Brief minister over de vergunningverlening voor de najaarsvisserij op mosselzaad - Zee- en kustvisserij - Hoofdinhoud
Deze brief is onder nr. 2 toegevoegd aan dossier 29675 - Zee- en kustvisserij.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Zee- en kustvisserij; Brief minister over de vergunningverlening voor de najaarsvisserij op mosselzaad |
---|---|
Documentdatum | 24-08-2004 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST79039 |
Kenmerk | 29675, nr. 2 |
Van | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2003–2004
29 675
Zee- en kustvisserij
Nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 augustus 2004
Binnenkort start het seizoen voor de mosselzaadvisserij op de Waddenzee en de vergunningaanvragen daarvoor zijn reeds ontvangen. Voor de uitvoering van deze najaarsvisserij zijn vergunningen noodzakelijk, zowel in het kader van de Natuurbeschermingswet als in het kader van de Visserijwet.
Ik ben genoodzaakt om – evenals dit het geval was voor de voorjaarsvisserij op mosselzaad (zie brief van 11 februari 2004, kenmerk Viss. 2004/ 828) – een beleidsvoorziening te treffen om deze aanvragen te beoordelen. Bij deze beoordeling wordt gebruik gemaakt van de nu best beschikbare kennis uit het EVA II onderzoek. Hieruit blijkt onder andere dat de kweek van mosselen op de percelen tot gemiddeld 15% meer productie kan leiden. Het is daarom zaak de mosselzaadvisserij op een zodanige wijze te regelen dat de kweek van mosselen kan blijven bijdragen aan de instandhouding van deze hoeveelheid biomassa in de Waddenzee.
Daarom ben ik voornemens om de sector de gelegenheid te geven uitsluitend die bestanden te laten opvissen die permanent onder water liggen (sublitoraal) én een groot risico lopen weg te spoelen tijdens de winterstormen. Deze bestanden kunnen dan worden veilig gesteld op de percelen in de Waddenzee (en eventueel Oosterschelde).
Op basis van het resultaat van de najaarsinventarisatie van het bestand aan mosselzaad zal ik mij door een expertgroep laten adviseren welk deel van het bestand als instabiel kan worden beschouwd. Op basis van dat advies zal ik een besluit nemen over de vergunningverlening en vergunningvoorwaarden in het kader van de Visserijwet.
In de vergunningen zal eveneens een bepaling worden opgenomen dat de vergunning gewijzigd of ingetrokken kan worden op het moment dat nieuw beleid van kracht wordt.
Met deze handelwijze loop ik niet vooruit op de inhoud van het nog te ontwikkelen beleid ter zake de schelpdiervisserij in de Nederlandse kust-wateren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C. P. Veerman