Voorstel van wet - Tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan en selectie van aanstaande studenten en op het gebied van heffing van collegegeld (Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing) - Hoofdinhoud
Dit voorstel van wet i is onder nr. 2 toegevoegd aan wetsvoorstel 29819 - Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing i.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan en selectie van aanstaande studenten en op het gebied van heffing van collegegeld (Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing); Voorstel van wet |
---|---|
Documentdatum | 05-10-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST79986 |
Kenmerk | 29819, nr. 2 |
Van | Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2004–2005
29 819
Tijdelijke regels betreffende experimenten in het hoger onderwijs op het gebied van vooropleidingseisen aan en selectie van aanstaande studenten en op het gebied van heffing van collegegeld (Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing)
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ervaring op te doen met selectie van aanstaande studenten en extraneï en met differentiatie van collegegeld bij opleidingen in het hoger onderwijs met erkende evidente meerwaarde, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs; dat het voorts wenselijk is ervaring op te doen met het stellen van vervangende vooropleidingseisen aan aanstaande studenten en extraneï bij opleidingen in het hoger onderwijs met het oog op het vergroten van de instroom in het hoger onderwijs, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het niveau van die instroom; dat in verband hiermee een tijdelijke regeling wordt getroffen om experimenten op bovenvermelde terreinen mogelijk te maken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze wet wordt verstaan onder:
-
a.wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
-
b.Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
-
c.instelling: een instelling voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de wet;
-
d.instellingsbestuur: het instellingsbestuur, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, van de wet;
-
e.opleiding: een bachelor- of masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3 van de wet;
-
f.voltijdse, duale of deeltijdse opleiding: een opleiding die onderscheidenlijk voltijds, duaal of deeltijds is ingericht;
-
g.studiejaar: het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar;
-
h.onderwijs- en examenregeling: de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13 van de wet.
Artikel 2. Aard bepalingen
De bepalingen van deze wet regelen het openbaar onderwijs en zijn voorwaarden voor bekostiging voor het bijzonder onderwijs.
Artikel 3. Doelstelling experimenten
Met het oog op het verkrijgen van een duidelijker inzicht in de effecten van selectie van aanstaande studenten en extraneï, van differentiatie van collegegeld en van het stellen van vervangende vooropleidingseisen aan aanstaande studenten kunnen binnen de instellingen voor hoger onderwijs die op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden bekostigd dan wel op grond van die wet zijn aangewezen, experimenten plaatsvinden met betrekking tot die terreinen, waarbij kan worden afgeweken van voorschriften gesteld bij die wet.
Artikel 4. Werkingsduur en reikwijdte van de wet
-
1.Deze wet heeft betrekking op de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007.
-
2.Deze wet heeft geen betrekking op:
-
a.opleidingen die niet zijn opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs, bedoeld in artikel 6.13, van de wet,
-
b.opleidingen die wat betreft de doelstelling en de inhoud van de opleiding de enige in den lande zijn, voor zover het betreft experimenten op het terrein van de selectie van studenten, en
-
c.masteropleidingen als bedoeld in artikel 7.30a van de wet, voor zover het betreft experimenten op het terrein van de selectie van studenten.
Paragraaf 2. Aanwijzing van opleidingen
Artikel 5. Experimenten met vervangende vooropleidingseisen voor de bacheloropleidingen
-
1.Onze Minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur in afwijking van artikel 7.24, eerste en tweede lid, van de wet besluiten dat ten aanzien van een door hem aangewezen bacheloropleiding aanstaande studenten en extraneï kunnen voldoen aan eisen die in de plaats komen van de vooropleidingseisen, gesteld in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van de wet.
-
2.Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats, indien het instellingsbestuur heeft aangetoond dat de vervangende vooropleidingseisen ten minste gelijkwaardig zijn aan de vooropleidingseisen, gesteld in artikel 7.24, eerste onderscheidenlijk tweede lid, van de wet.
-
3.Het instellingsbestuur stelt de vervangende vooropleidingseisen vast.
-
4.Het instellingsbestuur voert het onderzoek of de betrokkene voldoet aan de vervangende vooropleidingseisen uit. Dat onderzoek vindt plaats voorafgaand aan de aanvang van het studiejaar. Het instellingsbestuur beslist of de betrokkene voldoet aan de vervangende vooropleidingseisen.
-
5.De vervangende vooropleidingseisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling.
