Brief minister over de Latijns-Amerikaanse notitie 'Verre buren, goede vrienden' - Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 29653 - Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben; Brief minister over de Latijns-Amerikaanse notitie 'Verre buren, goede vrienden' |
---|---|
Documentdatum | 29-10-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST80929 |
Kenmerk | 29653, nr. 2 |
Van | Ontwikkelingssamenwerking (OS) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2004–2005
29 653
Het Nederlands buitenlands beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 oktober 2004
Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Economische Zaken, de toegezegde antwoorden aan op vragen die zijn gesteld door leden van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en Economische Zaken tijdens het algemeen overleg op donderdag 16 september 2004 over de Latijns-Amerika notitie «Verre buren, goede vrienden».
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven
Bezetting posten in partnerlanden
Ten aanzien van uw vraag over ondersteuning van de ambassades en de effecten van de motie-Ferrier kan ik u het volgende meedelen. De personele bezetting van ambassades (en het departement in Den Haag) staat onder druk, met name ten gevolge van de efficiency doelstellingen van de afgelopen jaren. De bezetting van de Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland wordt periodiek gewogen in de Commissie Postennet. In die Commissie is in 2003 de bezetting van de ambassades in partner-landen bezien in het licht van de prioriteiten die voortvloeien uit de beleidsnotitie Aan Elkaar Verplicht, inclusief de extra aandacht voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking. Verder wordt de bezetting van de vertegenwoordigingen in het buitenland periodiek getoetst door de Inspectie en Evaluatie Bedrijfsvoering van het ministerie, mede met het oog op eventuele bijsturing van de bezetting. Met de huidige bezetting op de posten kan AEV gerealiseerd worden en moeten de effecten van de motie-Ferrier opgevangen kunnen worden.
Gevolgen van een Associatieakkoord EU-Mercosur voor subsistance farmers, inheemse volkeren en het milieu
Met betrekking tot uw vraag hoe Nederland/de EU de gevolgen van een Associatieakkoord tussen EU en Mercosur voor subsistance farmers, inheemse volkeren en het milieu ondervangt geldt het volgende.
Subsistence farmers produceren per definitie alleen voor eigen gebruik en hebben in principe geen last van concurrentie als gevolg van de toename van de productie voor de export. Voor kleine boeren die wél voor de markt produceren valt te verwachten dat ook zij zullen profiteren van een verdere verruiming van de afzetmogelijkheden, zij het onder bepaalde voorwaarden. Deze betreffen onder meer de mate waarin deze boeren in staat zijn te participeren in de productieketen voor de export dan wel de binnenlandse markt (outgrowers model). Voorzover er sprake zal zijn van concurrentie (bijvoorbeeld om hulpbronnen zoals vruchtbaar land en water) en verdringing van kleine boeren door grootschalige agrarische industrieën, zijn bredere economische groei en diversificatie, en alternatieve bronnen van werkgelegenheid en inkomen van groot belang. Het is aan de overheden van de betreffende landen om deze te stimuleren. Directe buitenlandse investeringen kunnen daarbij echter een belangrijke katalyserende werking hebben. Voor de Mercosur-landen geldt overigens dat de armoedeproblematiek sterk samenhangt met de extreme inkomensongelijkheid.
Wat betreft de effecten van een Associatieakkoord op de positie van inheemse volkeren geldt dat deze krachtens resolutie 169 van de International Labour Organisation het recht hebben over het akkoord te worden geconsulteerd. Wat betreft de gevolgen voor het milieu wordt, voornamelijk op initiatief van de EU, tussen beide partijen onderhandeld over een duurzaamheidsclausule in het akkoord. Ook voert de Europese Commissie, zoals gebruikelijk bij internationale handelsakkoorden waarover zij namens de EU onderhandelt, een Sustainability Impact Assessment uit.
