Verslag schriftelijk overleg over de verruiming van de Regeling Zelfstandige Behandelcentra (ZBC) - Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2003 - Hoofdinhoud
Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 132 toegevoegd aan wetsvoorstel 28600 XVI - Vaststelling begroting Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2003.
Inhoudsopgave
Officiële titel | Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2003; Verslag schriftelijk overleg over de verruiming van de Regeling Zelfstandige Behandelcentra (ZBC) |
---|---|
Documentdatum | 13-06-2003 |
Publicatiedatum | 12-03-2009 |
Nummer | KST68808 |
Kenmerk | 28600 XVI, nr. 132 |
Van | Staten-Generaal (SG) |
Originele document in PDF |
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Vergaderjaar 2002–2003
28 600 XVI
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2003
Nr. 132
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 juni 2003
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over zijn brief van 31 maart 2003 inzake de verruiming van de ZBC-regeling (kamerstuk 28 600-XVI, nr. 116). De toegezonden vragen zijn met de door de minister bij brief van 13 juni 2003 toegezonden antwoorden, voorzien van een inleiding, hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Terpstra
De griffier van de commissie, Teunissen
1 Samenstelling:
Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Buijs (CDA), Atsma (CDA), ondervoorzitter, Arib (PvdA), Vendrik (GL), Kant (SP), Eurlings (CDA), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Vergeer-Mudde (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GL), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD). Plv. leden: Geluk (VVD), Rouvoet (CU), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), van der Ham (D66), Ferrier (CDA), Cqörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GL), Gerkens (SP), Jager (CDA), Vacature (algemeen), Dijsselbloem (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Vacature (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Waalkens (PvdA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Blok (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).
Inleiding
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 31 maart 2003 inzake de verruiming van de ZBC-regeling (28 600, nr. 116). Als bijlage is ook het concept van de regeling Zelfstandige behandelcentra toegevoegd (zie antwoord 8).1 In deze brief treft u onder meer mijn reactie aan op het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over privé-klinieken en zelfstandige behandelcentra. Dit rapport hebt u inmiddels ontvangen.
Huidige stand van zaken Zelfstandige behandelcentra
Op dit moment zijn er 42 zelfstandige behandelcentra die een vergunning volgens de Wet ziekenhuisvoorzieningen hebben. De meeste van deze vergunningen zijn afgegeven in de begintijd (2000) na het inwerking treden van de regeling. In deze 42 centra is in totaal ruim 80 fte. aan specialisten werkzaam op het gebied van electieve zorg in polikliniek of dagbehandeling.
Er zijn in het afgelopen jaar 16 vergunningen aangevraagd door initiatiefnemers. De procedure voor de afgifte van de vergunningen loopt nog. De merkbare toename van het aantal aanvragen is tot stand gekomen na de aankondiging dat de regelgeving voor toelating van zelfstandige behandelcentra wellicht zou worden versoepeld.
Rapport van Inspectie voor de Gezondheidszorg
De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft zeer recent een rapport uitgebracht over kwaliteit en veiligheid in 12 privé-klinieken en 8 behandel-centra. Met deze brief wil ik een reactie geven op het Inspectierapport. Voor het rapport zijn zowel privé-klinieken (die zich richten op derde compartimentzorg) als zelfstandige behandelcentra (waar binnen een samenwerkingsverband zorg binnen het tweede compartiment wordt geleverd) onderzocht onder de noemer «privé-kliniek». Het feit dat er geen onderscheid is gemaakt tussen de verschillende soorten zorgaanbieders betreur ik, omdat er beleidsmatig wel degelijk sprake is van een verschil. Zelfstandige behandelcentra hebben een vergunning volgens de Wet ziekenhuisvoorzieningen nodig om verzekerde zorg te mogen leveren, terwijl privé-klinieken zich uitsluitend mogen richten op de zorg die niet of aanvullend verzekerd is (derde compartiment).
De Inspectie constateert in haar rapport dat er bij een aantal van de door haar onderzochte klinieken sprake is van onvoldoende waarborgen voor systematische kwaliteitsborging. De voorbeelden die de Inspectie geeft hebben onder andere betrekking op het gebied van voorwaarden voor infectiepreventie, reanimatie en incidentenregistratie in zowel privé-klinieken als behandelcentra. De sterilisatie van apparatuur is volgens de bevindingen van de Inspectie van onvoldoende kwaliteit. Slechts een aantal klinieken besteedt dit uit aan een ziekenhuis of een sterilisatie-bedrijf. Ik vind het van belang dat zowel behandelcentra als privé-klinieken zich realiseren dat voor deze handelingen specifieke kennis en apparatuur vereist is, die zonodig moet worden uitbesteed aan deskundigen. Op dit punt is er geen onderscheid tussen reguliere ziekenhuizen en privé-klinieken of zelfstandige behandelcentra.
Een van de andere bevindingen van de IGZ is dat voornamelijk in privé-klinieken, maar ook in behandelcentra, naast medisch specialisten ook basisartsen werkzaam zijn. De Inspectie is van mening dat het uitvoeren van werkzaamheden door basisartsen risico’s op het gebied van patiënt-veiligheid kunnen opleveren. In de Wet op de beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) is echter vastgelegd dat voor het verrichten van
1 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
een aantal voorbehouden, heelkundige, handelingen geldt dat deze
mogen worden uitgevoerd door artsen (ook basisartsen) van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat zij beschikken over de bekwaamheid die vereist is voor het behoorlijk verrichten van die handelingen. Wanneer de Inspectie in een kliniek een arts aantreft van wie niet mag worden aangenomen dat deze beschikt over de vereiste bekwaamheid, dan is de Inspectie op basis van de wet BIG bevoegd om in te grijpen.
De Inspectie heeft naar aanleiding van de door haar gesignaleerde tekortkomingen bij een aantal privé-klinieken en behandelcentra een vervolgtraject ingezet. Daarnaast is besloten om privé-klinieken en behandel-centra te onderwerpen aan systematisch toezicht.
Het feit dat er in sommige zelfstandige behandelcentra tekortkomingen zijn geconstateerd moet niet als consequentie hebben dat behandelcentra weer zouden moeten worden verboden of ontmoedigd. Gerichte inspectie en handhaving vormen in dergelijke gevallen de juiste procedure, zoals dat ook bij reguliere ziekenhuizen het geval is.
Ik acht het wel van belang dat, gelet op de toezichtresultaten, bij de nagestreefde vergroting van het zorgaanbod door onder andere behandel-centra extra aandacht op zijn plaats is voor handhaving van de kwaliteitscriteria. Het door de Inspectie aangekondigde systematische toezicht juich ik dan ook toe. Ik zal met de Inspectie overleggen over de vormgeving daarvan.
Advies Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft recentelijk een advies uitgebracht over marktwerking in de medisch specialistische zorg. In dit advies heeft de RVZ ook expliciet aandacht besteed aan zelfstandig behandelcentra. De Raad heeft concurrentienadelen waargenomen op het gebied van toelating en financiering voor behandelcentra. Eén van de adviezen die de RVZ geeft luidt dan ook dat deze concurrentienadelen zouden moeten worden opgeheven. De Raad ziet dit als een snelle en goedkope manier om meer capaciteit buiten de ziekenhuismuren te creëren en marktwerking en dynamiek te stimuleren. Met het verruimen van de ZBC-regelgeving, zoals aangekondigd in de brief die op 31 maart 2003 naar de Tweede Kamer is verzonden, wordt dit deel van het advies opgevolgd.
Terugdringen administratieve lasten door deregulering
Met het verruimen van de regeling voor zelfstandige behandelcentra wordt een duidelijke stap gezet in de richting van deregulering. Daarnaast worden ook de administratieve lasten aanzienlijk teruggebracht, doordat behandelcentra bij de aanvraag van een WZV-vergunning worden uitgezonderd van het verklaringsvereiste. Tot nu toe moesten behandelcentra allereerst een verklaring van de minister ontvangen alvorens door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen een vergunning kon worden afgegeven. De uitzondering van het verklaringsvereiste heeft zowel een verkorting van de procedure als een vermindering van de in te dienen bescheiden tot gevolg.
Vragen CDA-fractie
1
«Behandelcentra hebben laten zien dat zij reguliere zorg op een kwalitatief verantwoord niveau leveren.» Gaarne meer informatie uit welk onderzoek dit naar voren komt en heeft de Inspectie Volksgezondheid naast onderzoek van privé klinieken ook de ZBC’s onderzocht? (blz. 1)
Toen ik schreef dat «behandelcentra hebben laten zien dat zij reguliere zorg op een kwalitatief verantwoord niveau kunnen leveren» wilde ik daarmee tot uiting brengen dat zelfstandige behandelcentra in staat zijn net als reguliere ziekenhuizen zorg van een verantwoord niveau te leveren. Dat is de afgelopen tijd onder meer gebleken uit het feit dat verzekeraars tweede compartimentzorg hebben willen contracteren bij behandelcentra.
Recentelijk heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg een onderzoek gepubliceerd, waarbij 20 privé-klinieken en behandelcentra, tot mijn spijt onder dezelfde noemer «privé-kliniek», onderwerp van onderzoek waren. De Inspectie heeft bij iets meer dan de helft van de door haar onderzochte klinieken onvoldoende waarborgen voor systematische kwaliteitsbewaking aangetroffen. Bij deze klinieken werden tekorten op het gebied van infectiepreventie, reanimatie en incidentenregistratie waargenomen. De Inspectie heeft naar aanleiding van dit onderzoek direct een vervolgtraject ingezet bij de klinieken waar tekortkomingen zijn geconstateerd. Daarnaast heeft de IGZ op basis van haar bevindingen tijdens dit onderzoek besloten om zelfstandige behandelcentra en privé-klinieken aan een systematisch toezicht te onderwerpen.