Artikel 6. Experimenten met selectie en aanvullende selectie in bacheloropleidingen
-
1.Onverminderd artikel 7.37, eerste lid, van de wet kan Onze Minister op aanvraag van het instellingsbestuur besluiten dat ten aanzien van een door hem aangewezen bacheloropleiding selectie of aanvullende selectie plaatsvindt van de gegadigden voor die opleiding.
-
2.Een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid vindt uitsluitend plaats, indien het instellingsbestuur heeft aangetoond dat het een opleiding met evidente meerwaarde betreft en het experiment kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van de evidente meerwaarde van die opleiding.
-
3.Het instellingsbestuur stelt de selectiecriteria vast.
-
4.Het instellingsbestuur voert de selectie uit. De selectie vindt plaats voorafgaand aan de aanvang van het studiejaar. Het instellingsbestuur beslist over de selectie.
-
5.De selectiecriteria en de selectieprocedure worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling.
Artikel 7. Experimenten met aanvullende toelatingseisen in de overige masteropleidingen
-
1.Onze Minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur in afwijking van artikel 7.30b, eerste lid, vierde volzin, van de wet besluiten dat ten aanzien van een door hem aangewezen masteropleiding, bedoeld in artikel 7.30b, eerste lid, van de wet de toelatingseisen voor die masteropleiding tevens betrekking kunnen hebben op andere aspecten.
-
2.Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
-
3.Het instellingsbestuur stelt de aanvullende toelatingseisen vast.
-
4.Artikel 5, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
-
5.De aanvullende toelatingseisen worden opgenomen in de onderwijs-en examenregeling.
Artikel 8. Experimenten met collegegeldverhoging
-
1.Onze Minister kan op aanvraag van het instellingsbestuur in afwijking van artikel 7.43, eerste lid, van de wet besluiten dat ten aanzien van een door hem aangewezen voltijdse opleiding het instellingsbestuur een collegegeld vaststelt van ten hoogste vijf keer het collegegeld, bedoeld in artikel 7.43, eerste lid, van de wet.
-
2.Artikel 6, tweede lid, is van toepassing.
Artikel 9. Lening aan studenten i.v.m. collegegeldverhoging
-
1.Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld over de beschikbaarstelling van een lening van rijkswege aan studenten in de kosten van het collegegeld, verschuldigd voor de inschrijving voor een opleiding als bedoeld in artikel 8. In de lening is het bedrag van het collegegeld, bedoeld in artikel 7.43, eerste lid, van de wet, niet begrepen.
-
2.De lening is rentedragend. Met betrekking tot het rentepercentage is artikel 6.3, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 van toepassing.
-
3.In de regeling kan worden bepaald dat een instellingsbestuur wordt belast met de uitvoering daarvan.
-
4.De voorschriften, bedoeld in het eerste lid, hebben in elk geval betrekking op:
-
a.het bedrag van de lening dat ten hoogste kan worden toegekend,
-
b.de voorwaarden waaronder de lening kan worden toegekend,
-
c.de aanvraagprocedure en de toekenning van de lening, en
-
d.de wijze van terugbetaling van de lening.
-
5.Dit artikel is niet van toepassing op opleidingen, verbonden aan instellingen, bedoeld in artikel 6.9 van de wet.
Paragraaf 3. Procedure aanwijzing van opleidingen
Artikel 10. Aanvraag door het instellingsbestuur
-
1.Het instellingsbestuur dient een aanvraag voor een experiment als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 bij Onze Minister in voor een bij ministeriële regeling vast te stellen tijdstip. Een aanvraag kan op de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007 betrekking hebben.
-
2.Voor zover het betreft een experiment als bedoeld in artikel 5, toont het instellingsbestuur in de aanvraag aan dat de vervangende vooropleidingseisen ten minste gelijkwaardig zijn aan de vooropleidingseisen, gesteld in artikel 7.24, eerste en tweede lid, van de wet.
-
3.Voor zover het betreft een experiment als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8, toont het instellingsbestuur in de aanvraag aan dat het een opleiding met evidente meerwaarde betreft en het experiment kan bijdragen aan de verdere ontwikkeling van evidente meerwaarde binnen die opleiding.
Artikel 11. Besluitvorming opleidingen op het gebied van landbouw; tijdstip besluitvorming studiejaar 2005–2006
-
1.Voorzover het betreft opleidingen op het gebied van landbouwen natuurlijke omgeving, neemt Onze Minister een besluit als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
-
2.Onze Minister neemt een besluit als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 8 ten behoeve van het studiejaar 2005–2006 voor een bij ministeriële regeling vast te stellen tijdstip.
