdrachtskorting, onderdeel startkwalificatie stimuleren.Het kabinet is zich bewust van de extra investeringen die gepaard gaan met het postinitieel opleiden van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt tot startkwalificatieniveau. De Wet Vermindering Afdrachtskorting biedt werkgevers een fiscale faciliteit ten behoeve van de scholing van voormalig werkloze werknemers tot het niveau van de startkwalificatie (WVA Startkwalificatie). Het kabinet zal in de eerste helft van 2005 het gebruik van de WVA Startkwalificatie evalueren en op basis daarvan in overleg met partijen bezien hoe het gebruikkan worden bevorderd. Streven is het voor werkgevers aantrekkelijker te maken om door het aanbieden van leerbanen aan werkzoekenden in hun personeelsbehoefte te voorzien.
-
•Mogelijkheden Wet Werk en Bijstand voor duale trajecten ontsluiten. De SER stelt dat subsidies voor werkgevers een stimulans vormen om plaatsen te reserveren voor combinatietrajecten voor mensen met weinig werkervaring of kwalificaties. Het verdient daarbij volgens de SER aanbeveling om duidelijke afspraken te maken over de duur van de subsidie en de omzetting in een reguliere arbeidsplaats. Gemeenten zullen daar zelf vorm aan moeten geven bij het invullen van het reïntegratiebeleid in het kader van de WWB. Uitgangspunt van de WWB is dat mensen zo snel mogelijkweer zelf in het bestaan kunnen voorzien. De gemeente heeft tot taakmensen hierbij te ondersteunen en bepaalt in het individuele geval op welke wijze dit het beste kan worden gerealiseerd door het aanbieden van voorzieningen. Dat kan
gaan om werk, maar zo nodig ook om scholing of een combinatie daarvan. Uitgangspunt daarbij is individueel maatwerk. Over de mogelijkheden die gemeenten hierbij ten dienste staan en eventuele belemmeringen hierbij is de RWI gevraagd per 1 april a.s. in brede zin advies uit te brengen.
Actie 4: Overige belemmeringen inventariseren en zoveel mogelijk wegnemen
Door SER en RWI is een aantal belemmerende regels gesignaleerd, die de inzet van duale trajecten beperken. Contacten met het veld bevestigen die belemmeringen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de eisen die aan een leerwerkplek of leerbedrijf worden gesteld en de bekostigingssystematiek voor onderwijsinstellingen die niet bevorderlijkzou zijn voor individueel maatwerken flexibiliteit.
De samenwerkende bewindslieden zullen samen het voortouw nemen om waar mogelijkbelemmeringen weg te nemen. Hiertoe dienen deze belemmeringen eerst nader te worden verkend om vervolgens mogelijke oplossingsrichtingen uit te werken.
6. Uitvoering
De hierboven beschreven acties vergen een inspanning van veel partijen en raken het beleid van meerdere departementen. Het kabinet wil voorkomen dat verantwoordelijkheden versnipperen tussen en binnen departementen en wil zorgen voor een duidelijkaanspreekpunt voor alle betrokken partijen in het veld.
Onlangs hebben bewindslieden van OCW en SZW hun voornemen geuit tot oprichting van een gezamenlijke projectdirectie Leren & Werken. Deze projectdirectie zal de bewindslieden van beide departementen ondersteunen bij het realiseren van de ambities ten aanzien de aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt, Leven Lang Leren (zie Actieplan Leven Lang Leren) en het bredere terrein van leren en werken. De nieuwe projectdirectie komt in de plaats van de eerder aangekondigde Taskforce Leven Lang Leren. De Kamer zal in aanloop naar het AO Leven Lang Leren (op 17 maart 2005) nader worden geïnformeerd over deze projectdirectie. Het Kabinet wil voor de verdere uitwerking en uitvoering van de voorgenomen acties ter stimulering van duale trajecten een beroep doen op deze nieuwe projectdirectie Leren & Werken (L&W).