2
«In de 42 behandelcentra zijn in totaal ongeveer 80 fte specialisten werkzaam.»
Kan inzicht worden verschaft welke specialisaties het hier betreft en hoeveel specialisten fulltime respectievelijk parttime werkzaam zijn in deze behandelcentra? Hoeveel parttime werkzame specialisten zijn tevens werkzaam in een ziekenhuis? (blz. 2)
Het betreft hoofdzakelijk de specialisaties oogheelkunde, anesthesie, chirurgie, dermatologie, interne geneeskunde, plastische chirurgie en radiologie, zo blijkt uit de afgegeven vergunningen (een lijst met het aantal fte. per specialisme is bijgevoegd). (zie bijlage) In bijna alle gevallen gaat het om deeltijd activiteiten. Het is bekend dat specialisten die in zelfstandige behandelcentra werken vaak eveneens verbonden zijn aan een andere instelling. Het aantal specialisten dat zowel parttime in een behandelcentrum als parttime in een ziekenhuis werkt, is mij niet bekend.
3
De voorwaarde dat er een wachtlijst moet bestaan voor het specialisme waar het ZBC zich op wil richten wordt afgeschaft. Welke gevolgen kan dit hebben voor een mogelijke leegloop van het betreffende specialisme in een ziekenhuis, waarbij ook een deel van het budget bestaat uit de doorrekening van de vaste lasten. In hoeverre kan een ziekenhuis concurreren met een ZBC waarin «eigen» specialisten parttime werkzaam zijn? (blz. 3)
Het afschaffen van de voorwaarde dat er een wachtlijst moet bestaan voor het specialisme waarop een behandelcentrum zich richt kan tot gevolg hebben dat er in een bepaalde regio meer aanbod dan vraag ontstaat. In dat geval is het denkbaar dat een deel van de productie in polikliniek en dagbehandeling die nu door ziekenhuizen wordt geleverd overgaat naar zelfstandige behandelcentra. Hierdoor kan er bij bestaande ziekenhuizen
mogelijk enige capaciteit onbenut blijven. Een dergelijk frictieverschijnsel is met het oog op marktwerking en vraagsturing echter onvermijdelijk en vormt vervolgens een uitdaging voor het management van het ziekenhuis om de beschikbaar gekomen ruimte weer nuttig aan te wenden. Ik wil hierbij overigens opmerken dat het slechts een gedeelte van de zorg betreft: de behandelingen die dag- en nachtzorg nodig hebben blijven voorbehouden aan ziekenhuizen. Wat betreft de concurrentie tussen ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra geldt dan ook dat ziekenhuizen precies hetzelfde en zelfs meer kunnen aanbieden dan behandel-centra en dus heel goed in staat zijn om te concurreren met deze centra.
4
De verplichting tot samenwerking van ZBC’s met ziekenhuizen wordt afgeschaft. «De sector (ZBC’s)besteedt aandacht aan een systeem van certificering». Wordt deze certificering een verplichting en zo ja, wie controleert of toetst? (blz. 3)
Ik heb in mijn brief van 31 maart 2003 aangegeven dat ik het belangrijk vind dat de sector aandacht besteedt aan een systeem van certificering, net zoals ziekenhuizen dat doen. De certificering zal niet een vanuit de overheid opgelegde verplichting zijn. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de sector om een dergelijk systeem op te zetten en te onderhouden. De Inspectie toetst de behandelcentra vervolgens aan de hand van haar eigen normen, net zoals bij (reguliere) ziekenhuizen het geval is.
5
«Inkomsten die specialisten genereren uit werkzaamheden binnen een behandelcentrum levert de specialist geen extra inkomen boven de lumpsum op.» Wordt hier verwezen naar specialisten die werkzaam zijn in het geïntegreerd medisch specialistisch bedrijf van een ziekenhuis? Zo ja, hoe dient deze regeling te worden geïnterpreteerd indien er geen relatie is tussen ziekenhuizen en deze medisch specialisten (deze voorwaarde vervalt immers volgens dit voorstel) of indien specialisten uitsluitend werkzaam zijn in een behandelcentrum? (blz. 6)
Hier wordt inderdaad verwezen naar medisch specialisten die werkzaam zijn in een geïntegreerd medisch specialistisch bedrijf van een ziekenhuis. Het gaat dan meer specifiek om medisch specialisten die vrijgevestigd zijn, deelnemen aan een lokaal initiatief en daarom kunnen beschikken over een lumpsum. De regeling voor extramurale inkomsten voor medisch specialisten die deelnemen aan een lokaal initiatief staat los van de voorwaarden van de ZBC-vergunning en is gebaseerd op CTG-beleids-regels aangaande de lumpsumverrekening binnen de lokale initiatieven. Als iemand naast de lumpsum elders wil gaan werken en daar verzekerde zorg levert, bijvoorbeeld in een zelfstandig behandelcentrum, dienen de daar vergaarde inkomsten ter dekking van de lumpsum. De minister van VWS kan toestemming geven om van deze regel af te wijken. Indien specialisten uitsluitend in een zelfstandig behandelcentrum werkzaam zijn, kunnen zij niet deelnemen aan een lokaal initiatief. Het inkomen wordt dan gevormd uit de voor de werkzaamheden in het behandelcentrum gedeclareerde CTG-tarieven.
6
Ziekenhuisparticipatie in een ZBC wordt vooralsnog uitgesloten tot inzicht bestaat in de argumenten voor deze participatie. Maar kan indirecte participatie volledig worden uitgesloten indien een specialist werkzaam is in een ziekenhuis, alsmede in een ZBC waarbij tevens de lumpsum nog steeds van toepassing is? (blz. 6)
Tegen de indirecte participatie van ziekenhuizen in behandelcentra, in de zin dat medisch personeel voor een ziekenhuis en een behandelcentrum werkt, heb ik met inachtneming van hetgeen ik antwoordde op vraag 5 geen bezwaar.
7
Er bestaat voor verzekeraars de mogelijkheid een verzoek tot uitzondering in te dienen bij het CVZ indien ze willen participeren in een ZBC. Welke criteria spelen hierbij een rol? In hoeverre is hier dan nog sprake van objectieve mededinging? (blz. 6)
Tot nu toe zijn bij het CVZ geen verzoeken van verzekeraars om te participeren in een zelfstandig behandelcentrum binnengekomen. Wanneer dit wel gebeurt zal het CVZ per individueel geval bekijken of een aanvraag tot uitzondering gehonoreerd moet worden. In het algemeen is het zo dat ziekenfondsen vrijstelling aanvragen wanneer zij hun verzekerden niet voldoende zorg kunnen garanderen doordat er te weinig zorgaanbod is. De vrijstelling stelt ziekenfondsen dan in staat om zich in te spannen voldoende zorgaanbod te genereren. In deze gevallen is de objectieve mededinging niet in gevaar, omdat er sprake is van een grotere zorgvraag dan aanbod.
8
Verandering in de nu voorgestelde regelgeving dient per1juli a.s. van
kracht te worden. Wilturuim voor deze datum de Kamer informeren over
de definitieve regeling waarbij rekening wordt gehouden met datgene wat
nog moet worden onderzocht, zoals verwoord in uw conclusie? (blz.6en
7)
Het concept van de wijziging van de regeling Zelfstandige behandelcentra wordt als bijlage van deze antwoorden meegestuurd. Mijn bedoeling is deze regeling vóór 1 juli 2003 te tekenen en te publiceren in de Staatscourant.
De conclusie zoals deze staat verwoord op pagina 6 en 7 van mijn brief van 31 maart 2003 betrof twee nader uit te zoeken punten: maximale zorgduur en participatie van ziekenhuizen in behandelcentra. Voor mijn standpunt over de maximale zorgduur verwijs ik u naar het antwoord op vraag 21. Voor mijn standpunt ten aanzien van participatie van ziekenhuizen in behandelcentra verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 26, 41 en 51.
Vragen PvdA-fractie
9
Hoe voorkomtudat het publieke belang (wegwerken van wachtlijsten)
ondergeschikt raakt aan de particuliere belangen van individuele ZBC’s?
Ziekenfondsverzekeraars kopen de benodigde zorg in voor hun verzekerden. Deze verzekeraars maken hiervoor, zonder dat er een contracteer-plicht bestaat, productieafspraken met behandelcentra. Wanneer er geen behoefte bestaat aan bepaalde zorg, dan wordt deze door de ziekenfondsen niet gecontracteerd. Het gevolg hiervan is dat behandelcentra binnen het tweede compartiment produceren naar behoefte van de contracterende ziekenfondsverzekeraars.
Voor particuliere verzekeraars werkt dit anders, aangezien zij geen contracten afsluiten voor hun verzekerden. De particulier verzekerde patiënt kan de in een behandelcentrum verkregen behandeling declareren bij de verzekeraar.
10
Hoe gaatude kwaliteit bewaken van de door ZBC’s geleverde zorg, gezien de problemen die de Inspectie heeft gesignaleerd en de vrees die men uitsprak dat bij uitbreiding van het aantal ZBC’s deze niet voldoende toegerust zijn?