Paragraaf 4. Overige bepalingen
Artikel 12. Rechtsgevolg besluit op grond van artikel 6
Indien een besluit als bedoeld in artikel 6 betrekking heeft op een bacheloropleiding waarvoor een toelatingsbeperking als bedoeld in de artikelen 7.53, 7.55 en 7.56 van de wet van kracht is, blijft paragraaf 4a van titel 3 van hoofdstuk 7 van de wet buiten toepassing.
Artikel 13. Uitbreiding rechtsmacht colleges van beroep voor de examens
-
1.Een college van beroep voor de examens als bedoeld in artikel 7.60 van de wet oordeelt tevens over het beroep tegen beslissingen van het instellingsbestuur als bedoeld in de artikelen 5, vierde lid, 6, vierde lid, en 7, vierde lid.
-
2.De artikelen 7.61, tweede tot en met zevende lid, en 7.63 zijn van toepassing op het beroep, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 14. Medezeggenschap
-
1.De artikelen 9.34, derde lid, onderdeel b en 10.22, onderdeel b, van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op het onderdeel van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in de artikelen 5, vijfde lid, 6, vijfde lid, en 7, vijfde lid.
-
2.De artikelen 9.43 en 10.30 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing.
Paragraaf 5. Wijzigingen van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 15. Tijdelijke wijziging van de WHW
In de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
Na artikel 7.37 worden twee nieuwe artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 7.37a. Afwijkende voorwaarde voor inschrijving in de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007
In afwijking van artikel 7.37, eerste lid, staat de inschrijving voor een opleiding die is aangewezen op grond van artikel 5 of artikel 7 van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing, eveneens open voor degene die voldoet aan de in die artikelen bedoelde eisen.
Artikel 7.37b. Aanvullende voorwaarde voor inschrijving in de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007
In afwijking van artikel 7.37, eerste lid, staat de inschrijving voor een opleiding die is aangewezen op grond van artikel 6 van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing, slechts open voor degene die tevens voldoet aan de in die artikelen bedoelde eisen.
B
Na artikel 7.43 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7.43a. Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen in de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007
-
1.Het instellingsbestuur stelt in afwijking van artikel 7.43 voor een opleiding die is aangewezen op grond van artikel 8 van de Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing, een collegegeld vast. Het collegegeld bedraagt ten hoogste vijf keer het collegegeld, bedoeld in artikel 7.43, eerste lid.
-
2.Het instellingsbestuur draagt tijdig voor de aanvang van het studiejaar zorg voor openbaarmaking van het op grond van het eerste lid vastgestelde bedrag.
-
3.Indien het eerste lid voor een opleiding toepassing heeft gevonden, komt het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde collegegeld in de plaats van het collegegeld, genoemd in artikel 7.43, eerste lid, van de wet.
-
4.Artikel 7.43, vierde lid met uitzondering van de vijfde volzin, is van overeenkomstige toepassing.
C
De inhoudsopgave wordt als volgt gewijzigd:
-
1.Na het opschrift van artikel 7.37 wordt ingevoegd:
Artikel 7.37a. Afwijkende voorwaarde voor inschrijving in de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007.
Artikel 7.37b. Aanvullende voorwaarde voor inschrijving in de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007.
-
2.Na het opschrift van artikel 7.43 wordt ingevoegd: Artikel 7.43a. Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen in de studiejaren 2005–2006 en 2006–2007.
Artikel 16. Wijziging van de WHW
In de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek worden de volgende wijzigingen aangebracht:
A
De artikelen 7.37a, 7.37b en 7.43a vervallen.
B
In de inhoudsopgave vervallen de opschriften van de artikelen 7.37a, 7.37b en 7.43a.
Paragraaf 6. Slotbepalingen
Artikel 17. Evaluatie
Onze Minister zendt in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor 1 februari 2007 aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Artikel 18. Inwerkingtreding
-
1.Onder toepassing van artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze wet met uitzondering van artikel 16 in werking met ingang van 1 mei 2005.
-
2.Artikel 16 treedt in werking met ingang van 1 september 2007.
Artikel 19. Expiratie
Deze wet wordt ingetrokken met ingang van 2 september 2007.
Artikel 20. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Experimentenwet vooropleidingseisen, selectie en collegegeldheffing.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De Minister van Landbouw, Natuur, en Voedselkwaliteit,