De werkzaamheden van de projectdirectie ten aanzien van duale trajecten zullen een sterk actiegericht karakter hebben. In lijn met de hierboven beschreven acties zal het grootschaliger toepassen van duale trajecten langs de volgende wegen worden gestimuleerd:
-
1.partijen op lokaal of regionaal niveau bij elkaar brengen en tot actie bewegen («aanjagen»);
-
2.het organiseren van ondersteuning van partijen die op eigen kracht niet tot actie (kunnen) komen;
-
3.belemmerende regels wegnemen.
Ad 1.
CWI’s, RPA’s en KBB’s zullen door de nieuwe projectdirectie Leren & Werken nadrukkelijk aangesproken worden op hun bijdrage aan de samenwerking op het lokale en regionale niveau. Het CWI ontwikkelt een voorstel voor de verdere inzet van leerbanen als uitstroominstrument. Hiermee wordt bedoeld het gecombineerd aanbieden van werken vakopleiding en/of taalscholing. De intentie is om dit instrument in te zetten voor groepen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt, en moeilijk vervulbare vacatures. Het kabinet stimuleert het CWI om dit voorstel verder uit te werken en in de praktijk te implementeren.
De projectdirectie L&W zal zich ook rechtstreeks tot werkgevers en scholingsinstituten richten, en waar nodig andere partijen (zoals gemeenten) daarbij betrekken. De mogelijke winst ligt niet zozeer in nieuwe regelingen, maar in concrete afspraken op lokaal niveau. Hoopgevend is dat een aantal organisaties (Borea, CWI, MKB Nederland) onlangs nadrukkelijk heeft aangeboden zelf een actieve rol te gaan spelen bij het promoten van duale trajecten.
Ad. 2
De ervaring leert dat vooral kleinere bedrijven best bereid zijn om mee te werken door leerbanen beschikbaar te stellen, mits hen dat geen extra werkbezorgt (afgezien van directe begeleiding op de werkvloer). Analoog aan de ervaring die is opgedaan bij de Taskforce Jeugdwerkloosheid zal het team van aanjagers binnen de projectdirectie L&W die praktische ondersteuning moeten mobiliseren, en in voorkomende gevallen (m.n. door het signaleren van belemmerende regelgeving en administratieve obstakels) ook zelf moeten organiseren.
MKB Nederland en de OSB (Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten) hebben al voorstellen gedaan om aan deze praktische ondersteuning bij te dragen, o.m. door een actieve bijdrage op regionaal niveau en door het bieden van praktische voorbeelden. Deze voorstellen kunnen in potentie een substantiële bijdrage leveren aan de doelstelling.
Ad 3.
De projectdirectie L&W zal worden gevraagd om de gesignaleerde (of nog te signaleren) belemmeringen ten aanzien van duale trajecten nader te analyseren, voorstellen tot een oplossing aan te dragen, en nadere besluitvorming hierover te coördineren (over de grenzen van departementen heen, uiteraard in nauwe samenwerking met betrokken vakdepartementen).
7. Tot slot
Het kabinet ziet in duale trajecten een belangrijk hulpmiddel ter versterking van de duurzame arbeidsparticipatie. Voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, waaronder de inburgeraars, hebben duale trajecten het voordeel dat ze op een aantrekkelijke en efficiënte manier mensen stimuleren om te leren communiceren (in de Nederlandse taal), en dat ze hen socialiseren in de cultuur van betaalde arbeid en het maatschappelijke verkeer in het algemeen. Duale trajecten bieden daarmee tevens een grondslag voor de inburgering. Veel goeds is al bereikt. Het kabinet bouwt voort op die goede resultaten en zet zich in om die te verspreiden. Het succes van duale trajecten is niet zozeer afhankelijk van financiële of juridische zaken; succes ontstaat daar waar partijen elkaar vinden in een gezamenlijke aanpak. De nieuwe projectdirectie zal dat als opdracht meekrijgen. Ervaringen met vergelijkbare projecten als de Task-force Jeugdwerkloosheid bewijzen dat dat een effectieve aanpak is.