Behandelcentra dienen, net als andere zorginstellingen, kwalitatief verantwoorde zorg te leveren. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dient er op toe te zien dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Uit een recent rapport dat de Inspectie over privé-klinieken en zelfstandige behandelcentra heeft uitgebracht blijkt dat de kwaliteit van de zorg niet binnen alle centra voldoende is. De Inspectie heeft bij de helft van de 20 door haar onderzochte privé-klinieken en zelfstandige behandelcentra tekortkomingen gesignaleerd. Aan de hand van deze tekortkomingen heeft de Inspectie bij deze specifieke klinieken een vervolgtraject ingezet. Daarnaast zullen privé-klinieken en behandelcentra worden onderworpen aan een systematisch toezicht door de IGZ.
Het feit dat de geleverde zorg in sommige zelfstandige behandelcentra niet altijd helemaal voldoet heeft overigens niet als consequentie dat behandelcentra weer zouden moeten worden verboden of ontmoedigd. Gerichte inspectie en handhaving vormen in dergelijke gevallen de juiste procedure, zoals dat ook bij ziekenhuizen het geval is.
11
Hoe moeten ZBC’s verantwoording gaan afleggen over de kwaliteit en doelmatigheid, hoe gaat de overheid dit bewaken, welke sanctionering-mogelijkheden zijn er?
Zelfstandige behandelcentra moeten, net als ieder ziekenhuis in Nederland, voldoen aan de Kwaliteitswet zorginstellingen. Het toezicht daarop berust bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg. De sanctionering-mogelijkheden zijn dezelfde als bij ziekenhuizen. Daarenboven is voor iedere zorgprofessional de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg van toepassing. De mogelijkheid voor tuchtrecht staat open. Wanneer de Inspectie een ongewenste situatie aantreft, heeft zij hiervoor verschillende instrumenten om sancties op te leggen. Tot op heden heeft de Inspectie bij geen enkel behandelcentrum de zwaarste sanctie opgelegd. Daarentegen is eenmaal bij een privé-kliniek de zwaarste sanctie toegepast en is op aanwijzing van de IGZ in 2002 overgegaan tot sluiting. Op het gebied van doelmatigheid verantwoorden zelfstandige behandel-centra zich tegenover de verzekeraars met wie zij productieafspraken maken. Er bestaat geen contracteerplicht voor verzekeraars ten opzichte van zelfstandige behandelcentra. Wanneer behandelcentra niet doelmatig werken, hoeft de verzekeraar geen contract af te sluiten. Dit is een prikkel voor behandelcentra om doelmatig te werken.
12
Op welke wijze wordt toegezien op de besteding van publieke middelen?
Het is de taak van de ziekenfondsverzekeraars om op een verantwoorde wijze publieke middelen aan zorg te besteden. Deze verzekeraars dienen goede prijs- en productieafspraken te maken met de zorgaanbieders die zij contracteren. Het College Toezicht Zorgverzekeringen houdt vervolgens toezicht op de uitvoering van de taken door de verzekeraars.
13
Hoe garanderen en/of verantwoorden ZBC’s eventuele nazorg?
Die nazorg bestaat, net als bij reguliere ziekenhuizen, uit vervolgbezoeken, samenwerking met huisartsen en doorverwijzing naar ziekenhuizen. Het
behoort verder tot de verantwoordelijkheid van de artsen en de instelling om goede nazorg te waarborgen.
14
Is transparantie niet voorwaarde voor meer marktwerking: om van verzekeraars een kritische kijk te verwachten, met name ook op de kwaliteit van de aangeboden zorg, is inzichtelijkheid (en countervailing power) voor consument en verzekeraar toch een vereiste, alvorens de markt meer wordt losgelaten?
In de productieafspraken, zoals deze door ziekenfondsverzekeraars met behandelcentra worden gemaakt, is zeker wanneer het afspraken over DBC’s betreft sprake van transparantie. Het past bij de inkooprol van de ziekenfondsen dat zij zich ervan vergewissen dat de zorg van de aanbieder van voldoende kwaliteit is.
De Inspectie houdt het toezicht op de zelfstandige behandelcentra, zoals zij dat ook bij andere zorginstellingen doet. In haar kort geleden uitgebrachte rapport over behandelcentra en privé-klinieken kondigt de Inspectie aan dat zij systematisch toezicht gaat houden op behandel-centra. Daarnaast heb ik in mijn brief van 31 maart 2003 benadrukt dat ik het van belang vind dat de sector een systeem van certificering opzet, teneinde de kwaliteit te bevorderen. De productieafspraken over DBC’s, het aangekondigde systematische toezicht van de Inspectie en het op te zetten systeem van certificering dragen bij aan het verhogen van de transparantie.
15
Wat zijn uw concrete plannen voor verkorting en vereenvoudiging van de
procedure WZV?
Ik ben van plan om de procedure te vereenvoudigen door behandelcentra uit te zonderen van het verklaringsvereiste van de Wet ziekenhuisvoorzieningen (WZV). In de ministeriële regeling waarbij de zelfstandige behandelcentra zijn aangewezen als ziekenhuisvoorziening zullen, op basis van artikel 9 eerste lid, WZV, de zelfstandige behandelcentra worden uitgezonderd van het verklaringsvereiste. Tegelijk met deze wijziging komt onderdeel 2.12 «zelfstandige behandelcentra» van de beleidsregels op grond van artikel 3 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, zoals dat in 1999 is opgesteld, te vervallen.
16
Gaat de vereenvoudiging van de WZV-procedure ook gelden voor het
reguliere zorgaanbod?
In 1996 is de WZV-procedure voor alle WZV-instellingen al vereenvoudigd door het invoeren van de meldingsregeling. Met het wetsvoorstel Wet exploitatie zorginstellingen, dat aan de Tweede Kamer is aangeboden, wordt voor alle WZV-instellingen de regelgeving verder vereenvoudigd.
Vragen VVD-fractie
17
Kan in kwantitatief opzicht aangegeven worden wat het aandeel is van ZBC’s in het wegwerken van de wachtlijsten? Is het waar dat ZBC’s hier voor het grootste deel verantwoordelijk voor zijn?
Over exacte getallen beschik ik niet, maar gelet op de getalsmatige verhouding tussen het aantal ziekenhuizen (100 reguliere ziekenhuizen) en het aantal behandelcentra (42 kleine centra) is het niet zo dat zelfstandige behandelcentra voor het grootste deel verantwoordelijk zijn voor het
wegwerken van de wachtlijsten. Desondanks wordt er bijvoorbeeld op het gebied van oogheelkunde door behandelcentra een aanzienlijke productie geleverd.
18
Waaruit bestaan de efficiencywinsten die ZBC’s boeken ten opzichte van
de ziekenhuizen? Wat is de reden dat ziekenhuizen deze winst niet
boeken?
Behandelcentra richten zich uitsluitend op routinematige, electieve verrichtingen, terwijl in een ziekenhuis een breder scala aan zorg wordt aangeboden. Een duidelijk verschil is dat behandelcentra in de planning van hun werkzaamheden niet «gestoord» worden door spoedeisende zorg, zoals in veel ziekenhuizen wel het geval is.
In principe weerhoudt een ziekenhuis niets om de zorg op een zelfde wijze te organiseren als in een behandelcentrum en hierdoor een zelfde efficiencywinst te realiseren. Tegelijkertijd is er in een ziekenhuis natuurlijk wel sprake van een complexere organisatie. Ik wil hier overigens opmerken dat mij binnen ziekenhuizen ook initiatieven bekend zijn die de efficiency op het terrein van de electieve zorg vergroten. Er zijn meerdere ziekenhuizen die, bijvoorbeeld op het terrein van orthopedie, door een andere manier van plannen en organiseren,de wachtlijst voor heup- en knieoperaties grotendeels wegwerken.
19
Deeltude mening dat leegstand van bestaande ziekenhuisvoorzieningen te allen tijde voorkomen dient te worden? Welke maatregelen zijn/worden hiertoe genomen? Wegen de nadelen en eventuele kosten van onbenutte capaciteit van bestaande ziekenhuizen op tegen het voordeel van een nieuwZelfstandig Behandelcentrum?
In mijn brief van 31 maart 2003 heb ik aangegeven dat de omslag van aanbodsturing naar vraagsturing vraagt om een toename van capaciteit. De toename van capaciteit doet zich enkel voor op het gebied van polikliniek en dagbehandeling. Het is denkbaar dat er door deze toename enige poliklinische capaciteit bij ziekenhuizen tijdelijk onbenut zal blijven. Ik zie dit echter als een onvermijdelijk gevolg van de introductie van marktwerking en vraagsturing.
Naar verwachting leidt de toename van het aantal aanbieders tot een zodanige dynamiek dat er uiteindelijk financieel voordeel ontstaat. Naast het te verwachten financiële voordeel wil ik ook benadrukken dat de keuzevrijheid van consumenten wordt vergroot en dat de arbeidssatisfactie van het personeel zal verhogen door de voordelen die het werken in een kleine organisatie met een hoge mate van planbaarheid biedt.
20
Hoe vaak hebben ziekenhuizen sedert 1998 een samenwerkingsovereenkomst met ZBC’s geweigerd? Wat waren hiervan de redenen?
