Verslag algemeen overleg over onder meer de Latijns-Amerika-notitie 'Verre buren, goede vrienden' - Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben - Hoofdinhoud
Dit verslag van een algemeen overleg is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29653 - Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben; Verslag algemeen overleg over onder meer de Latijns-Amerika-notitie 'Verre buren, goede vrienden' |
---|---|
Documentdatum | 10-11-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST81131 |
Kenmerk | 29653, nr. 3 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Commissie(s) | Buitenlandse Zaken (BUZA) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2004–2005
29 653
Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben
Nr. 3
1 Samenstelling:
Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Van der Laan (D66), Jonker (CDA). Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Fessem (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Cqörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Dittrich (D66), Kortenhorst (CDA).
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG
Vastgesteld 10 november 2004
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 16 september 2004 overleg gevoerd met minister Bot van Buitenlandse Zaken, minister Van Ardenne-van der Hoeven voor Ontwikkelingssamenwerking en staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken over:
– de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking en de staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 4 juni 2004 ten geleide van de Latijns-Amerika-notitie «Verre buren, goede vrienden» (29 653, nr. 1);
– de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking d.d. 2 juli 2004 ten geleide van het verslag van haar werkbezoek aan Bolivia 17–20 juni 2004 (29 200 V, nr. 98).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Ferrier (CDA) is verheugd dat de notitie, na een uitgebreide consultatie van het veld, tot stand is gekomen. De verbondenheid met dit continent gaat verder dan uitsluitend de handelsrelatie. Het is een uitdaging hoe Nederland vorm gaat geven aan een relatie die zich niet alleen in economische termen laat uitdrukken.
In hoeverre is het zoeken van aansluiting bij regionale verbanden en eigen initiatieven in Latijns-Amerika belangrijk (Andesgemeenschap, Rio-groep, inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank en de OAS)? Het aantal landen dat bilaterale steun van Nederland krijgt, is teruggebracht naar vijf. Mevrouw Ferrier vindt deze reductie fors en vraagt waarom er geen regionaal beleid is opgesteld voor de regio Colombia. De motie-Ferrier vroeg om een samenhangende beleidsvisie, met aandacht voor de humanitaire crisis. Ook is er het amendement-Van der Staaij, waarin extra geld werd vrijgemaakt voor demobilisatie en reïntegratie van ex-rebellen. Wanneer zijn uitvoering van deze motie en dit amendement te verwachten?
Mevrouw Ferrier uit haar grote zorg over Venezuela en Cuba. Wat is de rol van Nederland, financieel en niet-financieel? Hoe ondersteunt Nederland op Cuba de democratische oppositie? Daarnaast heeft ze zorgen over Haïti, het armste land ter wereld, waar Nederland geen enkele structurele relatie mee heeft. Hoe ziet de minister dit?
In de nota staan «verplichtende agenda’s» genoemd. Deze moeten worden uitgewerkt en operationeel worden gemaakt, met name Monterei, Rio en Johannesburg. Welke agenda’s komen er als eerste in aanmerking voor nadere uitwerking en strategiebepaling?
Welke overweging ligt ten grondslag aan de keuze voor een partnerrelatie met Nicaragua?
Goed bestuur is verbonden met de mensenrechtensituatie. Er zal enige vorm van veroordeling moeten zijn van plegers van mensenrechtenschending. Hoe staat het met de vorderingen van CICIACS in Guatemala? Bij «goed bestuur» moet een effectieve bestrijding van drugs meegewogen en beoordeeld worden. Hoe kan hier concreet invulling aan worden gegeven en welke landen komen hiervoor in aanmerking? Door sectorconcentratie staat de expertise op landbouwgebied veel minder ter beschikking. Het is van cruciaal belang dat kleine boeren beter toegang krijgen tot de wereldmarkt. Daarvoor moeten hun producten concurrerend zijn en moeten ze kunnen beschikken over een goede infrastructuur voor hun productie. Hoe kan het agrarisch bedrijfsleven hierin een rol spelen? Wat kan de commissie Doornbos doen? Er wordt veel verwacht van handelsrelaties tussen Latijns-Amerika en de Europese Unie als het gaat om armoedebestrijding. Met name Brazilië en Mexico worden hierbij genoemd. Wordt er in de toekomst ook met andere landen een handelsrelaties opgebouwd? Zo ja, met welke landen? Hoe kunnen sociale en ecologische aspecten van handel meer op waarde worden geschat?
De notitie vermeldt de hervorming van de Verenigde Naties conform de voorstellen van het Greentree-rapport. Mevrouw Ferrier is van mening dat de Verenigde Naties pluriformer moeten worden, voordat ze echt kunnen worden hervormd en versterkt. In dat proces zou Latijns-Amerika een belangrijke voortrekkersrol kunnen spelen. Hoe ziet de minister de rol van Evo Morales in de ontwikkelingen in Bolivia?