Financiering activiteiten in niet-partnerlanden
Aangaande uw vraag over de bedragen die beschikbaar zijn voor de niet-partnerlanden neem ik aan dat u doelt op de strategische faciliteit voor mensenrechten en goed bestuur. Dit fonds wordt met ingang van dit jaar ingezet om ervoor te zorgen dat de aandacht voor goed bestuur en mensenrechten niet beperkt blijft tot de partnerlanden. Voor 2004 hebben
ook enkele landen in Latijns-Amerika uit dit fonds geput. Het gaat daarbij om Honduras (250 000 euro), Haïti (200 000 euro), Peru (120 000 euro) en Argentinië (60 000 euro). Concrete activiteiten zijn steun aan decentralisatieprogramma’s, training van rechterlijke macht en openbaar ministerie, steun aan een waarheidscommissie (in Peru) en aan NGO’s die strijden tegen straffeloosheid. Voor volgend jaar en verder komen de gegevens over toekenning uit dit fonds beschikbaar bij de jaarplangoedkeuring (voorjaar 2005).
Bolivia: geschil over investering in geprivatiseerde watersector door in Nederland gevestigd bedrijf (zaak Bechteld)
Bolivia is een aantal jaren geleden begonnen met privatisering van de watersector. In beginsel zal elk land voor zichzelf bepalen of en zo ja, welke activiteiten en sectoren voor privatisering in aanmerking komen en tegen welke voorwaarden geprivatiseerd wordt. Een land dat privatiseert zal zichdienen te realiseren dat een investeerder gewoonlijk een commerciële doelstelling voor ogen heeft. Aan de andere kant zal een investeerder in een sector met een publieke factor rekening moeten houden met het feit dat een dergelijke investering speciale verantwoordelijkheden met zichmeebrengt.
Nederland pleegt aan het begrip «investeringen» in de IBO’s van Nederland met andere landen een ruime betekenis te geven. In de IBO tussen Nederland en Bolivia is van dat uitgangspunt niet afgeweken. Ook investeringen in publieke diensten kunnen investeringen zijn in de zin van de IBO en deze worden in dat geval dan dus beschermd tegen onder meer onteigening. De meeste andere westerse landen die IBO’s sluiten hanteren eenzelfde benadering.
In IBO’s die Nederland sluit, is vastgelegd dat indien een gastland een investering van een investeerder van de andere verdragspartij onteigent, de onteigenende partij daarvoor een passende schadevergoeding dient te betalen, die de werkelijke waarde (of billijke marktwaarde) van de getroffen investering vertegenwoordigt. In de IBO’s van Nederland wordt dat gewoonlijk aangeduid als «just compensation». Daaronder wordt verstaan dat een toe te kennen compensatie niet alleen het bedrag van de oorspronkelijke investering omvat, maar ook datgene wat er met een investering verdiend is, alsmede datgene wat een investeerder nog had kunnen verdienen indien de gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Uiteraard ligt de bewijslast bij de investeerder die claimt.
De visie van de regering op de privatisering van water en op de vraag of dit een zaak is waar het arbitragetribunaal onder de IBO tussen Nederland en Bolivia over zou mogen oordelen is (op basis van beschikbare informatie) gegeven in antwoord op vragen van de Tweede Kamer (Aanhangsel Handelingen nrs. 765, 995 en 1229, vergaderjaar 2001–2002).
Colombia: beleidsprioriteiten
Ten aanzien van uw opmerking dat het thema goed bestuur, mensenrechten en vredesopbouw in Colombia meer aandacht verdient, kan worden opgemerkt dat dit jaar het samenwerkingsprogramma voor wat betreft vredesopbouw is uitgebreid (onder andere als gevolg van de implementatie van de motie Van der Staaij inzake steun aan gedemobiliseerde jongeren). Voorts heeft ook het milieuprogramma in Colombia een sterke goed bestuur en vredesopbouwcomponent, hetgeen met name blijkt uit de nadruk op participatief beheer van natuurgebieden door de inheemse bevolking en de bevordering van de verbouw van coca-vervangende gewassen. Onze inspanningen op het gebied van milieu
gaan dus niet ten koste van die op het gebied van goed bestuur, in tegendeel. De twee sectoren zijn complementair.