Hoe vaak een samenwerkingsovereenkomst wordt geweigerd is mij niet exact bekend. Wel is mij bekend dat het meerdere malen is voorgevallen. De redenen voor de weigering tot samenwerken lopen uiteen. Zo is het hebben van een verschillende perceptie over het nut van het oprichten van een behandelcentrum voor een bepaald specialisme een reden. Er zijn ook ziekenhuizen die hun werkgebied willen afschermen, omdat nieuwe initiatieven kennelijk als bedreigend worden ervaren. Het bestaan van een slechte relatie tussen ziekenhuis en ZBC-initiatiefnemer is ook aangevoerd als reden om niet over te gaan tot een samenwerkingsovereenkomst. Op grond van jurisprudentie wordt de eis van samenwerking als een
inspanningsverplichting aangemerkt. Onwil van een ziekenhuis kan binnen de huidige regeling de afgifte van een verklaring of vergunning niet blokkeren.
21
Hoe verhoudt zich de voorwaarde dat verblijf in een ZBC niet langer dan 24 uur mag duren tot de wens dat ZBC’s voortaan ook niet-planbare zorg moeten leveren? Waarom is hiervoor gekozen? Bentubereid om ook deze 24-uurs-eis te schrappen dan wel te vervangen door een 48-uurs-eis? Zo nee, waarom niet?
Met de regeling zoals deze in 1998 tot stand is gekomen werd beoogd de zelfstandig behandelcentra een vergunning te verlenen voor zorg zoals die binnen reguliere ziekenhuizen in polikliniek of dagbehandeling geleverd werd. Uitgangspunt was destijds dat er geen sprake mocht zijn van «verblijf». In de verleende vergunningen is dit geëxpliciteerd door een maximale behandelduur van 24 uur te stellen. Deze maximale behandel-duur blijkt in de praktijk echter voor onduidelijkheden te zorgen. De vraag is waarom behandelcentra wel patiënten mogen opnemen voor de duur van 23 uur en 59 minuten en waarom dat niet voor 24 uur en 1 minuut is toegestaan. Het kenmerkende criterium voor de afbakening van de zorg is echter niet de maximale behandeltijd, maar het soort zorg dat geleverd wordt. De essentie is dat de aard van de zorg zodanig is dat deze in polikliniek of dagbehandeling kan worden verricht. Patiënten die binnen een behandelcentrum geholpen worden moeten dezelfde dag weer naar huis kunnen.
De verrichtingen binnen behandelcentra kunnen in principe op elk moment van de dag worden aangevangen en daardoor zowel overdag als ’s avonds plaatsvinden. Het declareren van tarieven voor opname is daarbij uitgesloten. Van de verrichtingen die geschikt zijn om in behandel-centra te worden uitgevoerd bestaat geen limitatieve lijst. Het is aan de beroepsgroep zelf om, bijvoorbeeld aan de hand van ervaringen uit het buitenland, aan te tonen dat gecontracteerde verrichtingen in dagbehandeling of poliklinisch kunnen worden uitgevoerd.
De behandelingen die dag- en nachtzorg vereisen vragen om een ander soort voorzieningen, zoals deze niet binnen behandelcentra, maar wel binnen ziekenhuizen beschikbaar zijn. Voor deze voorzieningen geldt dat deze in voldoende mate beschikbaar zijn, zoals blijkt uit het recent uitgebrachte signaleringsrapport «Ontwikkeling bedgebruik ziekenhuizen» van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Vanuit dat oogpunt is er dan ook geen behoefte aan meer bedden voor dag- en nachtzorg. Het feit dat er tegenwoordig meer zorg in polikliniek en dagbehandeling plaatsvindt dan vroeger maakt dat een toename van capaciteit voor deze categorie van zorg wel gewenst is.
Het is mijn bedoeling met de nieuwe regeling, die per 1 juli 2003 van kracht wordt, de eventuele onduidelijkheden op het gebied van de maximale behandelduur weg te nemen. Het oprekken van de behandelduur tot 48 uur is daarbij niet aan de orde.
Behandelcentra kunnen bij de aanvraag van een vergunning aangeven op welke vormen van zorg zij zich gaan richten, mits zij de zorg leveren in polikliniek of dagbehandeling. Het is niet mijn bedoeling hierbij een expliciet onderscheid te maken tussen planbare en niet-planbare zorg. Wanneer een behandelcentrum niet-planbare zorg in polikliniek of dagbehandeling wil realiseren, valt dat binnen de termen van de regeling. Ik verwacht overigens niet dat er vanuit behandelcentra veel belangstelling zal zijn voor niet-planbare zorg, omdat deze centra de efficiencywinst juist behalen doordat de te leveren zorg in hoge mate planbaar is.
22
Op welke manier zal de vergunningsaanvraagprocedure precies worden
verkort? Hoeveel weken/maanden zal deze verkorte procedure in beslag
gaannemen?
De procedure zal worden verkort door het verklaringsvereiste niet van toepassing te verklaren voor behandelcentra. Hierdoor kan de aanvraag voor een ZBC-vergunning direct bij het College bouw ziekenhuisvoorzieningen worden ingediend. Het College toetst voor afgifte van de vergunning of er een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is en of de omvang van het centrum en de kwaliteit van de bouw van de aangevraagde voorzieningen voldoende zijn. Ik zal het College bouw ziekenhuisvoorzieningen vragen de procedure terug te brengen tot maximaal 8 weken. Voorwaarde om binnen deze termijn een vergunning te verkrijgen is wel dat de aanvrager van een vergunning de gevraagde bescheiden volledig instuurt.
23
Welke andere bezwaren dan een strikt juridische (rechtspersoonlijkheid) zijn er tegen het bestaan van een winstoogmerk? Achtudeze bezwaren nog van deze tijd? Zo niet, waarom niet?
Minimumvoorwaarden voor het introduceren van winstbeogende reguliere instellingen zijn voldoende transparantie en toereikende sectorspecifieke mededingingsregulering. Uitkeerbare winst zou in een scenario waarin sprake is van onvoldoende toetreding en vooral bij onvoldoende transparantie, kunnen leiden tot onnodige kostenstijgingen en kwaliteitsverlies. Gezien de stand van zaken bij transparantie en sectorspecifieke mededingingsregulering, is het nu nog te vroeg om te starten met winst-beogende reguliere zorginstellingen.
Als het winstverbod wordt opgeheven mag de winst vrij worden bestemd, dus ook worden uitgekeerd aan derden (eigenaren of aandeelhouders). Vrije winstbestemming bij reguliere zorginstellingen is een stap in het traject van de huidige budgetbekostiging naar prestatiebekostiging, een onderdeel van vraagsturing. Vraagsturing wordt begeleid door nieuwe «checks and balances». Deze zijn beschreven in de nota «Vraag aan Bod». Belangrijk zijn de waarborgen voor kwaliteit,voor gezonde marktverhoudingen, en tegen financiële risico’s.
Winstoogmerk in de zorg is overigens op zichzelf niet nieuw. Er wordt winst gemaakt door leveranciers van producten en diensten aan zorginstellingen. Denk bijvoorbeeld aan levensmiddelenbedrijven, schoonmaakbedrijven en de farmaceutische industrie. Ook in het eerste en tweede compartiment is feitelijk het winstoogmerk al gangbaar bij de individuele zorgverlener die als zelfstandige ondernemer optreedt.
24
Bentubereid om alsnog te bewerkstelligen dat het eerder aangekondigde
kostenonderzoek bij ZBC’s plaatsvindt?
Met mijn brief van 18 maart 2003 (DBO-CBU-2 359 580) heb ik u meegedeeld dat ik tot de conclusie was gekomen dat een kostenonderzoek niet meer behoefde te worden uitgevoerd. Daarvoor heb ik in die brief twee argumenten genoemd, te weten: a. De introductie van DBC’s, waarvan er veel in de behandelcentra
kunnen worden uitgevoerd, kan ertoe leiden dat aanbieders en verzekeraars in vrijheid kunnen onderhandelen over de prijs van de onder zo’n DBC vallende zorg. Dan is er geen sprake meer van centraal vastgestelde tarieven, waaronder maximumtarieven.
-
b.De NRPK (de koepelorganisatie van de behandelcentra) heeft als zijn standpunt aangegeven dat er om die reden thans geen behoefte is aan een breed opgezet kostenonderzoek. Eerder was de NRPK voorstander van een onderzoek naar de kostprijzen.
Zowel de afnemende noodzaak van een kostenonderzoek als de geringe bereidheid tot medewerking van de zijde van de koepelorganisatie zijn dus reden om geen onderzoek meer in te stellen.
25
Kan de Kamer binnen vier weken de CVZ-bevindingen tegemoet zien als het gaat om de verstrekkingen waarvan binnen de Zfw een algemene vrijstelling kan worden geregeld?
Het CVZ beraadt zich hier nog op, maar zal naar verwachting voor 1 juli 2003 haar bevindingen aan mij rapporteren.
26
Waarom twijfeltuzo als het gaat om de uitvoering van het CBZ-voorstel de participatie van ziekenhuizen in ZBC’s mogelijk te maken? Kan de Kamer meer concrete argumenten op dit punt tegemoet zien? Wanneer vindt hierover besluitvorming plaats?