Wie bepaalt op grond waarvan, hoeveel ondersteuning ambassades krijgen? De ambassade van Guatemala kan meer menskracht gebruiken. Mevrouw Ferrier vraagt of geruchten kloppen als zouden Europese ministers van Financiën ontwikkelingsgeld, dat voor Latijns-Amerika was bestemd, nu voor Irak bestemmen. Zo ja, hoe kan de minister daar vandaag nog een einde aan maken?
De heer Szabó (VVD) is teleurgesteld over de inhoud van het document «Verre buren, goede vrienden». Hij had een kabinetsvisie voor de komende jaren verwacht, maar in het document wordt een opsomming van activiteiten gegeven. In plaats daarvan wil hij een visie zien; hoe formuleren landen uit die omgeving hun beleid ten opzichte van de ontwikkeling van een LAC-regio en hoe kan Nederland daarin participeren? Het document noemt veel activiteiten. Waar liggen de prioriteiten? Voor de heer Szabó liggen die bij de veiligheidssituatie (drugsbestrijding), geweld en de bestrijding van drugsplantages door economische groei. Ook staat niet in het document wat het Nederlands bedrijfsleven wil in dit gebied. Welke periode dekt deze notitie en wat zijn de kosten?
De heer Van der Staaij (SGP) meldt dat al eerder een notitie over Latijns-Amerika is gemaakt, maar dat deze nooit is besproken vanwege de kabinetsformatie. Wat is er gebeurd met die vorige notitie en welke lessen zijn hieruit geleerd? Op welke manier is de relatie met Latijns-Amerika de afgelopen jaren versterkt of veranderd?
Er staat in de notitie veel over ambities, maar ook over beperkingen. Wat kan de Kamer verwachten als het gaat om de uitvoering van het beleid: wat zijn de ambities en wat de beperkingen? Als de regering een actieve rol wil spelen in dit werelddeel, is zij dan bereid de gelden op peil te houden en niet verder te bezuinigen?
Hoe verlopen de in gang gezette exit-strategieën in Brazilië, Equador, El Salvador, Honduras en Peru? Heeft het afbouwen van de bilaterale hulprelatie in deze landen merkbare consequenties in de regio? De notitie legt de nadruk op integraliteit. De heer Van der Staaij is benieuwd naar de praktijk van de drugsbestrijding. Hoe is die samenwerking tussen Europese landen die in deze regio politioneel en justitieel betrokken zijn bij de drugsbestrijding? Hoe wordt de benadering van de Europese Unie afgestemd op de benadering van de Verenigde Staten? Is daar overleg over? Er is een sterke samenhang tussen de drugshandel en de wapenhandel. Hoe wordt deze laatste aangepakt? Hoe is de samenwerking binnen de Nederlandse departementen? Wordt die verder uitgebreid? Hoe integraal is het beleid? Is er zicht of greep op witwaspraktijken en wat wordt daaraan gedaan? Gaat Nederland zich inzetten voor handelsvoordelen voor drugsvervangende gewassen? Welke reële verwachtingen zijn er van de voorgenomen handelsmaatregelen? Wat is de rol van «maatschappelijk verantwoord ondernemen»? Wil de regering dit stimuleren en bevorderen?
De heer Van der Staaij constateert dat in de notitie is de motie-Ferrier zeer beknopt is uitgewerkt. De regiobenadering en de aandacht voor de humanitaire situatie zijn beperkt gebleven. De motie riep op tot een gecoördineerd EU-beleid dat zou moeten leiden tot de ontwikkeling van een beleidsvisie voor Colombia in relatie tot de buurlanden en de inzet van humanitaire hulp daarbij. In hoeverre staat Colombia op de agenda van de Europese Unie? Wat doet Nederland eraan om dat land op die agenda te zetten? Hoe is de verhouding tussen de Europese Unie en de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), die belangrijke taken op het gebied van waarneming heeft? Wordt de OAS financieel of anderszins ondersteund? Vorig jaar is een amendement op de begroting van Buitenlandse Zaken aangenomen voor extra financiële steun voor demobilisatie en reïntegratie van ex-strijders. Kan de minister nader inzicht geven in de uitvoering van de lopende projecten? Wordt dit blijvend financieel ondersteund? De heer Egeland, speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties, is naar Colombia geweest en heeft ook een bezoek aan Den Haag gebracht. Wat is er uit die ontmoeting voortgekomen? Hoe taxeert de minister de humanitaire crisis en welke mogelijkheden ziet zij voor de Nederlandse bijdragen? Wat is er gebeurd na de London-declaration en komt er nog een vervolgbijeenkomst? Er gaat opvallend veel Nederlands geld voor Colombia naar milieu. Gelet op de regionale uitstraling van het conflict en de problemen waar het gaat om de rechtstaat, lijkt het logisch dat er een sterke nadruk zou komen op het GNV-programma dat zich richt op de bestrijding van straffeloosheid, op vredesopbouw en op demobilisatie. De balans hierin is niet evenwichtig. In hoeverre worden deze programma’s doorgelicht om te kijken of de verdeling van die gelden nog wel past bij de prioriteiten van dit moment? Hoe wordt die integraliteit concreet uitgewerkt?