Colombia: motie-Van der Staaij
Naar aanleiding van uw vraag of de Nederlandse steun aan het vredesproces conform de motie-Van der Staaij ook voor de toekomst behouden blijft, kan het volgende worden vermeld. Nederland ondersteunt het vredesproces conform de motie Van der Staaij door steun aan reïntegratie van gedemobiliseerde jongeren van 18 tot 24 jaar (2 jaar, totaalbedrag € 1 275 000,–). Verder geeft Nederland samen met Zweden voor een periode van drie jaar een bijdrage aan de Commissie voor Nationale Verzoening van de r.k. kerk (totaalbedrag € 317 000,–). De steun aan deze inspanningen is dus al meerjarig. Verder overwegen wij Colombia te ondersteunen met een bijdrage uit het Stabiliteitsfonds, mits hiervoor passende aanvragen worden ingediend.
Colombia: EU-beleid ten aanzien van de vredeszones
Zoals eerder toegelicht in Kamerbrief nr. 372 (vergaderjaar 2003–2004) is de EU inderdaad intensief betrokken bij regionale vredesinitiatieven in Colombia via de zogenaamde vredeslaboratoria, of integrale regionale ontwikkelingsprojecten gericht op versterking van de lokale gemeenschappen, bevordering van vreedzaam samenleven en alternatieve productie. Het eerste vredeslaboratorium startte begin 2002 in Magdalena Medio en wordt op dit moment geëvalueerd (mid term review). Begin dit jaar is een tweede vredeslaboratorium opgezet in drie locaties, te weten in Oost-Antioquia, Noord-Santander en Narino/Cauca.
Colombia: EU-ondersteuning aan de missie van de Organisation of American States (OAS)
De ambassadeurs van de EU-landen in Bogotá, momenteel onder voorzitterschap van Nederland, dragen actief bij aan de vorming van het gezamenlijke EU-beleid ten aanzien van het vredesproces in Colombia. Momenteel vindt er onderling overleg plaats tussen lidstaten en Commissie over de voorwaarden waaronder nadere steun zou kunnen worden geboden aan het vredesproces, zoals aan de missie van de OAS in Colombia belast met verificatie van demobilisatie-, ontwapenings- en reïntegratieprocessen.
Cuba: Inzet exportinstrumentarium
Ten aanzien van uw vraag over de ontwikkelingsrelatie met Cuba, alsook het exportinstrumentarium, kan ik bevestigen dat de ontwikkelingsrelatie is bevroren. Zoals u weet is het EU-beleid ten aanzien van Cuba gericht op het voeren van een dialoog met de Cubaanse overheid om te bevorderen dat de mensenrechten daar worden gerespecteerd. Naar aanleiding van de maatregelen die de EU heeft genomen als reactie op het arresteren van 75 dissidenten, heeft de Cubaanse overheid eenzijdig besloten de ontwikkelingsrelatie met de EU te bevriezen en hetzelfde te doen met de diplomatieke relatie tussen de Cubaanse overheid en het merendeel van de EU-ambassades, waaronder de Nederlandse. Wat betreft het Nederlandse export-, investerings-, en samenwerkingsinstrumentarium betekent dit dat het overleg tussen de Cubaanse en Nederlandse overheid over dit onderwerp sinds juni 2003 is bevroren; dat er geen onderhandelingen meer worden gevoerd over mogelijke voortzetting van het PSOM-programma en dat Cuba geen schenkingen uit het ORET-programma accepteert, waardoor ook de uitvoering van dit programma stil ligt. Het PESP-programma, gericht op het uitvoeren van haalbaarheidstudies, is op
dit moment het enige programma dat in beginsel operationeel is op Cuba. Overigens is ook dit programma in de praktijk niet of nauwelijks toepasbaar, gezien de houding van de Cubaanse overheid.