In mijn brief van 31 maart 2003 heb ik geschreven dat ik specifieke aandacht zou geven aan de vraag of ziekenhuizen mogen participeren in behandelcentra. Hierbij was geen sprake van twijfel, maar van een behoefte aan meer inzicht alvorens ik uitspraken zou doen over participatie. Mijn standpunt op het gebied van participatie van ziekenhuizen in zelfstandige behandelcentra is dat er te allen tijde sprake moet zijn van transparantie over de wijze waarop het ziekenhuis participeert in het betreffende behandelcentrum. De zelfstandigheid van het centrum moet gewaarborgd zijn.
Dit vereiste van zelfstandigheid van het centrum betekent dat er sprake moet zijn van een eigen bedrijfsvoering, eigen contracten met verzekeraars, eigen verslaglegging en een eigen fiscale eenheid. Hiertoe dienen behandelcentra in oprichting aan het College bouw ziekenhuisvoorzieningen een accountantsverklaring, de statuten van de stichting en een document waaruit blijkt welke relaties het behandelcentrum met andere rechtspersonen heeft, te overleggen. Voor participatie aldus gedefinieerd is geen nadere regelgeving nodig, want de WZV heeft dat al geregeld.
Vragen SP-fractie
27
De ervaringen met ZBC’s zijn sinds 1998 voornamelijk positief. Hoe heeft u
dit onderzocht? Kuntuinzicht geven in de exacte resultaten?
Ik baseer mij in dezen op de contracten die verzekeraars met behandel-centra aangaan, gegevens die bekend zijn uit jaarverslagen, op de positieve ervaringen rond de toegankelijkheid en bejegening waarvan patiënten berichten en op het uitblijven van ernstige calamiteiten. Wanneer deze zich voordoen, dan handel ik op gepaste wijze op basis van de Kwaliteitswet zorginstellingen en op advies van de Inspectie voor de Gezondheidszorg.
28
De omslag van aanbodsturing naar vraagsturing vraagt echter om een toename van capaciteit en een verruiming van de regelgeving. Daarbij is het van belang, in de opmaat naar meer marktwerking, barrières voor nieuwe toetreders te slechten. Zietuhet gevaar dat hiermee tevens de
aantrekkelijkheid wordt vergroot om derde compartimentzorg te gaan bieden? Zo ja, stimuleertuhiermee een ongewenste ontwikkeling die mogelijk ten koste gaat van het aanbod van tweede compartimentzorg?
Zorg binnen het derde compartiment is zorg waarop ingevolge de Ziekenfondswet geen aanspraak bestaat. Dit betekent echter niet dat er geen vraag is naar deze zorg. In de vraag van burgers naar zorg in het derde compartiment wordt momenteel ook al voorzien. Voor specialisten die dat interessant vinden bestaat dus al de mogelijkheid om zich te richten op het leveren van zorg in het derde compartiment. Hierin treedt door de verruiming van de regelgeving geen verandering op. De aard van zorg binnen het tweede en derde compartiment is over het algemeen overigens dermate verschillend, dat het onwaarschijnlijk is dat specialisten die nu zorg in het tweede compartiment leveren zich zullen gaan richten op derde compartimentzorg. Ik verwacht geenszins dat het zorgaanbod binnen het derde compartiment ten koste gaat van het zorgaanbod in het tweede compartiment.
29
De regering vindt in het belang van marktwerking de leegstand die onvermijdelijk zal optreden in ziekenhuizen acceptabel, en maakt er een uitdaging van voor het management van het ziekenhuis om de beschikbaar gekomen ruimte weer nuttig aan te wenden. Is hier geen sprake van een omgekeerde wereld en van een inefficiënt en oneigenlijk gebruik van de ziekenhuiscapaciteit? Bestaat niet het gevaar dat ziekenhuizen of ziekenhuisafdelingen gaansluiten?
Ik ben niet van mening dat hier sprake is van een omgekeerde wereld. Het creëren van extra aanbod zie ik als een positieve ontwikkeling, die zowel de variatie in het totale zorgaanbod als de efficiency en kwaliteit ten goede kan komen. Zoals ik in mijn brief heb geschreven, ben ik bereid om hiervoor eventuele tijdelijke leegstand te accepteren. De zorg in behandel-centra betreft enkel een deel van het totale ziekenhuiszorgaanbod. Daarom zie ik geen gevaar voor het voortbestaan van ziekenhuizen.
30
Waarom wil de regering het uitgangspunt dat medisch specialistische
zorg in het ziekenhuis thuis hoort, in een medisch specialistisch bedrijf,
loslaten? Is er onderzoek gedaan naar de gevolgen hiervan, bijvoorbeeld
betreffende een toename van medische fouten en tijdig ingrijpen bij
complicaties?
Het is niet mijn intentie het algemene uitgangspunt los te laten dat medisch specialistische zorg thuishoort in het ziekenhuis. Wat ik wel loslaat, is de gedachte dat zelfstandige behandelcentra weer in het ziekenhuis moeten worden geïncorporeerd. De zorg in behandelcentra betreft een klein deel van het totale medisch specialistische spectrum. De meer complexe medisch specialistische zorg blijft in ieder geval een zaak van het ziekenhuis. Alleen in het ziekenhuis kan voldoende kwaliteit en veiligheid voor deze vorm van zorg worden gewaarborgd. Voor het risico op complicaties geldt dat het in de medische wereld gebruikelijk is om preoperatief de algemene gezondheidstoestand van patiënten te bepalen. De waargenomen gezondheidstoestand, aangeduid in vier zogenaamde ASA categorieën, geeft een indicatie van het risico op complicaties. Zoals het kort geleden gepubliceerde rapport van de IGZ vermeldt, is het de taak van behandelcentra om patiënten met een verhoogd risico op complicaties op voorhand af te wijzen en door te verwijzen naar een ziekenhuis.
31
De factoren die een rol spelen in het succes van de ZBC zijn volgens de minister efficiencywinst, aantrekkelijkheid om in deze organisatie te werken, geen nachtdienst, weinig bureaucratie, minder overhead en de planning wordt niet verstoord door acute zorg. Zietuhet gevaar van personeelsleegloop vanuit de ziekenhuizen naar de ZBC’s? Wat is uw mening over het beter organiseren van de reguliere ziekenhuiszorg, met andere financiële regelingen, waardoor er minder bureaucratie ontstaat en het dus ook aantrekkelijk blijft voor het personeel om hier te blijven werken?
Een zekere overgang van personeel valt niet uit te sluiten. Toch verwacht ik geen massaal vertrek van personeel vanuit ziekenhuizen naar behandel-centra. Er zullen ongetwijfeld mensen zijn die het werk in een behandelcentrum aantrekkelijker vinden dan het werk in een ziekenhuis en die daardoor de overstap maken. Het werken in een zelfstandig behandelcentrum is echter niet voor iedereen interessant, omdat het juist de eenvoudige, minder uitdagende zorg betreft. Ik verwacht overigens dat de werktijden, die vooral tijdens kantooruren vallen, er toe leiden dat behandelcentra juist voor herintreders, die zich anders wellicht niet op de arbeidsmarkt zouden begeven, interessante werkgevers zouden kunnen zijn.
Een betere organisatie van de reguliere ziekenhuiszorg spreekt mij zeker aan. Ik denk hierbij voornamelijk aan het behalen van een efficiencywinst door het beter benutten van beschikbare ruimte en personeel. Voor de zorg die vergelijkbaar is met zorg die in behandelcentra wordt geleverd kan een dergelijke efficiencywinst zeker worden behaald. Er zijn mij initiatieven bekend bij ziekenhuizen die op het gebied van electieve zorg, bijvoorbeeld orthopedie, door een betere organisatie van de zorg de wachtlijsten grotendeels hebben weggewerkt. Dit soort initiatieven toont aan dat een andere organisatie daadwerkelijk meer zorg oplevert.
32
In plaats van een bijdrage aan het oplossen van wachtlijsten als voorwaarde voor vergunning te stellen vindt de regering nu ZBC’s ook van belang in het kader van vraagsturing en marktwerking. Op welke gronden verwachtudat concurrentie zal leiden tot meer efficiency, ook in de ziekenhuiszorg, en dat er geen ongewenste effecten zoals verlies van kwaliteit en verslechtering van arbeidsvoorwaardenzullen optreden?
De aankondiging dat de regelgeving voor nieuwe toetreders wordt verruimd, en er dus meer zorgaanbod ontstaat, leidt er toe dat ziekenhuizen zich genoodzaakt zien om het productieproces op het gebied van de planbare zorg efficiënter in te richten. De efficiencywinsten zijn te boeken op het gebied van logistiek en personeel. Wanneer, in zowel ziekenhuis als behandelcentrum, de logistiek zodanig is geregeld dat de zorg geheel is in te plannen, wordt een aanzienlijke efficiencywinst geboekt. Hierbij worden ziekenhuizen wellicht gestimuleerd doordat behandelcentra zich specialiseren in het organiseren van een grote hoeveelheid productie van planbare zorg. De planbare en relatief eenvoudige verrichtingen kunnen sneller uitgevoerd worden doordat personeel ervaring en routine krijgt in deze behandelingen. Hierbij ben ik niet bang voor een verlies aan kwaliteit, maar zie ik juist voordelen ten aanzien van de kwaliteit door de ontwikkelde routine en voorspelbaarheid.
33
Als de minister de eis tot samenwerking met een ziekenhuis wil laten vallen, betekent dit dat de ZBC zelf aan kwaliteitsborging en certificering moet doen. Welke eisen gaat de regering aan deze kwaliteitsborging en certificering stellen? Wordt er een nieuw controleorgaan ingesteld? Deelt
u de mening dat dit kan leiden tot het maken van fouten en onnodige bureaucratie? Hoe denktudat de veiligheid van een ZBC, personeel en patiënten kan wordengegarandeerd?