Mevrouw Karimi (GroenLinks) vraagt welke keuzes de regering maakt ten aanzien van Latijns-Amerika. De in de notitie genoemde visie lijkt niet afgestemd op de ernst van de situatie in dat gebied. Het antiAmerikanisme is buitengewoon groot. Er is enorm veel kritiek op het optreden van de Verenigde Staten. Het is van belang dat de strijd die op dit moment tegen de Verenigde Staten wordt gevoerd, een weerklank vindt. De machtsongelijkheid, het grote verschil tussen rijk en arm en het geweld zijn alarmerend. Het EU-beleid voert deze lijn versterkt door. Er is geen corrigerend mechanisme vanuit de Europese Unie. De Europese Unie moet hierin een politiek kader geven.
Met vijf landen in de regio zijn er bilaterale relaties. Een aantal jaren geleden is gepleit voor een regionale benadering voor Midden-Amerika. Die benadering is er niet gekomen; het beleid is nu verspreid over vijf
landen. Hoe gaat het met de Nederlandse ontwikkelingsrelatie met Guatemala, Bolivia en Nicaragua?
Mevrouw Karimi vindt het belangrijk dat mensenrechten centraal worden gesteld. In de notitie staat niet hoe dat gebeurt. Dit is niet alleen een taak voor ontwikkelingssamenwerking, maar ook een algemeen politieke taak. Drie van de vijf landen waarmee Nederland een bilaterale relatie heeft, hebben het verdrag inzake het Internationale Strafhof nog niet geratificeerd. Wat doet de regering daaraan?
Mevrouw Karimi uit haar grote zorg over de combinatie van drugs en geweld, met name op de route tussen Colombia en Suriname. Hieraan wordt onvoldoende gedaan. Welke samenwerking is er op dit gebied tussen Colombia, Suriname en Nederland? Wat is het beleid in deze kwestie? Zij betreurt het dat er in de notitie niets staat over mensenhandel.
Het bedrijfsleven en publiekprivate samenwerking komen prominent in de notitie aan de orde. Mevrouw Karimi mist echter een goede onderbouwing van de stelling dat het bedrijfsleven een goede rol kan spelen en een effectief kanaal kan zijn voor ontwikkelingssamenwerking. Draagt het bedrijfsleven bij aan de rechtenbenadering? Hoe staat het met subsidie aan Cuba voor het bedrijfsleven? In de notitie staat dat publiekprivate samenwerking voor de regio wordt gestart. Wil de minister voor Ontwikkelingssamenwerking nog vóór de begrotingsbehandeling een overzicht geven van alle publiekprivate initiatieven? Wat is er tot nu toe tot stand gekomen, wat is de onderbouwing hiervoor en op basis van welke criteria is dat gebeurd? Op welke terreinen heeft dit betrekking?
De heer Koenders (PvdA) vindt het goed dat de notitie in verbeterde versie er nu is. Onduidelijk was nog wat Nederland wel en niet wil, hoeveel geld er beschikbaar wordt gesteld, welke prioriteiten er zijn en wat Nederland gaat doen met de ambassades in Latijns-Amerika (instructies).
In Latijns-Amerika, waar democratie is begonnen zich te ontwikkelen, stagneert de tweede fase van economische ontwikkeling vanwege populisme, geldpolitiek, de ongelijke inkomensverdeling en natuurlijk ook de misdaadparallelle structuren. De heer Koenders deelt de mening van collega’s over afbouw van ontwikkelingssamenwerking en de manier waarop dat gebeurt. De prioriteit ligt bij goed bestuur, mensenrechten en straffeloosheid. Dat gebeurt niet in alle landen op een goede manier. De heer Koenders vindt dat Nederland forser moet inzetten in de Europese Unie. De ervaring leert dat de Europese Unie haar gelden weinig strategisch en vernieuwend inzet. Wat is er in Colombia gebeurd met de programma’s over de vredeszones? Op welke landen zet Nederland wat in en met welke strategie, als het gaat om het stimuleren van de democratische ontwikkeling? Veel programma’s, met uitzondering van die voor Guatemala en Nicaragua, voorzien een weinig zinnige benadering van het democratiseringsproces. In Chili is gestart met het SER-idee, wat erg belangrijk is in de tweede fase van economische ontwikkeling. In welke landen speelt Nederland een rol, hoe actief gebeurt dat, welke rol heeft de ambassade en hoe kan die rol worden versterkt? Her en der verloopt Nederlandse steun via de OAS. Is dit structureel, speelt ook de UNDP een rol, of is er een benadering per land?
