Brief minister met beslissing over een mogelijke uitbreiding van de vrijwillige AWBZ-verzekering - Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Deze brief is onder nr. 3 toegevoegd aan dossier 29538 - Zorg en maatschappelijke ondersteuning.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Zorg en maatschappelijke ondersteuning; Brief minister met beslissing over een mogelijke uitbreiding van de vrijwillige AWBZ-verzekering 
Document­datum 10-05-2004
Publicatie­datum 12-03-2009
Nummer KST76401
Kenmerk 29538, nr. 3
Van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Originele document in PDF

2.

Tekst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2003–2004

29 538

Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 3

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Den Haag, 10 mei 2004

In mijn brief van 5 september 2003 met bijlagen, betreffende de beantwoording van de vragen van het Kamerlid Van Loon-Koomen (CDA) over een mogelijke uitbreiding van de vrijwillige AWBZ-verzekering (Aanhangsel Handelingen nr. 1878,vergaderjaar 2002–2003) heb ik u meegedeeld dat, gezien het kostenaspect van een dergelijke uitbreiding, ik mij nog beraadde over de mogelijkheden. De beslissing over de uitbreiding zou worden afgewogen tegen eventuele ombuigingen op andere terreinen van de sociale ziektekostenverzekering. Ik heb toegezegd hier na de begrotingsbehandeling van VWS een beslissing over te nemen.

Alvorens hier op in te gaan breng ik u de achtergrond van de invoering van de vrijwillige AWBZ-verzekering in herinnering. Tot 1999 waren rechthebbenden op een Nederlandse sociale zekerheidsuitkering die in het buitenland woonden, verzekerd voor de volksverzekeringen, waaronder de AWBZ. In dat jaar koos de regering voor de beleidslijn dat volksverzekeringen uitsluitend bedoeld zijn voor ingezetenen. Geregeld werd dat buiten Nederland geen sociale verzekering mogelijk is, tenzij de EU-sociale zekerheidsverordening ofeen sociaal zekerheidsverdrag anders bepaalt. Hierdoor ontstond een probleem voor niet-ziekenfondsverzekerden die in het woonland geen verzekerings-mogelijkheid hadden voor AWBZ-zorg. Als oplossing is toen de vrijwillige AWBZ-verzekering ingevoerd voor de betrokken groep van personen. Vervolgens heeft uw Kamer gevraagd de vrijwillige AWBZ-verzekering ook open te stellen voor gezinsleden van verzekerde uitkeringsgerechtigden.

Met betrekking tot dat dossier heb ik het volgende overwogen. Op 25 februari 20041 is op mijn verzoek een uitvoeringstoets door het College voor zorgverzekeringen over de uitvoeringskosten van de vrijwillige AWBZ-verzekering uitgebracht (bijgevoegd). Deze uitvoeringskosten zijn erg hoog. Van de premieopbrengsten blijft na aftrek van de uitvoeringskosten nog maar de helft beschikbaar om de kosten van zorg te dekken. De werkelijk gemaakte kosten liggen naar schatting minimaal

zeven keer hoger dan de netto-opbrengst van de premieheffing. Bij uitbreiding zullen deze kosten alleen maar toenemen. Wanneer wordt uitgegaan van een kostendekkende premie, zal die op een zodanig niveau komen te liggen dat nauwelijks meer iemand die premie kan ofwil betalen.

De situatie op grond waarvan de vrijwillige AWBZ-verzekering nodig werd geacht wordt ingrijpend gewijzigd met de invoering van de Zorg-verzekeringswet. Met de invoering van de Zorgverzekeringswet verdwijnt het onderscheid tussen ziekenfondsverzekering en particuliere ziektekostenverzekering. Aangezien de huidige particulier verzekerden dan ook op grond van een sociale verzekering verzekerd zijn voor ziektekosten, vallen zij ook onder de Verordening en de sociale zekerheidsverdragen. Dit betekent dat de reden waarom de vrijwillige AWBZ-verzekering destijds is ingevoerd dan niet meer geldt. De vrijwilige AWBZ-verzekering kan dan gemist worden. Ze zou alleen nog van belang zijn voor mensen die zich vestigen in een land dat noch onder het toepassingsbereik van de Verordening, noch onder een bilateraal sociaal zekerheidsverdrag valt. Met betrekking tot deze laatste groep acht ik het gerechtvaardigd vast te houden aan het hiervoor genoemde regeringsbeleid dat de Nederlandse overheid niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de sociale ziektekostenverzekering van iemand die niet in Nederland woont en ook niet in een land waarmee Nederland een verdragsrelatie heeft. Vanwege bovenstaande overweging ben ik voornemens de vrijwillige AWBZ-verzekering op te heffen op het moment waarop de Zorg-verzekeringswet in werking treedt. Het voornemen van de regering is dit dat dit op 1 januari 2006 het geval zal zijn.

Gelet op de omstandigheid dat naar verwachting slechts een zeer gering aantal betrokkenen gebruik zal maken van een uitbreiding van de vrijwillige AWBZ-verzekering en het perspectiefdat de vrijwillige AWBZ bij de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet zal worden opgeheven, acht ik het niet opportuun thans nog een wetgevingstraject op te starten om de kring van verzekerden van die verzekering voor een zeer korte periode uit te breiden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J. F. Hoogervorst

 
 
 

3.

Meer informatie

 

4.

Parlementaire Monitor

Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.