Het is van belang dat de sector zelf een systeem van certificering opzet, net zoals bij ziekenhuizen het geval is. De behandelcentra kunnen gebruik maken van de kennis die ziekenhuizen al op dit gebied hebben opgedaan. De certificering zal niet een vanuit de overheid opgelegde verplichting zijn. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de sector om een dergelijk systeem op te zetten en te onderhouden. Er wordt geen nieuw controleorgaan in het leven geroepen om de certificering te controleren: de Inspectie voor de Gezondheidszorg houdt toezicht op de kwaliteit in de behandelcentra. In een recent gepubliceerd rapport kondigt de IGZ aan dat zij behandelcentra aan een systematisch toezicht gaat onderwerpen. Wanneer de Inspectie onregelmatigheden aantreft binnen behandelcentra, wordt er ingegrepen op basis van de Kwaliteitswet zorginstellingen, zoals dat ook bij andere zorginstellingen gebeurt.
34
De voorwaarde dat het naburige ziekenhuis of de marktleidende zorgverzekeraar kan bepalen waar en welke wachtlijsten er zijn, komt te vervallen zodat andere zorgverzekeraars makkelijker op de markt kunnen inbreken. Hoe groot achtuhet risico dat dit zal leiden tot versnippering van zorg, een onnodige toename van ZBC’s met gelijktijdige leegstand van ziekenhuisafdeling en daarmee verspilling van collectief opgebrachte middelen?
Binnen het geïntegreerd medisch specialistisch bedrijf, de reguliere ziekenhuiszorg, wordt momenteel ook gedacht aan het uiteenleggen van functies, zoals electieve, chronische, acute en spoedeisende zorg. In dat kader sluit de ontwikkeling van het toenemend aantal behandelcentra, waarin electieve behandelingen zijn geconcentreerd, aan bij de ontwikkelingen binnen de ziekenhuiszorg.
Een onnodige toename van het aantal behandelcentra, met een daaruit voortvloeiende leegstand van ziekenhuisafdelingen, zie ik niet zo snel gebeuren. Behandelcentra moeten zichzelf er namelijk van vergewissen dat zij productieafspraken kunnen maken met ziekenfondsverzekeraars, anders hebben zij geen bestaansrecht. Mocht de toename van het aantal behandelcentra leiden tot een overcapaciteit, dan betreft dit slechts een deel van de medisch specialistische zorg, namelijk dat deel dat in polikliniek of dagbehandeling wordt gerealiseerd. Met het oog op marktwerking en vraagsturing zie ik dit als een uitdaging voor het management van het ziekenhuis om de eventueel beschikbaar gekomen ruimte weer nuttig aan te wenden.
35
De aanvraag voor het afgeven van een ZBC verklaring/vergunning wordt vereenvoudigd. Welke voorwaarden worden nog wel gesteld aan het verlenen van een vergunning en op welke manier denkt de regering de ontwikkeling van ZBC’s te kunnen sturen?
Behandelcentra kunnen voortaan hun vergunningaanvraag direct bij het College bouw ziekenhuisvoorzieningen indienen. Het College zal, voor het overgaat tot afgifte van een vergunning, een aantal zaken toetsen. Zo dient een behandelcentrum zich bijvoorbeeld te richten op verrichtingen die in polikliniek of dagbehandeling kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast mag de rechtspersoon die de vergunninghouder van een behandelcentrum is geen winstoogmerk hebben. Ten slotte controleert het College bouw ziekenhuisvoorzieningen of het gebouw waarin het behandelcentrum zich wil vestigen voldoet aan de geldende normen.
36
Vindtuhet wenselijk dat in een ZBC winst gemaakt wordt indien ze gelijktijdig streeft naar een zo efficiënt mogelijk gebruik van de collectieve middelen?
Winst zou alleen aangemerkt mogen worden ten behoeve van de doelstelling van de stichting, op welke manier wordt er op toegezien dat deze doelstellingen zich beperken tot directe zorgverlening? Hoezo gaatuzich beraden over uitkering van winsten aan aandeelhouders, en achtudit een reële optie? Tevens wordt gewezen op ontwikkelingen in Duitsland. Welke ontwikkeling wordt precies bedoeld? (blz. 5)
Behandelcentra handelen niet met een winstoogmerk. Eventueel behaalde positieve exploitatieresultaten dienen ten goede te komen aan de doelstelling die de stichting zichzelf stelt, wat in geval van behandelcentra betekent dat het geld ten goede komt aan de zorg. Bij het indienen van een aanvraag voor een vergunning dienen behandelcentra de statuten van de stichting die de vergunning aanvraagt te overleggen. Uit deze statuten blijkt de doelstelling die de stichting nastreeft. Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen controleert de doelstelling die in de statuten omschreven staat.
Het hebben van een winstoogmerk is vooralsnog ongewenst. In het kader van de stelseldiscussie wordt wel gedacht over de mogelijkheden om winstoogmerk in de zorg toe te laten. Beslissingen op dit terrein zullen worden genomen in het kader van de stelseldiscussie. Als het winstverbod in de toekomst wordt opgeheven, dan mag de winst vrij worden bestemd. Dit betekent dat er ook winst aan derden mag worden uitgekeerd. In Duitsland zijn hier al ervaringen mee opgedaan. Een beursgenoteerd bedrijf is daar eigenaar van 29 ziekenhuizen. Deze ziekenhuizen bieden algemene ziekenhuiszorg, die toegankelijk is voor iedereen. Er is daardoor geen sprake van tweedeling. De ervaring leert dat de zorg zeer efficiënt wordt geleverd en dat patiënten tevreden zijn over de klantvriendelijkheid.
37
In 1998 is geen contracteerplicht ingesteld voor ZBC’s, omdat de voorkeur werd gegeven aan het benutten van de bestaande infrastructuur door weekend- en avondopenstelling. Vanuit deze optiek was en is er geen behoefte aan een contracteerplicht, aldus de minister. Is dit niet in strijd met deze gehele regeling die juist stimuleert dat nieuwe ZBC’s verrijzen en bestaande infrastructuur ongebruikt dreigt te raken?
Het afschaffen van de contracteerplicht voor ziekenfondsen ten aanzien van ziekenhuizen is in de toekomst voorzien. In dat licht is het niet zinvol om in te voeren dat ziekenfondsen verplicht zijn om behandelcentra te contracteren. Daarnaast is het in het kader van marktwerking niet gepast om nu een contracteerplicht in te voeren. Wanneer behandelcentra goede zorg voor een goede prijs aanbieden, zullen zij geen moeite hebben met het maken van productieafspraken met ziekenfondsverzekeraars en is een contracteerplicht niet nodig.
38
Ontwikkelingen op het terrein van DBC’s en prestatiegerichte bekostiging zijn van belang voor de wijze waarop er in de toekomst met de ZBC’s wordt omgegaan. Onderzoek in de VS heeft aangetoond dat introductie van vergelijkbare systemen heeft geleid tot hogere kosten omdat het verschijnsel «upcoding» optreedt. Hoe hoog schatuhet risico dat dit verschijnsel juist bij ZBC’s zal optreden?
Onder «upcoding» wordt verstaan dat een zorgaanbieder een oneigenlijk zwaardere DBC met een hogere vergoeding bij een verzekeraar declareert
dan correct is. Ik heb vooralsnog geen aanwijzingen dat het risico van «upcoding» bij een behandelcentrum groter zal zijn dan bij een ziekenhuis. Het risico van «upcoding» is onderkend en wordt betrokken bij de vormgeving van de DBC-systematiek. U wordt daar te zijner tijd over geïnformeerd.
De doelstelling van het DBC-systeem is een vraaggestuurd systeem te introduceren, waarbij de DBC’s de basis vormen voor het contractenstelsel tussen zorgaanbieder, medisch specialist en zorgverzekeraars. In dit decentrale sturingsmodel, dat zich nu reeds geleidelijk ontwikkelt, is een sleutelrol weggelegd voor risicodragende en concurrerende zorgverzekeraars, waaraan een belangrijk deel van de zorgregie wordt toevertrouwd. In de onderhandelingsarena zal de zorgverzekeraar zorg inkopen voor de klanten tegen een goede prijs-kwaliteit verhouding. De verzekeraar zal goed geïnformeerd willen zijn en toezien op een efficiënte en effectieve bedrijfsvoering bij de zorgaanbieder. De verzekeraar heeft er baat bij dat het effect van «upcoding» wordt geminimaliseerd. Omgekeerd is een goede vertrouwensband tussen beide onderhandelingspartners alleen mogelijk als ook de aanbieder streeft naar minimalisering van deze effecten. De zorgverzekeraar zal zich als uitvoerder van de zorgverzekering (maatschappelijk) moeten verantwoorden aan patiënten, overheid en politiek en toezichthouders.
In de Verenigde Staten contracteert de inkoper van zorg inzake Medicare en Medicaid (i.c. de staat) zogenaamde peer review organisations. Dit is een groep artsen en verpleegkundigen die steekproefsgewijs de juistheid van enerzijds de medische dossiers en anderzijds de codering toetsen. Hier gaat een disciplinerend effect van uit en «upcoding» wordt op deze wijze verminderd. Dit impliceert dat de zorgverzekeraar, wanneer men dit projecteert op de Nederlandse situatie, de aangewezen partij is zijn toezichtfunctie zo goed mogelijk te organiseren.