Ondanks 3% economische groei in Latijns-Amerika, neemt de armoede in een aantal staten in de Andes en Centraal-Amerika enorm toe. Wat is het beleid van de regering in dit kader? Wordt gesproken over formalisering van de informele sector, over microkredietprogramma’s en FMO-programma’s? Nederland kan voor de sociale zekerheid in Latijns-Amerika veel betekenen. Is het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in staat is en bereid hieraan mee te werken? Dit is met name belangrijk voor Brazilië en Argentinië. In de notitie is hierover niets te lezen.
Heeft de Nederlandse regering in het kader van integratie een strategie bepaald voor wat ze wil bereiken, bijvoorbeeld op het terrein van drugs en straffeloosheid? Vorderingen op die terreinen zijn nodig voor een volgende stap naar democratisering. Europa kan hierin een goede rol spelen. Hoe denkt de regering landen als Guatemala, Colombia en Suriname te bewegen het verdrag inzake het Internationale Strafhof te ratificeren?
In Cuba zitten zeventig vakbondslieden in de gevangenis zonder enige vorm van proces. Criteria inzake «maatschappelijk verantwoord ondernemen» worden niet gehandhaafd. Het exportinstrumentarium kan dan niet worden toegepast en het lijkt logisch dit programma te stoppen. In Guatemala gaat het slecht. Nederland is terecht actief bezig met een aantal goede programma’s. Europa heeft hier invloed op. De angst van Guatemala heeft vooral te maken met het soevereiniteitsprobleem en de afhankelijkheid van de Verenigde Staten. Er moet een eenduidige Europese positie komen.
Hoe staat het met de KLPD’ers in Colombia? Blijven zij daar in dezelfde aantallen aanwezig? Hoe staat het met de uitvoering van het amendement-Van der Staaij? Waarom bemoeit de Europese Unie zich niet actiever, via een speciale vertegenwoordiger, met de discussie over paramilitairen? In het kader van de Surinaamse drugshandel vraagt de heer Koenders ten slotte naar de stand van zaken in de Bolas-zaak. Is er voldoende materieel en menskracht?
De heer Van Bommel (SP) is blij met de realistische notitie, maar vindt dat de samenhang tussen de aangestipte thema’s te veel ontbreekt. De nota gaat er impliciet van uit dat particuliere investeringen en vrijhandel uiteindelijk tot ontwikkelingskansen voor een meerderheid van de bevolking zullen leiden. Er ontbreekt echter een heldere strategie om de stuitend grote inkomensverschillen te verkleinen, werk te creëren en voorzieningen voor de armen en uitgestotenen toegankelijk te maken. De regering zet primair in op economische liberalisering. De Europese Unie mag echter in de onderhandelingen met de Mercosur-landen over een vrijhandelsakkoord niet tornen aan het beleid van Brazilië om kleine agrarische producenten te subsidiëren. Economische akkoorden tussen de Europese Unie en Mercosur zullen meer getoetst moeten worden op hun impact voor het milieu. De nota wijst op de tegenstelling die er bestaat tussen het vrijhandelsmodel dat de westerse landen opleggen aan ontwikkelingslanden en het Europees landbouwbeleid. Bolivia heeft sterk te lijden van het agrarisch beleid van de Europese Unie. Coherentie is hier noodzakelijk. Nu Nederland tijdelijk voorzitter is van de Europese Unie, kan de minister hier wellicht initiatieven nemen.
Een grote meerderheid van de bevolking van Nicaragua leeft in armoede en misère. Hoe beoordeelt de minister voor Ontwikkelingszaken deze ontwikkeling en wat betekent dit voor de Nederlandse inzet? Welk ontwikkelingsmodel wordt gehanteerd als 10–20% van de bevolking gedwongen is het land te verlaten vanwege gebrek aan werk, inkomen en toegang tot voorzieningen? De notitie verwijst naar het ontbreken van toezichthoudende instellingen die de marktwerking moeten garanderen. In hoeverre werkt dat mee aan de stagnatie van de economische ontwikkeling?