Cuba: activiteiten MFO’s
Wat betreft uw vraag over de activiteiten van NOVIB en HIVOS geldt dat het Nederlands beleid ten aanzien van Cuba is gericht op het bijdragen aan het verbreken van het isolement dat de Cubaanse regering haar eigen bevolking oplegt. Het uitgangspunt van de genoemde MFO’s om initiatieven van de Cubaanse bevolking te ondersteunen sluit hierbij aan. De MFO’s zijn vrij in hun keuze voor programma’s in landen waar een bilateraal programma met de overheid niet mogelijk is. NOVIB en HIVOS ontplooien een klein aantal activiteiten, waarbij NOVIB deze uitsluitend uit eigen fondsen financiert. Doordat de bilaterale ontwikkelingsrelatie feitelijk is beëindigd, is het werken via MFO’s en NGO’s momenteel de enige mogelijkheid iets voor de Cubaanse bevolking te doen. Verder verwijs ik u naar het antwoord op eerdere kamervragen over dit onderwerp gesteld (Kamerbrief nr. 1508, vergaderjaar 2003–2004).
Overzicht huidige publiek-private samenwerkingsverbanden
Met betrekking tot uw verzoek om een overzicht van alle huidige publiek-private samenwerkingsverbanden kan ik u melden dat dit overzicht u eind november zal worden toegezonden.
Overzicht activiteiten gericht op de aanpak van drugs
Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg treft u in de bijlage 1 een overzicht aan van de activiteiten van de Europese Commissie gericht op de aanpak van de drugsproblematiek in samenwerking met Latijns-Amerika en de Cariben («The contribution of the European Commission to the implementation of the Panama Action Plan on Drugs»; kenmerk drugseulacD05.doc/28.04.04/FB-M). Het betreft een breed scala aan overeenkomsten en projecten op het gebied van alternatieve productie, vraag-en aanbodvermindering en anti-witwasactiviteiten. Nederland ontplooit eveneens een aantal activiteiten in de regio op het gebied van alternatieve productie en ter vermindering van het aanbod, te weten:
-
•alternatieve productie: – Nederland tracht via het milieuprogramma in Colombia de
verbouw van drugs te verminderen door de plattelandsbevolking te steunen bij het op duurzame wijze verbouwen van alternatieve producten, zodat de afhankelijkheid van inkomsten uit illegale cocaverbouw afneemt.
-
•aanbodvermindering – Nederland is één van de trekkers van de Overeenkomst Maritieme
Samenwerking tegen drugshandel via zee, samen met Costa Rica en CARICOM. Nederland ondersteunt Costa Rica zowel financieel als inhoudelijk bij diens activiteiten om landen in de regio te overreden het verdrag te ondertekenen en ratificeren. Doel van het verdrag is een efficiëntere inzet van bestaande middelen voor drugsbestrijding door de deelnemende landen. De efficiëntie moet bevorderd worden door uitwisseling van informatie maar ook door het vereenvoudigen van procedures voor samenwerking. – In Colombia, in de haven van Buenaventura, werkt Nederland samen met de Colombiaanse autoriteiten om de veiligheid en de controles te verbeteren. De goede samenwerking in Colombia is voor de autoriteiten in Peru aanleiding geweest verzoeken in te
dienen voor soortgelijke projecten in hun havens. Op dit moment wordt samen met de Peruaanse autoriteiten bezien hoe deze samenwerking gestalte zou moeten krijgen.
Nederland heeft bijgedragen aan het UNODC project inzake Caribbean Drug Control Coordination Mechanism, dat in 2003 is afgerond. Doel van het project was om nationale en technische data te verkrijgen om de drugsbestrijdingsactiviteiten in de regio beter te kunnen monitoren en evalueren. De institutionele capaciteit die is opgebouwd, is eind 2002 aan het CARICOM-Secretariaat overgedragen.