39
Werken in een ZBC levert de specialist geen extra inkomen bovenop de lumpsum op. Dit verklaart mogelijkerwijs waarom niet alle specialisten interesse hebben in het werken binnen een ZBC. Deze discussie wordt overbodig bij verdere voortgang van het DBC-traject. Hoe voorkomtudat na invoering van DBC’s het voor specialisten juist zeer aantrekkelijk wordt om in ZBC te werken er een leegloop uit de ziekenhuizen ontstaat?
Na invoering van de DBC’s is het aan verzekeraars om zorg in te kopen op die plaatsen waar die doelmatig en kwalitatief verantwoord wordt geleverd. Dit kan in een ziekenhuis zijn, maar ook in een zelfstandig behandelcentrum. Als behandelcentra bepaalde zorg efficienter en beter kunnen leveren dan de ziekenhuizen is het goed mogelijk dat er meer specialisten in behandelcentra gaan werken. Een groot gedeelte van de zorg leent zich er overigens niet voor om geleverd te worden in ZBC’s, bijvoorbeeld omdat er sprake is van zorg die meer vereist dan polikliniek of dagbehandeling of van complexe zorg waar kapitaalintensieve infrastructuur bij nodig is. Deze zorg zal dus door verzekeraars in de ziekenhuizen ingekocht worden.
Niet alle specialisten zijn vrijgevestigd. Rond de 40% werkt in loondienst. Ook dit is een manier voor ziekenhuizen om voldoende medisch personeel te behouden. Vanzelfsprekend is het bij een dergelijke toenemende vrijheid van vestigingsplaats wel van belang dat er voldoende aanbod van specialisten is. Dit punt heeft daarom ook mijn aandacht. In reactie op de adviezen van het Capaciteitsorgaan wordt het aantal opleidingsplaatsen voor medisch specialisten inmiddels fors uitgebreid.
40
Op welke gronden kunnen verzekeraars een verzoek tot uitzondering indienen om te kunnen participeren in een zelfstandig behandelcentrum? Zeker indien in ZBC winst gemaakt mag worden, betreft het dan geen collectief geld dat niet aan directe zorg wordt besteed?
Ziekenfondsen kunnen om uiteenlopende redenen een verzoek tot uitzondering om te kunnen participeren in een behandelcentrum indienen. Tot nu toe hebben ziekenfondsen nog geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een dergelijk verzoek te doen. Het CVZ zal bij eventuele verzoeken per individueel geval bekijken of het verzoek gehonoreerd moet worden. Op dit moment is het behandelcentra niet toegestaan een winstoogmerk te hebben. De eventuele winst van het behandelcentrum moet ten goede komen aan de doelstelling die de stichting nastreeft. Deze doelstelling staat omschreven In de statuten van de stichting, die gecontroleerd worden door het College bouw ziekenhuisvoorzieningen alvorens een vergunning wordt afgegeven. Het College bekijkt of de door de stichting beoogde doelstelling ten goede komt aan de zorg.
41
De minister is terughoudend in het toestaan van participatie van ziekenhuizen aan ZBC’s. Welke nadelen zietuhier? (blz. 7)
In mijn brief van 31 maart 2003 heb ik niet aangegeven terughoudend te zijn over participatie van ziekenhuizen in behandelcentra, maar mij nader te willen beraden op een standpunt over dit onderwerp. Mijn huidige standpunt is dat wanneer er sprake is van participatie van ziekenhuizen in zelfstandige behandelcentra, transparantie en zelfstandigheid gewaarborgd moeten zijn. Er moet duidelijk inzicht bestaan in de wijze waarop het ziekenhuis in het behandelcentrum participeert. Voor mij staat voorop dat er bij behandelcentra sprake is van een eigen bedrijfsvoering, eigen contracten met verzekeraars, eigen verslaglegging en een eigen fiscale eenheid. Hiertoe dienen behandelcentra in oprichting aan het College bouw ziekenhuisvoorzieningen een accountantsverklaring, de statuten van de stichting en een document waaruit blijkt welke relaties het behandelcentrum met andere rechtspersonen heeft, te overleggen. Wanneer aan de voorwaarden van zelfstandigheid en transparantie is voldaan, zie ik geen nadelen van participatie van een ziekenhuis in een behandelcentrum.
Vragen GroenLinks-fractie
42
Door het toelaten van nieuwe aanbieders is het «denkbaar dat enige capaciteit bij bestaande ziekenhuizen onbenut zal blijven». Kan de minister aangeven of het financiële voordeel dat met de (verwachte) efficiency door ZBC’s wordt gehaald opweegt tegen de te verwachten leegstand in ziekenhuizen?
Op dit moment bestaat hierin geen duidelijk inzicht, maar naar verwachting leidt de toename van het aantal aanbieders tot een zodanige dynamiek dat er uiteindelijk financieel voordeel ontstaat. Het is echter bijna onmogelijk om dat voordeel op voorhand kwantitatief te duiden. Naast het te verwachten financiële voordeel wil ik ook benadrukken dat de keuzevrijheid van consumenten wordt vergroot en dat de arbeidssatisfactie van het personeel zal verhogen door de voordelen die het werken in een kleine organisatie met een hoge mate van planbaarheid biedt.
43
Van ZBC’s wordt efficiencywinst verwacht. Hoe groot is die efficiencywinst, en in hoeverre is die toe te schrijven aan het feit dat zij de krenten uit de pap van de patiëntenpopulatie ziekenhuizen halen? Hoe kunnen ZBC’s en ziekenhuizen door deze oneerlijke verdeling van de lasten op een eerlijke manier concurreren?
De «krenten uit de pap» suggereert dat het om bijzondere behandelingen gaat. Behandelcentra richten zich echter op de routinematige, electieve verrichtingen, die mijns inziens juist geen krenten in de pap zijn. Er is geen sprake van een oneerlijke verdeling van lasten. Er is in ziekenhuizen wel sprake van een breder zorgaanbod dan in behandelcentra, omdat ziekenhuizen zich naast de electieve zorg ook richten op de spoedeisende en acute zorg. Hiertoe zijn het personeel en de apparatuur van ziekenhuizen ook toegerust, in tegenstelling tot behandelcentra. Het is dus niet zo dat er een oneerlijke verdeling van lasten is, maar een ziekenhuis biedt nu eenmaal meer soorten zorg aan dan een behandelcentrum. Op het gebied van de electieve zorg in polikliniek en dagbehandeling, de zorg die zowel ziekenhuis als behandelcentrum aanbieden, kunnen de diverse aanbieders concurreren. De invoering van Diagnose Behandeling Combinaties, voorzien in 2004, zal deze onderlinge concurrentie tussen aanbieders verder doen toenemen. De eerste signalen hiervan blijken al uit het experiment «ruimte voor resultaat».
44
Wat was het argument tot samenwerking met een regulier ziekenhuis en waarom geldt dat nu niet meer? Het is toch nog steeds zo dat bij calamiteiten wordt teruggevallen op de reguliere ziekenhuizen?
Op het moment dat behandelcentra onder de Wet ziekenhuisvoorzieningen werden gebracht was de redenering dat behandelcentra uiteindelijk zouden worden geïncorporeerd binnen bestaande ziekenhuizen. Die gedachte heb ik verlaten. Ik zie behandelcentra als een nuttige toevoeging aan het zorgaanbod binnen de curatieve sector.
Er bestaat bij calamiteiten nog steeds de mogelijkheid om terug te vallen op reguliere ziekenhuizen. Er wordt in de vergunning echter niet meer als voorwaarde gesteld dat er samenwerking moet zijn, omdat die voorwaarde moeilijk handhaafbaar bleek en verkeerd gehanteerd werd door sommige ziekenhuizen.
45
Waarom weigeren sommige ziekenhuizen samenwerking met ZBC’s?
Er blijken verschillende redenen te zijn voor ziekenhuizen om samenwerking met een zelfstandig behandelcentrum te weigeren. Enkele voorbeelden hiervan zijn het hebben van een verschillende perceptie over het nut van het oprichten van een behandelcentrum voor een bepaald specialisme, het afschermen van het werkgebied door het ziekenhuis en het bestaan van een slechte relatie tussen ziekenhuis en ZBC-initiatiefnemer.
46
Hoe ziet de minister de verhouding tussen ZBC’s en reguliere ziekenhuizen in relatie tot de spreiding van ziekenhuisvoorzieningen? Kan de uitbreiding van het aantal ZBC’s leiden tot sluiting van ziekenhuizen? Zo ja, moet als de spreiding van ziekenhuizen moet worden gewaarborgd de ZBC’s niet aan banden worden gelegd?
Er is geen verband tussen zelfstandige behandelcentra en de spreiding van ziekenhuisvoorzieningen. De regelgeving rondom de spreiding van ziekenhuisvoorzieningen spitst zich toe op de bereikbaarheid van voorzie-
ningen voor spoedeisende hulp en daarin spelen behandelcentra geen rol. Er wordt maar een beperkt aspect van de curatieve zorg, namelijk (elec-tieve) zorg in polikliniek en dagbehandeling, aangeboden in behandel-centra. Ziekenhuizen bieden meer dan alleen deze vorm van zorg, bijvoorbeeld de spoedeisende zorg. Op basis daarvan valt dan ook niet te verwachten dat ziekenhuizen zullen sluiten door de toename van het aantal behandelcentra.