Op basis van een postbusfirma is de ING vanuit Nederland betrokken bij een door Ericsson aangespannen procedure bij een panel van de Wereldbank, die erop is gericht 25 miljoen dollar schadevergoeding van de Boliviaanse overheid te krijgen. Deze claim is ingediend na privatisering van de drinkwatervoorziening van de stad Cocha Bamba, die overigens leidde tot een volksopstand. De betreffende bedrijven hebben maar 6 mln dollar geïnvesteerd en willen nu gecompenseerd worden omdat zij de in de toekomst te verwachten winsten zijn misgelopen. Dat is geen publiek-private samenwerking. Hoe ziet de regering dit?
In de nota worden de mensenrechten herhaaldelijk aan de orde gesteld. Wat gaat Nederland op dit vlak precies doen? Nederlandse diplomatieke posten zouden een actievere rol moeten spelen op dit vlak. Binnen het voorgestelde beleid vindt een verschuiving van bilateraal naar multilateraal plaats. De heer Van Bommel heeft kritiek op het wegvallen van OS-deskundigheid op Nederlandse ambassades. Ten slotte vraagt hij hoe Nederlandse liberalisering van het drugsbeleid zou kunnen leiden tot vergroting van de ontwikkelingskansen van de regio.
Het antwoord van de bewindslieden
De minister van Buitenlandse Zaken constateert dat vrijwel alle sprekers zijn ingegaan op de prioriteiten en het belang van de regio, de ambities en de beperkingen. Dit onderwerp is besproken tijdens de EU/LAC-bijeenkomst in Mexico. Ook in de Algemene Raad wordt hierover gesproken. Er is zeker geen gebrek aan belangstelling, maar er zijn veel gebieden in de wereld die aandacht nodig hebben. Latijns-Amerika maakt, in vergelijking met andere continenten, op een aantal terreinen een positieve ontwikkeling door. De rol van Nederland in Latijns-Amerika is beperkt. Nederland is één van de vele spelers en zeker niet de grootste. Dit brengt met zich mee dat er prioriteiten moeten worden gesteld. Het was lastig dit in de notitie weer te geven. Voor de behartiging van het Nederlands belang is het belangrijk dat Nederland de maatvoering doorvoert door middel van geïntegreerd beleid en een geïntegreerde aanpak. Daarbij moet niet alleen gebruik gemaakt worden van bilaterale contacten, maar ook van internationale verbanden. In deze notitie wordt getracht de nadruk te leggen op bestrijding van de internationale misdaad, de drugshandel de wapenhandel, het bestrijden van witwaspraktijken en van mensenhandel.
De Europese Unie werkt aan liberalisering, omdat duidelijk is dat dit in een aantal landen tot aanmerkelijke verbeteringen heeft geleid. Dit neemt niet weg dat het ondersteuningsgedeelte gehandhaafd moet blijven. Daarbij wordt samengewerkt met de Europese Unie en de landen die een aanmerkelijk belang hebben in de regio: Spanje en Portugal. Zij wijzen op het belang van betere en intensievere betrekkingen en willen dat zij worden gezien als de voortrekkers in dat continent en willen daar ook de meeste aandacht aan besteden. Sinds de jaren zeventig is er veel verbeterd. De economieën hebben zich ontwikkeld, de democratische rechts-straat is versterkt en er zijn resultaten op het gebied van de armoedebestrijding. Brazilië is een voorbeeld van een goede economie. Het voorbeeld van dit land wordt hopelijk gevolgd door vele landen. In het algemeen gaat het goed met landen waar er sprake is van een juiste mix van liberalisering en sociale ontwikkeling. In Argentinië, Uruguay, Paraguay en Chili is t zien wat er gebeurt als de balans te veel doorslaat naar alleen liberalisering of alleen de sociale ontwikkeling. De regering ondersteunt veel activiteiten op politiek niveau, maar probeert dat zoveel mogelijk in EU-verband te doen.
Bij de arrestatie in Cuba van 75 dissidenten door het regime in Havana in 2003, hebben de lidstaten van de EU als eenheid gereageerd. Die reactie was gebaseerd op een EU-common-position waardoor de lidstaten de naleving van de mensenrechten middels een dialoog met de overheid proberen te bevorderen en tegelijkertijd trachten door een sanctie-middelen de situatie te verbeteren. De Nederlandse ambassade houdt nauw contact met de dissidenten. Daarnaast blijft Nederland druk op de regering uitoefenen en is er in EU-verband een aantal maatregelen getroffen. Op dit moment zijn zeven van de 75 dissidenten vrijgelaten. Nederland zal in EU-verband druk blijven uitoefenen, en daar waar dat nodig is, sancties instellen.
Handel en investeringen betekenen een toename van de economische bedrijvigheid en activiteit, maar daarbij moet er wel sprake zijn van een
geïntegreerde aanpak, waarin de aanpak van armoede aandacht krijgt door middel van een betere verdeling door toenemende welvaart. Dat alles kan alleen worden bereikt door een grotere participatie van een groter deel van de bevolking in Latijns Amerika. Verder is regionale maritieme samenwerking belangrijk voor de bestrijding van drugscriminaliteit. Op dit punt is er nauwe samenwerking met de Verenigde Staten. In EU-verband, maar ook bilateraal, zet Nederland zich in voor de verbetering van mensenrechten. Met alle landen in de regio, met uitzondering van Cuba, hebben de EU-regeringen contact over de mensenrechten. De Nederlandse ambassadeur heeft in Guatemala en gesproken met de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken en de procureur-generaal, naar aanleiding van rapporten van Amnesty International over intimidaties en bedreigingen van medewerkers van mensenrechtenorganisaties in die landen. De minister en de procureur-generaal deelden de bezorgdheid en er is een onderzoek gestart. Aangezien zowel de ambtelijke ondersteuning als het geld gering zijn, is weliswaar een start gemaakt, maar is het eindproduct niet zoals gehoopt. De minister vindt dat ambassades hierop moeten inspelen en moeten bekijken of ze hiervoor een programma kunnen opzetten. Hij blijft erop aandringen specifieke programma’s te steunen.
Nederland is tegen de legalisering van drugs. Met Venezuela is er een overeenkomst afgesloten op grond waarvan samenwerking op het gebied van de aanpak van drugssmokkel en de aanpak van de schadelijke gevolgen van drugs mogelijk zijn. In de haven van Buena Ventura werkt Nederland samen met de Colombiaanse autoriteiten om de veiligheid en de controles te verbeteren. Die goede samenwerking in Colombia is voor Peru en Ecuador aanleiding geweest een verzoek in te dienen voor soortgelijke projecten in hun havens. Ook met de kustwacht wordt samengewerkt. De Europese Commissie heeft verschillende projecten gesteund. Een overzicht van alle drugsbestrijdingprojecten die concreet gefinancierd worden, is desgewenst beschikbaar.
Het belang van de ICC wordt altijd onderstreept bij bezoeken aan partner-landen. Nederland stimuleert de landen in de LAC-regio om het Verdrag van Rome te ondertekenen en te ratificeren. De landen zijn hierop ook individueel aangesproken.
Waar het gaat om het ontplooien van activiteiten en het beschikbaar stellen van mensen zijn voor alle ambassades prioriteiten zijn gesteld. Dit heeft ertoe geleid dat een groot aantal ambassades moest inkrimpen. Er is echter absoluut geen gebrek aan activisme of kennis. Medewerkers van ambassades zijn doorgaans degenen die de landen goed kennen, de taal spreken en goede contacten hebben. De minister deelt de wens om meer mensen naar de ambassades te sturen, maar ziet daartoe geen kans gezien de huidige bezuinigingen. Wel heeft dit punt de absolute aandacht. Hij verzoekt fracties specifieke wensen voor activiteiten in bepaalde landen kenbaar te maken zodat ambassades hiervan op de hoogte kunnen worden gesteld.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking zet uiteen dat de voorliggende notitie de eerste is die een totaal continent betreft, waarvoor het ministerie tot een integrale aanpak is kunnen komen. Er is niet alleen aandacht voor armoedebestrijding en economische ontwikkeling, maar ook voor democratisering en de ondersteuning van democratiseringsprocessen en het bevorderen van mensenrechten. Er zijn veel speciale programma’s opgezet die nationaal zijn gestart, maar uiteindelijk ook regionaal een impact hebben, of op regionaal niveau kunnen worden voortgezet. Inzetten op een goed en beter bestuur is belangrijk. Niet alleen op het niveau van de overheid, maar ook op dat van het middenveld: instituties die nodig zijn om liberalisering zoveel mogelijk bij te buigen in de richting van het voorkomen van verdere uitsluiting en van armoedebestrijding. Er zijn vijf landen als partnerlanden uitgekozen. Voor de
landen die niet meer op de lijst staan en voor overige landen, zijn exit-strategieën vastgelegd. Dit betekent voor die landen een zorgvuldige afbouw. Bovendien staan ook voor de landen die niet op de lijst staan, mensenrechtenfaciliteiten open, waardoor ook voor die landen meer gedaan kan worden op het gebied van de bevordering van democratische processen.
Een voorbeeld van een land dat niet meer op de lijst voorkomt, is Haïti. Veel donoren zetten zich buitengewoon loyaal in voor de wederopbouw van Haïti. Canada, de Verenigde Staten en andere landen hebben samen een bedrag van 1,08 miljard dollar bijeen gebracht voor de wederopbouw. Er is geen regionale benadering voor Colombia opgezet. Dit was ook niet toegezegd. Wel uitvoering gegeven aan de toezegging dat elementen die specifiek van belang zouden zijn voor Colombia, zouden worden opgenomen in de nieuwe notitie over Latijns-Amerika.