47
Waarom wil de minister de ZBC’s niet onder hetzelfde kwaliteitsregime
zetten als de reguliere ziekenhuizen?
Voor het kwaliteitsregime geldt dat ik niet heb gezegd dat ik behandel-centra niet onder hetzelfde regime wil brengen als ziekenhuizen. Het is voor de handliggend dat behandelcentra zich juist aansluiten bij dat wat voor ziekenhuizen al geldt. De kwaliteitseisen zoals die in ziekenhuizen aan zorg in polikliniek en dagbehandeling worden gesteld gelden eveneens voor behandelcentra.
48
Wat zijn volgens de minister de voor- en nadelen van het opheffen van het
winstverbod?
Als het winstverbod wordt opgeheven mag de winst vrij worden bestemd, dus ook worden uitgekeerd aan derden (eigenaren of aandeelhouders). Vrije winstbestemming bij reguliere zorginstellingen is een stap in het traject van de huidige budgetbekostiging naar prestatiebekostiging, een onderdeel van vraagsturing. Vraagsturing wordt begeleid door nieuwe «checks and balances». Deze zijn beschreven in de nota «Vraag aan Bod». Belangrijk zijn de waarborgen voor kwaliteit, voor gezonde marktverhoudingen en tegen financiële risico’s.
Relevante mogelijke voordelen van uitkeerbare winst zijn snellere en/of meer toetreding van nieuwe zorgaanbieders (dus meer concurrentie) en toegang tot privaat kapitaal. Minimumvoorwaarden voor het introduceren van winstbeogende reguliere instellingen zijn voldoende transparantie, het oplossen van de kapitaallastenproblematiek en toereikende sectorspecifieke mededingingsregulering. Uitkeerbare winst zou in een scenario waarin sprake is van onvoldoende toetreding, en vooral bij onvoldoende transparantie, kunnen leiden tot onnodige kostenstijgingen en kwaliteitsverlies. Gezien de stand van zaken bij transparantie en sectorspecifieke mededingingsregulering is het nu nog te vroeg om te starten met winst-beogende reguliere zorginstellingen.
Winstoogmerk in de zorg is overigens op zichzelf niet nieuw. Er wordt winst gemaakt door leveranciers van producten en diensten aan zorginstellingen. Denk aan levensmiddelenbedrijven, schoonmaakbedrijven, farmaceutische industrie etcetera. Ook in het eerste en tweede compartiment is feitelijk het winstoogmerk al gangbaar bij de individuele zorgverlener die als zelfstandige ondernemer optreedt.
49
Is het reëel dezelfde tarieven te hanteren voor ZBC’s en ziekenhuizen, gezien de grote verschillen in schaal en in het soort operaties die beiden doen? Zo nee, waarom heeft de minister er dan geen bezwaar tegen dat Achmea onderhandelt met de reguliere ziekenhuizen met het veel lagere ZBC tarief als stok achter de deur?
Het is duidelijk dat er een verschil bestaat tussen de overheadkosten van een ziekenhuis en een behandelcentrum. Omdat een ziekenhuis nu
eenmaal een grotere organisatie met een 24-uursbeschikbaarheid is, heeft deze hogere kosten. Voor de verrichtingen in behandelcentra waarvoor nog geen afspraken op basis van DBC’s worden gemaakt, geldt dat er door het College tarieven gezondheidszorg maximumtarieven zijn vastgesteld. Deze maximumtarieven zijn gelijk aan de neventarieven die voor ziekenhuizen gelden. Ziekenhuizen kunnen bovenop deze neventarieven nog het zogenaamde sluittarief declareren.
Ten aanzien van DBC-prijzen geldt dat aanbieders (zowel ziekenhuizen als behandelcentra) en zorgverzekeraars met elkaar onderhandelen over de hoogte van de prijs. Indien Achmea met behandelcentra voor gelijke zorg een lagere DBC-prijs overeen kan komen dan met het ziekenhuis, dan is dat juist het beoogde resultaat van de introductie van DBC’s. Hierbij dient aangemerkt te worden dat een verzekeraar in de onderhandeling niet de macht over het ziekenhuis heeft, omdat de verzekeraar een zorgplicht jegens zijn verzekerden heeft en er sowieso productieafspraken met het ziekenhuis gemaakt moeten worden voor zorgproducten die behandel-centra niet aanbieden. Er is daardoor sprake van een wederzijdse afhankelijkheid tussen aanbieder en verzekeraar.
50
Kan de minister inzicht geven in de mate waarin personeel door ZBC’s wordt «weggekocht» uit de reguliere zorg, bijvoorbeeld door betere lonen of andere (secundaire) arbeidsvoorwaarden?
Er bestaat geen inzicht in de mate waarin personeel vanuit ziekenhuizen overstapt naar behandelcentra. De verwachting is overigens wel dat dit aantal niet groot zal zijn, gezien het marktaandeel van zelfstandige behandelcentra. Het werken in behandelcentra is daarnaast niet voor iedereen interessant, omdat het juist de eenvoudige en minder uitdagende zorg betreft. Ik verwacht dat de werktijden, die veelal tijdens kantooruren vallen, er toe leiden dat behandelcentra juist voor herintreders interessante werkgevers zouden kunnen zijn.
51
Waarom kiest de minister voor het handhaven van het verbod op het exploiteren van ZBC’s door ziekenhuizen? Waarom is inbedding van ZBC’s in ziekenhuizen geen optie?
Er bestaat geen verbod op participatie van ziekenhuizen in behandel-centra. Wanneer ziekenhuizen willen participeren in behandelcentra, omdat zij op die manier bijvoorbeeld ervaring op kunnen doen met het boeken van efficienywinst, is dit onder bepaalde voorwaarden mogelijk. Het betreft de voorwaarden transparantie en zelfstandigheid. Voor mij staat voorop dat er bij behandelcentra sprake is van een eigen bedrijfsvoering, eigen contracten met verzekeraars, eigen verslaglegging en een eigen fiscale eenheid. Hiertoe dienen behandelcentra in oprichting aan het College bouw ziekenhuisvoorzieningen een accountantsverklaring, de statuten van de stichting en een document waaruit blijkt welke relaties het behandelcentrum met andere rechtspersonen heeft, te overleggen.
Het inbedden van behandelcentra in ziekenhuizen is nog wel degelijk een optie. Het is echter niet meer de enige optie, zoals in het verleden wel het geval was. Ten tijde van het tot stand komen van de regeling werden zelfstandige behandelcentra gezien als een noodzakelijk kwaad. Vanuit dat oogpunt was de inbedding in ziekenhuizen de uiteindelijke doelstelling. Nu wordt de bijdrage van zelfstandige behandelcentra aan de marktdynamiek en het wegwerken van de wachtlijsten erkend, waardoor een inbedding in ziekenhuizen niet meer als enige mogelijkheid wordt gezien.
52
Veel ZBC’s hebben een BV-constructie, waardoor een helder zicht op de financiële stromen en het winstverbod niet altijd mogelijk is. Hoe denkt de minister de transparantie in de financiën te vergroten, en een verbod op winst te garanderen?
Artikel 15 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen bepaalt dat «een vergunning uitsluitend kan worden verleend aan een rechtspersoon van wie mag worden aangenomen dat zijn werkzaamheden niet gericht zijn op het behalen van winst». De WZV-vergunninghouder van een zelfstandig behandelcentrum handelt daarom per definitie niet met een winstoogmerk. In praktijk blijkt dat de vergunninghouders van behandelcentra stichtingen zijn. Binnen een stichting dient eventuele winst ten goede te komen aan de doelstelling die de betreffende stichting nastreeft. Wat betreft transparantie geldt dat deze tot uiting komt in de afspraken die verzekeraars met behandelcentra maken. Met de toekomstige uitbreiding van het aantal Diagnose behandeling combinaties zal deze transparantie alleen maar toenemen.
53
Welke effecten verwacht de minister van het uitbreiden van het aantal
ZBC’s op een tweedeling in de zorg?
Zorg in een behandelcentrum is reguliere zorg die ook door ziekenfondsen wordt gecontracteerd. De verzekeraars hebben de taak om voor hun verzekerden de benodigde zorg te contracteren. Zij zijn vrij in hun keuze om dit bij ziekenhuizen of zelfstandige behandelcentra te doen. Wanneer verzekeraars hun wettelijke taak naar behoren uitvoeren is er dan ook geen sprake van tweedeling.
BIJLAGE Bijlage bij vraag 2
Specialisme FTE
Oogheelkunde 22,64
Dermatologie 12,4
Interne geneeskunde 7,65
Chirurgie 6,65
Anesthesiologie (pijnpoli) 6,03
Plastische chirurgie 4,65
Orthopedie 4,3
Radiologie 3,49
Longziekten 2,62
Cardiologie 2,45
Neurologie 2,2
Reumatologie 1,5
Psychiatrie 1,4
Kindergeneeskunde 1,35
Gynaecologie 1,3
Overig 0,8
KNO 0,45
Revalidatie 0,4
Urologie 0,2
Allergologie 0,2
Totaal 82,28
Met de Parlementaire Monitor volgt u alle parlementaire dossiers die voor u van belang zijn en bent u op de hoogte van alles wat er speelt in die dossiers. Helaas kunnen wij geen nieuwe gebruikers aansluiten, deze dienst zal over enige tijd de werkzaamheden staken.