Er zijn een aantal duurzaamheidsprogramma’s opgezet in het Amazonegebied. Samen met Noord-Bolivia, Zuidoost-Peru en Zuidwest-Brazilië zet Nederland zich in voor internationale milieuprogramma’s die uitgevoerd worden samen met multilaterale instellingen zoals WNF, Conservation International, SNV en Care.
Er wordt ook aandacht besteed aan mensenrechten in andere landen dan de partnerlanden. Zo wordt in Honduras, Haïti, Peru en Argentinië ingezet op ondersteuning van decentralisatieprogramma’s, training van de rechterlijke macht en het openbaar ministerie, het steunen van de waarheidscommissie in Peru en het ondersteunen van NGO’s. De sector landbouw staat niet meer als zodanig op de lijst. Er wordt ingezet op ondernemerschap, het verbeteren van bestuur, versterken van instituties, het privatiseren van staatsinstellingen en het toedelen van landrecht. De commissie Doornbos kan in Latijns-Amerika een belangrijke rol spelen als het gaat om het overdragen van expertise, het overdragen van kapitaal, het helpen investeren en het opzetten van ketenorganisaties. Over Evo Morales zegt de minister dat zij niet alle bewegingen even positief vindt. Er worden blokkades opgeworpen voor de democratisering. Dit werkt niet positief als het gaat om de ontwikkelingen in Bolivia. In antwoord op de opmerking dat meer geld voor Latijns-Amerika en minder voor Irak beschikbaar moet worden gesteld, geeft de minister aan dat Nederland aan vijf landen zo’n 60 tot 70 miljoen euro bilateraal beschikbaar stelt. In de begroting staat hoe dat bedrag besteed en verdeeld wordt. Daarnaast zijn er middelen ter beschikking via de multilaterale organisaties.
De minister complimenteert de ambassades met de wijze waarop zij in de diverse landen, waaronder Colombia, opkomen voor recht en rechtvaardigheid.
Een historische terugblik leert dat projecthulp minder goed werkt en dat een geïntegreerde aanpak beter werkt. Daar waar dat mogelijk is moet via de regeringen gewerkt worden. Als Nederland dat niet alleen kan, dan kan dat mogelijk wel in Europees verband met donorlanden. Via de London Declaration is de Europese Unie nadrukkelijk betrokken bij de ontwikkelingen in Colombia. De Europese ambassadeurs hebben samen met de Verenigde Naties de uitwerking van de London Declaration op de voet gevolgd (G-24). De Europese Unie doet dat niet. De OAS trekt op dit punt de kar. De London Declaration krijgt een follow-up in het voorjaar van 2005. Bolivia zal dan een vervolgbijeenkomst organiseren. In het belang van het continent is het wenselijk dat de bedrijvigheid van Nederlandse bedrijven en banken in Latijns-Amerika verder wordt uitgebreid. Er is toezicht nodig van instellingen op die marktwerking, maar primair is dit een verantwoordelijkheid van betrokken regeringen. In Nicaragua wil de regering graag verder met democratisering, het naleven van mensenrechten en corruptiebestrijding. Het parlement in Nicaraqua wil dit echter niet en is niet van plan wetten aan te nemen die het respecteren van mensenrechten ook kunnen afdwingen.
De staatssecretaris van Economische Zaken signaleert dat de rol van ontwikkelingslanden in de WTP duidelijker en groter is geworden. Het mag als de winst van Genève worden genoemd dat de invloed die ontwikkelingslanden kregen, ook werd gekoppeld aan verantwoordelijkheid. Dat Brazilië, India en China deelnemen in de WTO, betekent een grotere pluriformiteit. Ook Mexico speelt daarbij een grote rol. Ook andere landen dan Mexico en Brazilië zouden kunnen profiteren van de uitbreiding van handelsrelaties. Daarbij moet worden bedacht dat primair is ingezet op multilaterale afspraken, zoals die binnen het kader van de WTO. Er zijn echter ook bilaterale verdragen gesloten, meestal op verzoek van Latijns-Amerikaanse landen. Daarnaast is Nederland bezig met de onderhandelingen van de Mercosur-landen. De regering streeft ernaar de onderhandelingen nog dit jaar af te ronden. Het APS-systeem is belangrijker voor de Andes-landen en Midden-Amerikaanse landen dan de vrijhandelsverdragen. Wel dient verbetering te worden bereikt ten aanzien van: voorspelbaarheid, eenvoud en het richten van APS op de landen die dit echt nodig hebben. Het «regulier-APS» staat open voor alle ontwikkelingslanden, «Everything but Arms» voor de minst ontwikkelde landen en daarnaast de drie speciale clausules (arbeidsrecht, milieu en drugs). De Europese Commissie stelt nu voor om naar één clausule te gaan voor de stimulering van duurzame ontwikkeling, waarin de laatste drie componenten zitten, het zogenaamde «APS-plus». Dit omdat er kritiek is gekomen vanuit de WTO op die speciale clausules. Zoals het er nu naar uitziet, komt de extra preferentie die Colombia nu ontvangt, straks ook beschikbaar via APS-plus. Economisch gezien gaat Colombia er dus niet op achteruit. Daarbij moet wel gelet worden op WTO-conformiteit en het openstellen van de clausules voor andere landen zoals Thailand, India en China. Voor het bedrijfsleven snijdt het mes aan twee kanten: het is goed voor het Nederlandse bedrijfsleven om te kunnen investeren in andere landen, maar het is ook goed voor de landen zelf. Een goede economische relatie tussen Nederland en ontwikkelingslanden helpt de ontwikkelingslanden omdat handel en investeringen zorgen voor een economisch perspectief en omdat Nederlandse ondernemingen in die landen zorgen voor een bepaalde norm. De ambassades helpen Nederlandse bedrijven aan informatie en via het Nederlands exportinstrumentarium worden die bedrijven geholpen in de voorfase van marktverkenning. De staatssecretaris benadrukt dat PPS waardevol is. Specifiek voor Latijns-Amerika kan het financiële sectorplatform een grote rol spelen omdat het Nederlandse financiële instellingen een betere relatie kan bieden. De subsidiëring van lokale, kleine boeren is een nationale kwestie en geen punt in de onderhandelingen van de Mercosur, zoals de grote boeren dat wel zijn. Nederland zet fors in op een verandering van het Europese landbouwregime en maakt zich hiervoor hard binnen de WTO.
Nadere gedachtewisseling
Mevrouw Ferrier (CDA) vindt het antwoord over de ambassades teleurstellend. Het budget voor bilateraal moet hoger. De ambassades missen ondersteuning. Hoeveel geld zou er nog bij moeten komen? Wat is het effect van de motie-Ferrier, die structureel een deel van het budget van multilateraal naar bilateraal wil overhevelen?
De heer Szabó (VVD) vindt het opmerkelijk dat de ontwikkelingsrelatie met Cuba is afgelopen, omdat er op 14 april 2004 vragen zijn gesteld over de activiteiten van Novib en Hivos op Cuba. Op die vragen zijn ook antwoorden gekomen. Worden dergelijke activiteiten nu gestaakt? Er zijn activiteiten genoemd, gericht op Argentinië en Peru. Die zijn in feite gelijk aan die in de vijf landen waarmee Nederland formeel een bilaterale relatie heeft. Welk bedrag is hiervoor beschikbaar, naast de 60 tot 70 miljoen euro voor de vijf landen?
De heer Van der Staaij (SGP) vraagt rekening wordt gehouden met beleidsprioriteiten bij de invulling van ontwikkelingshulpprogramma’s voor de landen waarmee Nederland een partnerrelatie heeft. Er is een amendement aangenomen over de demobilisatie en reïntegratie van ex-strijders. Blijft dit ook voor de toekomst behouden? In hoeverre wordt de OAS bij de uitvoering van haar taken financieel ondersteund door de EU?
Mevrouw Karimi (GroenLinks) deelt de visie over de economische ontwikkelingen niet. De mix is niet in balans en er zal een keuze moeten worden gemaakt.
Spreekster verzoekt om een overzicht van alle publiekprivate samenwerkingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking die nu gaande zijn. De minister zegt zo’n overzicht toe.
De heer Koenders (PvdA) blijft benieuwd naar het exportinstrumentarium naar Cuba en naar het antwoord op vragen over subsistance farming en de vredeszones in Colombia.
De heer Van Bommel (SP) vindt het een onderschatting van lokale mogelijkheden dat de minister vindt dat zonder PPS geen enkele ontwikkeling mogelijk is. Hij mist een reactie op zijn opmerkingen over de privatisering van de drinkwatervoorziening en de schadeclaims in Bolivia. Verder vraagt hij wat de gevolgen zullen zijn voor het milieu en de positie van inheemse volkeren van de onderhandelingen tussen de Mercosur-landen en de Europese Unie.
De voorzitter constateert dat de aanwezige leden van de commissie er gezien de ontstane tijdnood mee instemmen dat de bewindslieden schriftelijk op nadere vragen antwoorden.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, De Haan
De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor